Nederland
Stop gedwongen terugkeer naar Irak
21 mei 2010 Amnesty International dringt er bij de Nederlandse
regering op aan om onmiddellijk op te houden met het gedwongen
terugsturen van afgewezen asielzoekers naar Irak. De organisatie is
bezorgd dat het gedwongen uitzetten door Nederland een precedent schept
dat andere Europese landen zullen volgen, in strijd met de richtlijnen
van de Hoge Vertegenwoordiger voor de vluchtelingen van de Verenigde
Naties (UNHCR).
Daarnaast is Amnesty International gealarmeerd door berichten dat de
Nederlandse autoriteiten mogelijk buitensporig geweld gebruikt hebben
tijdens een uitzetting op 30 maart 2010 en vraagt de Minister van
Justitie om hier zo spoedig mogelijk een onafhankelijk onderzoek naar
in te stellen.
Op 30 maart 2010 werd door de Nederlandse autoriteiten een groep van 35
Irakezen gedwongen teruggestuurd vanuit Rotterdam naar Bagdad in Irak,
in strijd met VN-richtlijnen. Het bracht de teruggestuurde Irakezen in
ernstig gevaar.
Amnesty International dringt er bij de Nederlandse regering op aan
onmiddellijk op te houden met zulke gedwongen uitzettingen naar Irak,
vanwege de voortdurende politieke onzekerheid en de risicos die
teruggestuurde asielzoekers lopen in dit land, zo zegt Eduard Nazarski.
directeur van de Nederlandse afdeling van Amnesty International.
De gedwongen uitzettingen van 30 maart 2010 zijn in strijd met de
richtlijnen van de Hoge voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties
(UNHCR). In deze richtlijnen identificeert de UNHCR de provincies
Bagdad, Ninewa(Mosul), Kirkuk, Diyala en Salah al-Din als in het
bijzonder gevaarlijk. De UNHCR adviseert Irakezen niet gedwongen naar
deze provincies uit te zetten. De UNHCR adviseert ook om niemand
gedwongen uit te zetten naar ander delen van Irak, tenzij een
individuele beoordeling aantoont dat het voor de persoon in kwestie
veilig is om terug te keren.
Amnesty International heeft de afgelopen tijd een aantal van de 35
Irakezen die op 30 maart door Nederland gedwongen zijn uitgezet,
gevolgd. Hierbij zitten mensen uit Bagdad, Mosul en de andere
provincies die door de UNHCR als onveilig bestempeld zijn. In alle
gevallen zeiden de mensen die Amnesty gesproken heeft dat zij niet
konden terugkeren naar hun eigen woonplaats uit angst voor hun
veiligheid.
Een man, een 22 jarige Shiitische moslim behorend tot de Turkmeense
minderheid, vertelde Amnesty dat hij bang is om terug te gaan naar Tal
Afar, ten noorden van Mosul, een gebied waar honderden burgers de
afgelopen jaren zijn omgekomen bij sektarisch en ander politiek
gemotiveerd geweld. Nog op 14 mei werden 25 mensen in Tal Afar gedood
door een zelfmoordaanslag op een voetbalstadion.
Een ander man die op 30 maart gedwongen werd teruggestuurd, een
36-jarige Soennitische moslim uit Bagdad, vertelde Amnesty
International dat hij vreesde het doelwit te worden van zowel leden van
zijn eigen gemeenschap als van gewapende Shiitische milities, omdat hij
in het verleden gewerkt heeft voor buitenlandse beveiligingsbedrijven.
In 2008, zo vertelde hij, toen hij werkte voor een communicatiebedrijf,
zijn 2 van zijn collegas ontvoerd en sindsdien is er niets meer van hen
vernomen. Hij vertelde Amnesty International dat sinds hij gedwongen is
teruggestuurd, hij niet durft terug te keren naar zijn familie.Hij gaat
van tijdelijke verblijfplaats naar tijdelijke verblijf plaats in Bagdad
omdat hij voor zijn leven vreest.
Amnesty International is tegenstander van gedwongen terugkeer naar Irak
in de huidige situatie van voortgaande onveiligheid en instabiliteit.
De organisatie vindt dat Irakezen uit de 5 provincies die in het
bijzonder gevaarlijk zijn, Ninewa (Mosul), Kirkuk, Diyala, Salah al-Din
en Bagdad, een vluchtelingenstatus of andere vorm van bescherming
zouden moeten krijgen. Als het gaat om asielzoekers uit andere delen
van Irak dan zou er een individuele beoordeling moeten volgen, om te
bepalen of zij voor een vluchtelingenstatus of een andere vormen van
bescherming in aanmerking moeten komen.
In alle gevallen waar asielzoekers uit Irak niet in aanmerking komen
voor een vluchtelingenstatus of andere vormen van bescherming, roep
Amnesty International gastlanden op om hen tijdelijke bescherming op
humanitaire gronden te bieden totdat de veiligheidssituatie in het land
verder verbetert is en het veilig voor hen is om terug te keren.
Amnesty International is ook bezorgd over beweringen dat Nederlandse
veiligheidsfunctionarissen op het vliegveld van Rotterdam buitensporig
geweld gebruikt hebben bij de gedwongen uitzetting op 30 maart en
vraagt de Nederlandse autoriteiten om dit zo snel mogelijk, volledig en
onafhankelijk te onderzoeken. Een van de uitgezettene beweerd dat hij
in zijn gezicht geslagen is door veiligheidspersoneel, tot bloedens
toe. Ook zou hij met geweld op de grond gehouden zijn, waarbij er
geslagen is in zijn maag en op zijn rug. Twee andere uitgezettenen
vertelden Amnesty International dat hoewel zij zelf niet mishandeld
zijn, zij gezien hebben hoe anderen uit de groep van 35 geslagen werden
door veiligheidspersoneel.
Amnesty International erkend dat geweldsgebruik door
veiligheidspersoneel in bepaalde omstandigheden legitiem kan zijn, als
het gaat om de uitoefening van hun functie. Maar er zijn indicaties dat
in dit geval het geweldsgebruik buitensporig geweest zou kunnen zijn en
in strijd met het vereiste dat onvrijwillige uitzettingen plaats moeten
vinden in veiligheid en in waardigheid en met voldoende waarborgen om
te verzekeren dat de rechten van de betreffende mensen gerespecteerd
worden, aldus Eduard Nazarski.
Amnesty International