Datum 28 mei 2010 -
Bediening op afstand van de kleine sluizen in Zeeland, inventarisatie van storingen.
Geachte voorzitter,
Naar aanleiding van het verzoek van de commissie voor Verkeer en Waterstaat
om een reactie op de storingsgegevens zoals die door de heer Jansen (SP) tijdens
het Algemeen Overleg van 21 april 2010 zijn aangedragen, bericht ik u hierbij het
navolgende.
De praktijk wijst uit dat bij het bedienen van complexe technische installaties
zoals bijvoorbeeld sluiscomplexen, er altijd kans bestaat dat er storingen
optreden. In het geval van de kleine sluizen in Zeeland ten tijde van de evaluatie,
betreft het storingen die ook bij het lokaal bedienen van sluizen kunnen optreden
en nieuwe storingen die direct gerelateerd zijn aan de systemen en installaties die
het bedienen op afstand mogelijk maken. Overigens leidt niet iedere storing tot
hinder voor de vaarweggebruiker of heeft gevolgen voor de veiligheid. Zo wordt
ook een technisch mankement als bijvoorbeeld een kapotte lamp, gemeld en
geregistreerd.
De door de heer Jansen aangedragen documenten betreffen kopieën van een
aantal van de journalen die in de periode oktober 2009 - april 2010 in de
bediencentrale op het Tophuis werden opgesteld. In de bediencentrale wordt door
de dienstdoende operators dagelijks een overzicht bijgehouden waarin per object
meldingen worden vastgelegd van onder andere opgetreden storingen. Mede in
het kader van de evaluatie worden de gemelde storingen die in relatie staan tot
bedienen op afstand, uitgefilterd, verzameld, geanalyseerd en gepresenteerd in
tabellen (bijlage 1) en grafische overzichten (bijlage 2).
De verklaring voor het gesuggereerde verschil tussen het aantal storingen zoals
door de heer Jansen is aangegeven, en het beeld uit de tussenevaluatie van een
sterk afnemend aantal storingen na de overgang naar bediening op afstand, ligt in
de interpretatie van de in de journalen geregistreerde meldingen.
Uit analyse over het eerste kwartaal van 2010 van de door de heer Jansen
Datum
aangedragen gegevens blijkt (bijlage 3) dat een groot aantal van de aangemerkte
meldingen geen relatie heeft met bedienen op afstand. Deze meldingen zijn Ons kenmerk
daarom dan ook niet in het (grafisch)overzicht van de evaluatie meegenomen, de RWS/SDG/NW10/746/90566
overige meldingen wel.
Op basis van deze analyse concludeer ik daarom dat het door mij tijdens het AO
van 21 april 2010 gepresenteerde (grafische) beeld van een in de tijd sterk
afnemend aantal storingen, valide is.
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
ir. Camiel Eurlings