Persbericht 20 mei 2010
Populistische partijen en establishment passen zich aan elkaar aan
Partijen die zich stevig afzetten tegen de bestaande politiek, zijn in
staat hun politieke agenda uit te voeren. Dan kan alleen als de
gevestigde en de nieuwe partijen zich aan elkaar aanpassen. Onderzoek
van promovendus Julien van Ostaaijen naar Leefbaar Rotterdam na 2002
laat zien hoe deze paradox zich voordeed. Hij verwacht dat andere
populistische partijen door aanpassing ook succes kunnen hebben.
Ondanks wederzijdse afkeer tussen de `oude' politieke partijen in de
Rotterdamse gemeenteraad en nieuwkomer Leefbaar Rotterdam, lukte het
die partij belangrijke programmapunten te verwezenlijken. In 2002 had
de partij een derde van de stemmen gewonnen en trad Leefbaar toe tot
het college van B & W. De vraag was of Leefbaar Rotterdam zich zou
aanpassen of dat het bestaande systeem dat zou doen. Ondanks dat
Leefbaar Rotterdam geen meerderheid had in de raad, en zich afzette
tegen de andere partijen, is de partij erin geslaagd succes te hebben,
mede omdat veel politieke en niet politieke actoren die veranderingen
mogelijk maakten. Vooral op het gebied van een strikter
veiligheidsbeleid (0-tolerantie), maar in meer of mindere mate ook op
het gebied van een strengere aanpak van immigratie- en
integratievraagstukken, duidelijker afrekenbaarheid van politici en
meer inbreng van de burger in de politiek. Tegelijkertijd moest ook
Leefbaar Rotterdam zich aanpassen. Het spel van coalitievorming werd
geaccepteerd en het uitvoeren van het veiligheidsbeleid werd zelfs
grotendeels aan de liberale burgemeester Opstelten overgelaten.
Ideeën Leefbaar Rotterdam geaccepteerd
Julien van Ostaaijen deed zijn onderzoek aan de hand van interviews met
politici en ambtenaren, analyse van websites, kranten en programma's en
bezoek aan debatten en (buurt)bijeenkomsten. Hij concludeert dat de
agenda van Leefbaar Rotterdam zelfs voor een deel werd uitgevoerd nadat
in 2006 de partij geen deel meer uitmaakte van het College van B & W.
Dat kwam doordat die onderdelen inmiddels breed binnen het Rotterdamse
bestuur gedragen werden en niet meer van Leefbaar Rotterdam afhankelijk
waren. Het gaat dan bijvoorbeeld om het veiligheidsbeleid, het
formuleren van afrekenbare doelstellingen en het `kijken achter de
voordeur'.
Het succes van vooral het veiligheidsbeleid tussen 1998 en 2008 is
geanalyseerd op basis van urban regime analyse. Na 2002 kwam er een
nieuwe, aansprekende agenda (Rotterdam veiliger maken), ondersteund
door een bestuurlijke coalitie bestaande uit politiek (met een
belangrijke rol voor Leefbaar Rotterdam en later de PvdA), bestuur,
politie en OM om deze uit te voeren. Deze coalitie beschikte over
voldoende (materiële en niet-materiële) hulpbronnen voor de uitvoering
van de agenda en er was vertrouwen en uitruil als basis voor
samenwerking.
Het onderzoek is van belang in het licht van de opkomst van andere
populistische politieke partijen. Op basis van het onderzoek is te
verwachten dat populistische partijen ook elders succes kunnen hebben.
Ook valt te verwachten dat zij dat alleen kunnen doen, door zich aan te
passen aan de spelregels van de bestaande politiek.
Julien van Ostaaijen (Breda 1978) studeerde Bestuurskunde aan de
Universiteit van Tilburg en werkt nu als onderzoeker bij de Tilburgse
School voor Politiek en Bestuur.
Universiteit van Tilburg