Cultuur en gedrag cruciaal bij intern toezicht woningcorporaties

26/05/2010 08:00

VTW

Cultuur en gedrag binnen raden van commissarissen van woningcorporaties zijn net zo belangrijk als het voldoen aan formele regels. Dat is de belangrijkste conclusie van onafhankelijk onderzoek door de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) in opdracht van de Vereniging van Toezichthouders in Woningcorporaties (VTW). Het onderzoek richtte zich op de invloed van soft skills op de effectiviteit van raden van commissarissen bij woningcorporaties. Adviesbureau Professional Board Services (ProBoardS) heeft de werving van de respondenten voor zijn rekening genomen.

Zogenaamde harde of traditionele controls en instrumenten van toezicht richten zich op het vaststellen van formele meetbare resultaten en het bewaken via adequate rapportage. Soft skills appelleren aan de motivatie, loyaliteit, integriteit, inspiratie en normen en waarden van betrokkenen. Zij richten zich daarmee meer op het beïnvloeden van gedrag middels het beïnvloeden van de organisatie en managementcultuur, het motiveren van individuen en het tonen van leiderschap.

Cultuur en gedrag

Albert Kerssies, directeur van de VTW: "De hoofdconclusie van het onderzoek ondersteunt de geldende opvatting dat harde formeel meetbare criteria, zoals deskundigheid, formele onafhankelijkheid en het aantal nevenfuncties vaak niet van doorslaggevend belang zijn voor de kwaliteit en effectiviteit van het interne toezicht. Codes, regels en andere vereiste criteria zijn belangrijk, maar nutteloos op het moment dat cultuur en gedrag in een raad van commissarissen niet op orde zijn."

Onderling vertrouwen

Het onderzoek laat ook zien dat vertrouwen tussen commissarissen onderling een belangrijke rol speelt bij de toezichthoudende taak. De vertrouwensband tussen bestuurders en commissarissen is vooral van belang voor de adviesfunctie van de raad van commissarissen. Deze vertrouwensrelaties hebben een grotere invloed op het functioneren van de raad dan de expertise en samenstelling van de raad, factoren die in tal van codes van goed bestuur nadrukkelijk zijn opgenomen. Albert Kerssies: "Eén van de bevindingen is dat zowel commissarissen als bestuurders neigen naar overschatting van de eigen vaardigheden en de persoonlijke rol in het effectief functioneren van de raad. Dat impliceert dat men elkaar beperkt aanspreekt op het functioneren."