Rijksoverheid


Datum 11 juni 2010
Betreft kinderopvangtoeslag vanaf 2011


1. Inleiding
Kinderopvang voorziet in een behoefte. Voor veel werkende ouders is het de normaalste zaak van de wereld geworden om hun kinderen naar de formele opvang te brengen. Sinds de invoering van de Wet kinderopvang in 2005 zijn het aanbod en het gebruik van formele kinderopvang sterk gegroeid. In 2005 werden nog circa 375.00 kinderen opgevangen. In 2009 is dit aantal meer dan verdubbeld tot circa 800.000 kinderen.

In 2008 bleek dat bij ongewijzigd beleid in 2011 een overschrijding van circa
1,2 miljard zou optreden. Daarom heeft het kabinet destijds maatregelen genomen. In de brief van 20 juni 2008 (Tweede kamer 2007-2008, 31 322 VII, nr 25) en de begroting van 2009 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de combinatie van maatregelen en inzet van generale middelen: De kinderopvangtoeslagtabel voor het eerste kind is per 1 januari 2009 aangepast; er is circa 0,5 miljard extra aan het budget voor kinderopvang toegevoegd; daarnaast is de Wet kinderopvang gewijzigd om de gastouderopvang te professionaliseren en misbruik en oneigenlijk gebruik tegen te gaan.


2. Budgettaire situatie kinderopvang
Ondanks deze maatregelen overtreft het gebruik van kinderopvang wederom de verwachtingen. Tabel 1 presenteert de opbouw van de overschrijding ten opzichte van begroting 2010. Op grond van recente uitvoeringsinformatie is deze overschrijding 50 miljoen hoger in 2010, met structurele doorwerking, dan het bedrag dat is gemeld bij Voorjaarsnota 2010.

Tabel 1: Mutaties ten opzichte van begroting 2010
In miljoenen euro's 2010 2011 2012 2013 2014 2015 Mutatie uitgaven kinderopvangtoeslag 370 357 405 451 488 525 Mutatie implementatie gastouderopvang 31 7 7 7 7 7 Mutatie ontvangsten kinderopvangtoeslag 95 115 135 135 140 155 Saldo overschrijding 306 249 277 323 355 377

De overschrijding wordt voornamelijk veroorzaakt door meer kinderen in de gastouderopvang dan verwacht en door de doorwerking van de hogere uitgaven van de kinderopvangtoeslag in 2009. De overschrijding loopt op in de tijd omdat de geraamde groei van vooral de buitenschoolse opvang is bijgesteld. Daarnaast zijn er hogere uitgaven voor de implementatie van het gewijzigde stelsel

gastouderopvang. De ontvangsten betreffen terugvorderingen van kinderopvangtoeslag over voorgaande jaren. Omdat de uitgaven de afgelopen

jaren zijn gestegen nemen ook de ontvangsten over voorgaande jaren toe.


3. Maatregel vanaf 2011

3.1 Voorgenomen maatregel
De kinderopvangtoeslag is een inkomensafhankelijke tegemoetkoming voor ouders die formele kinderopvang afnemen. Er is een toeslagtabel voor het eerste kind (dat is volgens de definitie van de Wet kinderopvang het kind dat de meeste uren kinderopvang afneemt) en een toeslagtabel voor eventuele volgende kinderen. De toeslag voor het eerste kind neemt relatief sterker af naarmate het inkomen stijgt dan de toeslag voor volgende kinderen, om de arbeidsparticipatie van gezinnen met meer kinderen niet extra te ontmoedigen.

Om de overschrijding in de kinderopvang vanaf 2011 op te lossen, stelt het demissionaire kabinet voor om de toeslagpercentages te verlagen. De toeslagtabel wordt op een zodanige manier neerwaarts aangepast, dat alle ouders (bij een gelijk gebruik aan kinderopvang) bij benadering éénzelfde percentage van hun besteedbaar inkomen extra gaan betalen aan kinderopvang. Door de maatregel krijgen ouders met een verzamelinkomen vanaf circa 100.000 voor het eerste kind slechts een toeslag van 33,3%, op basis van de verplichte werkgeversbijdrage. In de huidige toeslagtabel van 2010 ligt deze grens bij een verzamelinkomen vanaf 115.000. Het aandeel van ouders in de totale kosten van kinderopvang, tot de maximumuurprijs, stijgt tot circa 26% in plaats van de circa 21% die ouders nu bijdragen. De kinderopvangtoeslag wordt na de maatregel gemiddeld circa 74% in plaats van circa 79%. Grafiek 1 presenteert de vormgeving van de huidige toeslagtabel en de voorgenomen toeslagtabel vanaf 1 januari 2011.

Door deze maatregel blijft de kinderopvang financieel beheersbaar. De aanpassingen in de kinderopvangtoeslag zullen plaatsvinden door middel van een wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in kosten kinderopvang. Dit gewijzigde besluit is met deze brief aan uw Kamer verzonden. Naast aanpassing van de toeslagentabel worden de maximumuurprijzen van de verschillende opvangsoorten en de grenzen van de inkomensklassen van de toeslagtabel met dit besluit aangepast, in verband met de jaarlijkse indexering.

Om de overschrijding vanaf 2011 op te lossen, is het noodzakelijk om nu maatregelen te treffen. Om de nieuwe percentagetabellen per 1 januari 2011 in te kunnen voeren dient het gewijzigde Besluit kinderopvangtoeslag namelijk half oktober 2010 in het Staatsblad gepubliceerd te zijn, zodat de Belastingdienst voldoende in de gelegenheid is om de systemen aan te passen aan de nieuwe bedragen en percentages.

Grafiek 1: toeslagpercentages kinderopvangtoeslag1 Datum

Tabellen kinderopvangtoeslag Onze referentie KO / 214561 100%

90% 1e kind, 80% toeslagtabel 2010 70%
e volgend kind, agt 60% toeslagtabel 2010 cen
er 50%
p
ag 40% 1e kind, na eslot wijziging 30%
20% volgend kind, na wijziging 10%
0%
Negatief 28.243,- 40.811,- 63.091,- 89.368,- 115.642,- 141.916,- 26.988,- t/m 39.555,- t/m 60.463,- t/m 86.742,- t/m 113.016,- t/m 139.290,- t/m bruto verzamelinkomen

3.2 Opbrengst maatregel
Bij het aantreden van het kabinet was op jaarbasis circa 1,6 mld voor kinderopvang beschikbaar. Dat zou zonder de voorgestelde maatregel oplopen tot per saldo circa 3,0 mld in 2011. Door de maatregel wordt in 2011 per saldo circa 2,7 mld besteed aan kinderopvang. Tabel 2 presenteert de opbrengst van de maatregel. De meeropbrengsten over 2011-2015 worden ingezet ter dekking van de extra overschrijding van 50 miljoen in 2010.

Tabel 2: opbrengst maatregel
In mln euro's 2011 2012 2013 2014 2015 Totaal Saldo overschrijding ten opzichte van stand
begroting 2010 (afgerond) 250 275 325 355 375 1580 Opbrengst maatregel (afgerond) -230 -3102 -355 -360 -375 -1630 Verschil 20 -35 -30 -5 0 -50


1 Inclusief verplichte werkgeversbijdrage van 33,3%
2 Inclusief 25 miljoen opbrengst doordat tijdelijke middelen van het Waarborgfonds terugvloeien naar het Rijk.


4. Effecten van de maatregel

4.1 Uitgaven voor ouders
Tabel 3 presenteert de ouderbijdragen in absolute bedragen en in percentages voor een aantal inkomens. Weergegeven zijn de effecten voor ouders bij opvang

van twee kinderen in de leeftijd 0­4 jaar gedurende twee dagen in de week.

Tabel 3: Uitgaven voor ouders per maand bij 2 dagen dagopvang voor 2 kinderen onder de 4 jaar
ouderbijdrage per Mutatie van 2011 Verzamelinkomen in ouderbijdrage per maand maand in 2011 in op 2010 in euro's euro's in 2011 in 2010 in euro's euro's per maand minimum 20.000 44 65 21 modaal 35.000 86 113 27
2 x modaal 70.000 205 250 45 2,5 x modaal 85.000 269 323 54

4.2 Arbeidsparticipatie
Het CPB heeft onlangs een document gepubliceerd (`Child care subsidies revisited' uit februari 2010) waarin het effect van kinderopvangsubsidies op de arbeidsparticipatie wordt geanalyseerd. Naast de beslissing om al dan niet te gaan werken speelt ook de keuze tussen formele opvang en informele opvang een rol bij het bepalen van het effect van kinderopvangsubsidies op de arbeidsparticipatie. Het CPB concludeert dat kinderopvangsubsidies een positief effect hebben op de arbeidsparticipatie. Bij de huidige subsidievoet van gemiddeld circa 80% is het effect van een verdere verhoging van het subsidiepercentage op de werkgelegenheid echter klein. Een verdere verhoging leidt vooral tot het vervangen van informele door formele opvang. Ook bij bezuinigingen is de substitutie tussen formele en informele opvang relevant. Bij een relatief kleine bezuiniging is het verlies aan werkgelegenheid daarom klein, maar naarmate de bezuiniging oploopt neemt het verlies aan werkgelegenheid toe.

In het CPB-model wordt een proportionele verhoging van de ouderbijdrage met 25% gesimuleerd. Dat geeft een indicatie van de effecten van de door het demissionaire kabinet voorgenomen maatregel. Uit deze simulatie blijkt dat een verhoging van de ouderbijdrage met 25% tot minder dan 0,1% verlies aan werkgelegenheid leidt. Gegeven dit beperkte effect acht het kabinet het verantwoord om de hierboven beschreven maatregel te nemen om de overschrijding op de kinderopvangtoeslag op te lossen.

4.3 Inkomenseffecten
Tabel 4 presenteert de inkomenseffecten van de maatregel voor verschillende huishoudens die gebruik maken van kinderopvang, zoals berekend door het ministerie van SZW. Uit de tabel blijkt dat een grote meerderheid van de huishoudens er relatief ten opzichte van hun besteedbaar inkomen minder dan 2% op achteruit gaat. De spreiding in het inkomenseffect wordt mede veroorzaakt door een verschillend gebruik van kinderopvang per inkomensgroep.

Tabel 4 Inkomenseffecten voor huishoudens die kinderopvang gebruiken Minimum- 1x - 1,5x 1,5x - 2x 2x - 3x Inkomenseffect Minimum modaal modaal modaal modaal >3x modaal Totaal

geen effect 18% 3%
-1 tot 0% 67% 60% 59% 54% 43% 55% 53%
-2 tot -1% 17% 27% 38% 44% 54% 23% 40%
-3 tot -2% 17% 13% 3% 2% 4% 4% 4%
Totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% % aantal huishoudens 2% 7% 15% 26% 31% 19% 100%

5. Concluderend
Om de kinderopvanguitgaven binnen het budgettaire kader te houden stelt het kabinet voor om de kinderopvangtoeslag neerwaarts aan te passen. Gezien de demissionaire status van het kabinet is gekozen voor een beleidsarme maatregel, door de toeslagentabel zo aan te passen dat ouders er relatief, ten opzichte van hun besteedbaar inkomen, ongeveer evenveel op achteruit gaan. Ook met deze maatregel is de afgelopen kabinetsperiode fors geïnvesteerd in kinderopvang. Daarnaast geeft CPB-onderzoek aan dat deze maatregel de arbeidsparticipatie slechts beperkt beïnvloedt. Ten slotte worden de maximumuurprijzen en de grenzen van de inkomensklassen van de toeslagtabel geïndexeerd, zodat ouders worden gecompenseerd voor de stijging van het gemiddelde prijsniveau. Dit alles maakt dat het kabinet het verantwoord acht om deze maatregel nu te nemen, om het stelsel van kinderopvang financieel beheersbaar te houden.

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

mr. A. Rouvoet