Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Rozenteelt

27 mei 2010 - kamerstuk

Kamerbrief met antwoorden op Kamervragen over de naleving van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden door rozentelers. De AID gaat de telers die vorig jaar zijn beboet, opnieuw controleren.

Geachte Voorzitter,
Hierbij zend ik u, mede namens de minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid, de antwoorden op de vragen van de vaste commissie voor
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over berichtgeving inzake het aantreffen
van niet toegelaten middelen in de rozenteelt (nr. 2010Z03161/2010D09063).
1
Uit de uitzending van Argos blijkt dat er recente cijfers van de Algemene
Inspectiedienst (AID) (zouden) zijn. Het zou gaan om cijfers aangaande telers in
Nederland, niet in bijvoorbeeld Afrika. De commissie ontvangt graag deze cijfers
en uw reactie hierop.
3
Is het waar dat bij meer dan de helft van de bezochte telers verboden middelen
zijn aangetroffen?
4
Wanneer en op hoeveel bedrijven heeft de AID bij controles verboden middelen
aangetroffen?
5
Welke illegale middelen heeft de AID aangetroffen bij de telers, en in welke
concentraties?
Onderstaand worden de vragen 1 en 3 t/m 5 beantwoord.
In 2009 zijn 83 van de 218 snijrozentelers gecontroleerd. In gewasmonsters van
48 bedrijven zijn werkzame stoffen van gewasbeschermingsmiddelen
geconstateerd die niet in Nederland zijn toegelaten in de rozenteelt. In 2008 zijn
50 bedrijven gecontroleerd. Bij 28 bedrijven zijn werkzame stoffen aangetoond
van niet goedgekeurde middelen; 20 telers hebben een boete gekregen, drie
telers een waarschuwing en bij vijf telers zijn geen maatregelen getroffen.

Van de 20 bedrijven die een bestuurlijke boete kregen zijn tien bedrijven
inmiddels gestopt, failliet of overgestapt op een andere teelt. De resterende tien
bedrijven zijn in 2009 opnieuw gecontroleerd (deze maken deel uit van de
83 gecontroleerde bedrijven). Bij 8 bedrijven werden opnieuw niet toegelaten
middelen geconstateerd. Deze bedrijven zullen in 2010 opnieuw worden
gecontroleerd.
Bij de drie telers die in 2008 alleen een waarschuwing hebben gekregen, zijn in
2009 geen verboden middelen meer aangetroffen.
De volgende werkzame stoffen zijn aangetroffen in 2008 en 2009: acefaat,
bifenthrin, carbofuran, cyhexatin, epoxiconazool, etoxazool, fenpropimorf,
methamidophos en spiroxamine. De concentraties werkzame stof variëren van
0,01 tot 250 mg/kg.
Spiroxamine is een toegelaten werkzame stof in de EU, maar als middel niet in
Nederland toegelaten.
Twee stoffen (epoxiconazool en fenpropimorf) hebben wel een toelating in
Nederland, maar niet voor de snijrozenteelt. Etoxazool (insecticide) is sinds
september 2009 wel toegelaten in de snijrozenteelt. De overige vijf stoffen zijn
niet toegelaten in de EU.
2
De commissie verzoekt dat het middelengebruik in de rozenteelt wordt betrokken
bij de evaluatie van de Wet Duurzame Gewasbescherming.
Over het verzoek voor deze evaluatie wordt u binnenkort separaat geïnformeerd.
6
Heeft de AID sancties opgelegd aan de telers bij wie verboden middelen zijn
aangetroffen? Zo ja, deelt u de mening dat wanneer overtredingen worden
geconstateerd er dan ook sancties opgelegd moeten worden om de overtredingen
ook daadwerkelijk te stoppen?
7
Hoe vaak wordt er door de AID gecontroleerd op middelengebruik bij telers?
8
Kunt u uitleggen hoe het kan dat het probleem van het gebruik van illegale
middelen in de rozenteelt al 5 jaar speelt, waarom is er niet eerder hiertegen
opgetreden?
Voor de opgelegde sancties verwijs ik naar het antwoord op vraag 1 en 3 t/m 5.
Voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en
biociden is ook de handhaving opnieuw tegen het licht gehouden. In het kader van
het programmatisch handhaven is in 2007 een risicoanalyse voor de diverse
doelgroepen uitgevoerd waarbij twee risico's het zwaarste wogen: de kans op
niet-naleving van de belangrijkste regels en het middelenverbruik door de
doelgroep. Op basis hiervan zijn de rozentelers als één van de hoog risicodoelgroepen
geclassificeerd. De handhavingsactiviteiten zijn hierna geïntensiveerd.

Voorts is onderzoek gedaan naar de motieven van niet-naleven en risico's voor
werknemers en consument. Tot slot heeft de AID de sector geïnformeerd over de
risico's van niet-naleven en scherpere controles aangekondigd. Deze handhavingsactiviteiten
hebben vooralsnog niet geresulteerd in een sterk verbeterde naleving,
zodat ik mij beraad op verdergaande stappen, waaronder die met betrekking tot
de sanctionering.
Motivatie niet naleven
De redenen voor al of niet naleven zijn diffuus. Uit een inventarisatie blijkt dat de
rozentelers die wel naleven (circa 50%) goed uit de voeten kunnen met het
beschikbare pakket aan toegelaten gewasbeschermingsmiddelen. Deze telers
geven ook aan gebruik te maken van minder gevoelige rassen en zetten
biologische bestrijders in. Verschillende factoren lijken van invloed te zijn op
niet-naleving:
- beschikbare gewasbeschermingsmaatregelen (mede afhankelijk van rassenkeuze),
- weinig kennisdoorstroming vanwege lage organisatiegraad telers,
- concurrentie vanuit het buitenland,
- ongunstig investeringsklimaat, en
- innovatie vooral gericht op energie omdat dit een groter deel van de bedrijfskosten
uitmaakt dan gewasbescherming.
Strikte handhaving
Als is vastgesteld dat een niet-toegelaten middel op het gewas is gebruikt, maakt
de AID een boeterapport op. Het boetebureau van de VWA legt vervolgens aan de
hand van het boeterapport een bestuurlijke boete op. Met de inwerkingtreding van
de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden zijn deze bedragen verhoogd:
2000 euro bedraagt de standaard bestuurlijke boete bij een eerste overtreding en
3000 euro bij een tweede overtreding. Bij een derde overtreding in vijf jaar tijd
maakt de AID proces-verbaal op, zodat de zaak via het strafrecht wordt
behandeld. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval kan soms worden
volstaan met een waarschuwing en worden afgezien van een sanctie.
Uitgangspunt voor de handhaving is dat een overtreding zoveel mogelijk moet
worden voorkomen en dat op een reeds begane overtreding een sanctie volgt. Het
is niet altijd mogelijk om overtredingen ook daadwerkelijk te stoppen, omdat
overtredingen meestal achteraf door de AID (onder andere uit monsteranalyses)
worden geconstateerd. Wanneer de AID overtredingen op heterdaad constateert,
worden direct maatregelen genomen om de overtreding te doen stoppen.
Ook dit jaar gaat de AID rozentelers controleren. De recidivisten van 2009 zullen
opnieuw worden gecontroleerd. Naast deze controle acties zal binnenkort in
overleg met LTO worden nagegaan op welke wijze de problemen in de rozenteelt
kunnen worden opgelost.
9
Kunt u voor de verschillende illegale middelen uiteenzetten waarom zij niet zijn
toegelaten en wat de consequenties voor natuur, milieu, dier en mens zijn
wanneer deze middelen toch worden gebruikt?

Bij illegale middelen kan onderscheid worden gemaakt tussen a) middelen die
werkzame stoffen bevatten die in de Europese Unie in het geheel niet zijn
toegestaan, b) middelen die in Nederland niet zijn toegelaten en c) middelen die
wel in Nederland zijn toegelaten, maar niet voor de rozenteelt.
Voor de middelen genoemd onder a is nergens in de Unie een toelating verstrekt
of zijn deze komen te vervallen. Voor deze middelen geldt dat er geen enkele
veilige toepassing is vastgesteld (vijf aangetroffen werkzame stoffen behoren tot
dit type). Voor de middelen genoemd onder b is in Nederland geen toelating
verstrekt, maar mogelijkerwijs in andere lidstaten wel. Spiroxamine is niet
toegelaten in Nederland, maar in andere lidstaten wel in de graanteelt).
De oorzaken voor het ontbreken van toelatingen als bedoeld onder b en c kunnen
economisch (te kleine afzetmarkt) of inhoudelijk (geen veilige toepassing) van
aard zijn. Het gevolg is dat er geen toelating wordt aangevraagd bij het College
voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) of dat deze
wordt afgewezen of na herbeoordeling is vervallen.
Middelen uit de c-categorie hebben weliswaar een toelating in Nederland en zijn
dus beoordeeld door het Ctgb, maar niet voor de bewuste toepassing in de
rozenteelt onder glas. (Epoxiconazool is toegelaten in de graanteelt, maar niet in
de rozenteelt; fenpropimorf is toegelaten voor stokrozen maar niet voor
snijrozen).
Voor de toegelaten teelten, niet zijnde de rozenteelt, is de toepassing van het
middel bij een juist gebruik veilig en zijn de effecten voor mens, dier en milieu
aanvaardbaar. Deze effecten zijn echter niet beoordeeld voor de werknemers in
de rozenteelt, de consument en het milieu. Met andere woorden: hier is niet met
zekerheid te zeggen wat de effecten zullen zijn. Daarom is een niet-toegelaten
toepassing verboden.
10
Kunt u een inzicht geven in de gezondheidsrisico's voor werknemers van de
aangetroffen bestrijdingsmiddelen?
Voor toegelaten gewasbeschermingsmiddelen zijn de gezondheidsrisico's voor
werknemers beoordeeld en bij het werken volgens de voorschriften aanvaardbaar
bevonden. Van de niet toegelaten middelen zijn deze risico's niet beoordeeld. Er is
dus niet bekend wat de risico's zijn. De middelen die in andere EU-lidstaten zijn
toegelaten, zijn daar beoordeeld, wat betekent dat de gezondheidsrisico's onder
de landbouw- en milieucondities van de andere lidstaat aanvaardbaar worden
geacht.
11
Is de arbeidsinspectie alert op de risico's van het gebruik van illegale bestrijdingsmiddelen
voor werknemers? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoeveel capaciteit wordt
er ingezet op controle? Hoe groot is de pakkans en tegen hoeveel bedrijven
(absoluut en procentueel) zijn maatregelen getroffen?
De Arbeidsinspectie ziet toe op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
vanuit het perspectief van veilig en gezond werken.

De nadruk ligt daarbij op het gebruik van de voorgeschreven persoonlijke
beschermingsmiddelen tijdens en na toepassing van gewasbeschermingsmiddelen
en op naleving van de voorschriften voor herbetreding van percelen en kassen na
toepassing van deze middelen. De daartoe strekkende aanwijzingen op het etiket
zijn daarbij leidend. Bij het uitoefenen van haar toezichthoudende taak controleert
de Arbeidsinspectie niet of het een etiket van een toegelaten of een niet
toegelaten bestrijdingsmiddel betreft. Het toezicht op de aanwezigheid en het
gebruik van illegale gewasbeschermingsmiddelen berust bij de AID.
12
Heeft u inzicht in het gebruik van beschermende maatregelen voor werknemers
tegen bestrijdingsmiddelen in de rozenkwekerij en wat doet u om dit gebruik te
bevorderen?
De Arbeidsinspectie beschikt niet over specifieke informatie over beschermende
maatregelen voor werknemers tegen (resten van) gewasbeschermingsmiddelen in
de rozenteelt.
In 2007 is wel een algemeen inspectieproject in de glastuinbouw (waaronder 53%
sierteelt) uitgevoerd. In het kader van dat project zijn (onder andere) controles
uitgevoerd op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en de daarbij te
treffen beschermende maatregelen. Daarbij zijn in 25% van de bedrijven
overtredingen aangetroffen op het gebied van opslag en gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.
Deze overtredingen hadden in 54% van de gevallen
betrekking op de herbetredingsvoorschriften (inclusief het gebruik van
persoonlijke beschermingsmiddelen). In 27% van de gevallen was sprake van
gebrekkige opslag, en in 7% van de gevallen was de blootstelling van werknemers
aan de middelen niet beoordeeld.
Om het verantwoord omgaan met gewasbeschermingsmiddelen in de glastuinbouw
te bevorderen, verschijnt binnenkort een zogenaamde branchebrochure
voor de glastuinbouw, waarin onder andere de belangrijkste regels op dit gebied
nader worden toegelicht en waarin is beschreven hoe de Arbeidsinspectie en de
overige, bevoegde toezichthouders toezicht houden op de naleving van deze
regels.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg