Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg Belgie

het brutoloon â wettelijke bekrachtiging met terugwerkende kracht is verenigbaar met de Grondwet

Berekening van intresten op het brutoloon â wettelijke bekrachtiging met terugwerkende kracht is verenigbaar met de Grondwet

Grondwettelijk Hof, 12 mei 2010, nr. 55/2010, zaken 4759 en 4785 :Â Berekening van intresten op het brutoloon â Wettelijke bekrachtiging met terugwerkende kracht is verenigbaar met de Grondwet

De artikelen 81 en 82 van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen wijzigen een aantal bepalingen van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers. Ingevolge deze teksten heeft de werknemer theoretisch recht op zijn brutoloon en moeten eventueel verschuldigde intresten derhalve worden berekend op dat brutoloon.

De inwerkingtreding van de artikelen 81 en 82 van de wet van 26 juni 2002 werd door een koninklijk besluit van 3 juli 2005 vastgelegd op 1 juli 2005. Zich baserend op een vormfout bij de totstandkoming van dit koninklijk besluit, weigerde een minderheid in de rechtspraak dit K.B. toe te passen en berekende zij de intresten zoals vanouds op het nettoloon. Om de rechtsonzekerheid op te lossen die door deze stroming in de rechtspraak werd veroorzaakt, vond de wetgever het nodig om het K.B. van 3 juli 2005 bij wet te bekrachtigen. Aldus hebben de artikelen 69 en 70 van de wet van 8 juni 2008 houdende diverse bepalingen (I) aan het K.B. een wettelijke grondslag gegeven op de datum van diens inwerkingtreding, zijnde 1 juli 2005. Deze wettelijke bekrachtiging had bijgevolg een terugwerkende kracht.

In zijn arrest van 12 mei 2010 heeft het Grondwettelijk Hof beslist dat de terugwerkende kracht van de artikelen 69 en 70 van de wet van 8 juni 2008 verantwoord is door dwingende motieven van algemeen belang. Het Hof aanvaardt in dit opzicht de argumenten van de wetgever, die verband hielden met de rechtsonzekerheid veroorzaakt door een bepaalde minderheid in de rechtspraak. Het Hof wijst er tevens op dat ondanks hun terugwerkende kracht, de artikelen 69 en 70 geen nieuwe bepalingen bevatten ten opzichte van die welke in het K.B. van 3 juli 2005 voorkwamen. De bekrachtiging heeft m.a.w. enkel betrekking op bepalingen waarvan de rechtsonderhorigen reeds de juiste draagwijdte kenden. Bijgevolg zijn de betrokken bepalingen verenigbaar met de principes van gelijke behandeling en niet-discriminatie.

In dezelfde zin: Grondw. Hof, 4 februari 2010, nr. 6/2010, zaken 4653, 4658 en 4690

Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg -