Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Datum 4 juni 2010

Kabinetsreactie Rfv advies Wmo verdeelmodel

Hierbij doe ik u, mede namens de Minister van Financiën, het advies van de Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv) over de verfijning van het verdeelmodel Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) toekomen. In mijn brief van 4 maart heb ik u dit verfijnde en geactualiseerde verdeelmodel toegezonden en aangegeven dat ik de Rfv om advies heb gevraagd. In deze brief zal ik ingaan op de inhoud van dit advies. Het verfijnde verdeelmodel wordt per 1 januari 2011 ingevoerd. De Raad stelt in zijn advies dat het verfijnde verdeelmodel acceptabel is. Wel heeft hij een aantal kritische opmerkingen. Deze hebben enerzijds betrekking op het proces en anderzijds op de inhoud. De Raad is van mening dat aanpassing van het verdeelmodel te snel na de invoering van de Wmo plaatsvindt omdat de uitgaven zich nog verder moeten uitkristalliseren. Zij komt tot de slotsom dat het nu voorliggende verdeelvoorstel slechts acceptabel is als tussenoplossing naar een meer integrale benadering. De Raad toont begrip voor de voortvarendheid waarmee het onderzoek is uitgevoerd en billijkt de gemaakte keuze in de afweging tussen volledig en betrouwbaar informeren enerzijds en het tijdig informeren anderzijds. Zij benadrukt dat het om een indicatieve verdeling gaat die op basis van de nog af te ronden onderzoeksstappen nog bijstelling zou moeten kunnen ondergaan. Inhoudelijk benadrukt de Raad de relatie van de integratie-uitkering Hulp bij Huishouden met de overige onderdelen van de Wmo die onderdeel uitmaken van de algemene uitkering. Zij stelt dat het beter was geweest om in één onderzoeksopdracht de hele verdeling van de Wmo en het cluster Maatschappelijke Zorg aan te pakken. Een overheveling van de gehele integratie-uitkering Wmo naar de algemene uitkering is volgens haar uiteindelijk het meest passend. Over de nieuwe maatstaf Langdurig Medicijngebruik heeft de raad een aantal kritische opmerkingen. Ten slotte vraagt zij om een goede overgangsregeling. Zoals ik in mijn brief van 4 maart 2010 heb gesteld, heb ik naar aanleiding van de motie Willemse-Van der Ploeg1 ernaar gestreefd per 1 januari 2011 het verfijnde en geactualiseerde verdeelmodel Wmo met de door u gevraagde maatstaven van kracht te laten zijn. Om deze datum te halen en gemeenten op tijd te informeren heb ik het onderzoeksbureau gevraagd het onderzoek versneld af te ronden. Dat de Raad dit billijkt ervaar ik als een steun. Zoals ik in mijn brief van 4 maart eveneens heb aangegeven, is ondanks de voortvarendheid van het onderzoek, het verfijnde
1 Kamerstuk II 2008-2009, 31795, nr. 25 Pagina 2 van 3 Datum 4 juni 2010 Kenmerk 2010-0000371419 verdeelmodel plausibel. De door de Raad benadrukte mogelijke aanpassing van het verdeelmodel op basis van de af te ronden onderzoeksstappen kan ik niet honoreren. Dit zou er toe leiden dat gemeenten later dit jaar alsnog met een nieuwe herverdeling worden geconfronteerd. Het belang dat de Raad hecht aan de relatie tussen de integratie-uitkering Hulp bij Huishouden en de overige Wmo- onderdelen die onderdeel uitmaken van de algemene uitkering deel ik. Dit geldt niet voor de opmerking van de Raad dat bij de onderzoeksopdracht ook het cluster Maatschappelijke Zorg had moeten worden betrokken. De motie van uw Kamer vroeg om de verfijning van het verdeelmodel van de integratie-uitkering. Zoals ik in mijn brief van 4 maart meldde, zal ik in een nader rapport van het Periodiek Onderhoud Gemeentefonds (POR) wel onderzoek uitvoeren naar het cluster Maatschappelijke Zorg. Bovendien is het Rijk met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten in gesprek over de aanpassing van het financiële arran gement van de Wmo. Dit zal gemeenten nog beter in staat stellen integraal beleid te voeren en sluit aan op het advies en de wens van de Raad. Ik zal nog onderzoeken hoe mijn voornemen zich verhoudt met de door Uw Kamer aangenomen initiatiefvoorstellen tot wijziging van de Wmo2 en de behandeling van de voorstellen in de Eerste Kamer.

De kritische opmerkingen van de Raad over de maatstaf Langdurig Medicijngebruik (LMG) en de wens van een nader onderzoek hiernaar deel ik niet. Een van de kenmerken van het verdeelmodel is dat het globaal is. De maatstaven zijn dan ook globaal en dat geldt ook voor de maatstaf Langdurig Medicijngebruik. Ik verwijs graag naar het onderzoek waaruit blijkt dat de maatstaf voldoende plausibel is. De Raad wijst in zijn advies op een mogelijke vertekening vanwege de aanwezigheid van AWBZ-gefinancierde instellingen in gemeenten. Voor zover er sprake is van een vertekening, is deze beperkt. Bij mensen die in een Awbz-instelling verblijven en daar behandeling ontvangen (een integraal zorgaanbod; bijvoorbeeld in een verpleeghuis of verzorgingshuis) valt medicatie onder de Awbz-aanspraak en zijn de Farmaceutische Kostengroepen (FKG's) niet relevant. Bij mensen die in een Awbz-instelling verblijven zonder dat sprake is van behandeling, lopen aanspraken via de Zvw en kunnen FKG's relevant zijn . In het onderzoek is hier zo goed mogelijk rekening meegehouden. Ook wijst de Raad op de mogelijkheid dat niet alle medicijnen uit de FKG's wijzen op een slechte gezondheidsindicatie, maar sommige ook voor preventief gebruik zijn. Medicijnen ter voorkoming van een ziekte of aandoening maken echter geen deel uit van de FKG's. Ten slotte wijst de Raad op de mogelijkheid van wijziging van gebruik onder invloed van zorgverzekeraars, overheid, artsen en gebruikers. Ik ben mij hiervan bewust maar merk tevens op dat voor alle maatstaven geldt dat er externe factoren zijn die invloed kunnen hebben. Bovendien zal onder invloed van zorgverzekeraars, overheid, artsen waarschijnlijk het gebruikte merk en de prijs van geneesmiddelen wel kunnen veranderen maar heeft dat in het algemeen minder invloed op het aantal doses van het soort medicijn. De Raad wijst als toekomstig alternatief voor de maatstaf LMG op de maatstaf opleidingsniveau. Tegelijkertijd constateert de Raad dat deze maatstaf op d it niet moment niet toepasbaar is omdat de betrouwbaarheid van de maatstaf verbeterd moet worden. Voor het verdeelmodel van de Wmo heeft de maatstaf lage opleidingen op dit moment dan ook weinig toegevoegde waarde. Het verfijnde verdeelmodel zorgt voor een zelfde soort herverdeling als de opname van de maatstaf lage opleiding in het verdeelmodel. De introductie van het verfijnde verdeelmodel leidt tot een duidelijke herverdeling van gemeenten met relatief weinig laagopgeleiden naar relatief veel laagopgeleiden. Pagina 3 van 3 Datum 4 juni 2010 Kenmerk 2010-0000371419 Als laatste adviseert de Raad een overgangsregeling in het leven te roepen voor de gemeenten die door de verfijning van het verdeelmodel een negatief herverdeeleffect hebben. Ik zal dit doen door middel van de suppletieregeling van het gemeentefonds. Deze houdt in dat gemeenten door wijzigingen in verdeelmodellen, dus ook van andere dan het verdeelmodel Wmo, er in totaal per jaar nooit meer dan ¤ 15 per inwoner op achteruit kunnen gaan.

Ik hoop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.

Mede namens de minister van Financiën,

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, drs. A.Th.B. Bijleveld-Schouten