Rijksoverheid


Ons kenmerk 161794

Uw kenmerk 2010Z06802 Datum 8 juni 2010

Onderwerp Beantwoording vragen van het lid Spekman over de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht van 6 april 2010 over noodopvang voor een uitgeprocedeerde asielzoeker en haar

minderjarige kind op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning

In antwoord op uw brief d.d. 15 april 2010 met kenmerk 2010Z06802, deel ik u mee dat de schriftelijke vragen van het lid Spekman (PvdA) over de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht van 6 april 2010 over noodopvang voor een uitgeprocedeerde asielzoeker en haar minderjarige kind op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (ingezonden 15 april 2010) als volgt worden beantwoord.

De Minister van Justitie,

Pagina 1 van 4




Antwoorden van de Minister van Justitie, mede namens de Minister van Directoraat-Generaal Volksgezondheid, Welzijn en Sport op de vragen van het lid Spekman Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en (PvdA), ingezonden 15 april 2010, over de uitspraak van de Vreemdelingenzaken voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht van 6 april 2010 over Directie Migratiebeleid noodopvang voor een uitgeprocedeerde asielzoeker en haar minderjarige kind op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (kenmerk Datum 8 juni 2010 2010Z06802).
Ons kenmerk 161794
1
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht van 6 april 2010 over noodopvang voor een uitgeprocedeerde asielzoeker en haar minderjarige kind? 1)

Antwoord 1
Ja.


2
Hoe duidt u deze uitspraak van de voorzieningenrechter?

Antwoord 2, 4 en 7
Het betreft een voorlopige voorziening van de rechtbank Utrecht in afwachting van de beslissing van de gemeente Utrecht op het bezwaarschrift naar aanleiding van de afwijzing van de aanvraag op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning. Dat betekent dat de gemeente nu inhoudelijk naar de zaak zal kijken. Zoals de voorzieningenrechter zelf ook in zijn uitspraak aangeeft, bindt de uitspraak het bestuursorgaan niet in zijn besluit op bezwaar. Inhoudelijk gaat de voorzieningenrechter in op de vraag of aan bepaalde vreemdelingen opvang moet worden verleend. Ik heb voorts op 15 april 2010 een uitspraak van de voorzieningenrechter te 's-Gravenhage ontvangen (363137/KG ZA 10-426), evenals een tweetal uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) over dezelfde problematiek (CRvB, 19 april 2010, 09/2713 WWB en CRvB, 19 april 2010, 09/1082 Wmo). In alle genoemde uitspraken wordt ingegaan op de betekenis van de conclusies van het Europees Comité voor Sociale Rechten (ECSR) en op bepalingen van het EVRM in verband met het al dan niet verlenen van opvang. In genoemde (voorlopige) uitspraken worden geen eensluidende (eind)conclusies getrokken die mij voorhands aanleiding geven om terug te komen van hetgeen ik heb gesteld in antwoord op eerdere vragen van het lid Spekman (Kamerstukken II 2009/10, Aanhangsel van de Handelingen 2035).


3
Heeft u het voornemen om in deze zaak te procederen tegen een mogelijk gegrond bezwaar en een besluit tot verlenen van noodopvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) van de gemeente Utrecht? Zo ja, op welke wijze?

Antwoord 3
Tijdens het bestuurlijk overleg met de VNG van 28 april jl. heb ik afgesproken gemeenten desgewenst bij te staan in procedures terzake. Gemeenten die op lokaal niveau zijn betrokken in procedures over opvang, zal ik processuele en juridische ondersteuning bieden.


4
Pagina 2 van 4




Bent u het met de voorzieningenrechter eens dat de uitspraak van het Directoraat-Generaal Europees Comité voor Sociale Rechten (ECSR) van 20 oktober 2009 Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en "moet worden gekenmerkt als een gezaghebbende uitspraak, inhoudende Vreemdelingenzaken de interpretatie van een algemeen geformuleerde verdragsbepaling in Directie Migratiebeleid een concrete situatie", en dat "nu het Europees Sociaal Handvest door Nederland is geratificeerd bij een uitspraak over de rechtmatigheid van Datum 8 juni 2010 een overheidsbesluit met een dergelijk gezaghebbende uitspraak rekening zal moeten worden gehouden"? Hoe verhoudt de uitspraak van Ons kenmerk 161794 de voorzieningenrechter zich tot uw antwoorden op de Kamervragen over de uitspraak van het ECSR van 25 maart 2010?

Antwoord 4
Zie antwoord 2.


5
Deelt u de mening dat de gemeente Utrecht en andere gemeenten op grond van deze uitspraak eventueel tijdelijk (tot in een mogelijke bodemprocedure is geoordeeld over dit besluit om aan deze uitgeprocedeerde asielzoeker en kind wel/geen noodopvang te verlenen) noodopvang moeten verlenen in vergelijkbare gevallen? Deelt u de mening dat het vanwege de uitspraak geraden is om vanuit een aanmeldcentrum (AC), asielzoekerscentrum (AZC) of
vrijheidsbeperkende locatie (VBL) voorlopig geen uitgeprocedeerde vreemdelingen met jonge kinderen meer op straat te zetten?


6
Voor welke vergelijkbare gevallen als bedoeld in de vorige vraag zou wat u betreft dan tijdelijk noodopvang moeten worden geboden? Deelt u de mening dat daar in elk geval onder zouden moeten vallen, uitgeprocedeerde vreemdelingen die dakloos zijn, jonge kinderen hebben en/of aantoonbare medische problemen hebben?

Antwoord 5 en 6
In Nederland zijn voorzieningen getroffen om medisch noodzakelijke zorg ook voor illegaal in Nederland verblijvende vreemdelingen beschikbaar te stellen. Bovendien voert het Ministerie van Justitie het beleid dat vreemdelingen die hebben aangetoond dat zij werkelijk Nederland buiten hun schuld niet kunnen verlaten, een vergunning kunnen krijgen. Ik acht het van belang te benadrukken dat ik van vreemdelingen die geen recht (meer) hebben om in Nederland te verblijven, mag verwachten dat zij zelfstandig stappen ondernemen om Nederland te verlaten en dat het realiseren van het vertrek in de eerste plaats hun eigen verantwoordelijkheid is. Ik ondersteun deze vreemdelingen bij hun vertrek uit Nederland. Indien deze vreemdelingen Nederland weigeren te verlaten, ondanks de geboden ondersteuning, eindigt op enig moment de verantwoordelijkheid van de Nederlandse overheid.

Wat betreft gezinnen met kinderen die rechtmatig in Nederland verblijven, voorziet de Regeling verstrekkingen bepaalde categorieën vreemdelingen (Rvb) reeds dat een minderjarige vreemdeling die rechtmatig verblijf heeft in Nederland, en hier te lande verblijft met tenminste een ouder of verzorger, recht heeft op verstrekkingen (artikel 2, eerste lid onder e). Naar aanleiding van de door de Tweede Kamer aangenomen motie van het lid Van Velzen (Kamerstukken II 2009/10, 19 637, nr. 1342) heb ik het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers Pagina 3 van 4




opdracht gegeven in die gevallen waarin er sprake is van rechtmatig verblijf, Directoraat-Generaal geplande ontruimingen van gezinnen met kinderen tijdelijk aan te houden tot 1 Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en juli a.s. Vreemdelingenzaken Directie Migratiebeleid
7 Datum
8 juni 2010 Bent u bereid uw beleid ten aanzien van de opvang van uitgeprocedeerde vreemdelingen met jonge kinderen zo aan te passen, dat recht wordt Ons kenmerk 161794 gedaan aan de uitspraken van de voorzieningenrechter en het ECSR, maar ook voldoende rekening wordt gehouden met de risico's van moeizame terugkeer, aanzuigende werking en misbruik?

Antwoord 7
Zie antwoord 2, 5 en 6.


1) Zaaknummer SBR 10/867 Wmo

Pagina 4 van 4






---- --