Europees Hof v Justitie


Gerecht van de Europese Unie PERSCOMMUNIQUÉ nr. 55/10 Luxemburg, 15 juni 2010

Arrest in zaak T-177/07 Pers en Voorlichting Mediaset SpA / Europese Commissie

De Italiaanse subsidie voor de aankoop of de huur van digitale terrestrische decoders is een steunmaatregel en moet worden teruggevorderd De maatregel is niet technologieneutraal en verleent de digitale terrestrische zenders een indirect voordeel ten koste van de satellietzenders In het kader van het proces van overschakeling naar digitale televisie dat in Italië is begonnen in 2001 en dat voor november 2012 moet zijn voltooid, voorzag de begrotingswet 2004 in een overheidssubsidie van 150 EUR voor iedere gebruiker die een toestel koopt of huurt waarmee signalen voor digitale terrestrische televisie kunnen worden ontvangen. Voor diezelfde maatregel zijn in 2005 nieuwe middelen uitgetrokken, maar de subsidie daalde tot 70 EUR. De uitgaven voor de subsidies bedroegen voor elk jaar maximaal 110 miljoen EUR. Naar aanleiding van klachten van satellietzenders (met name Centro Europa 7 Srl en Sky Italia Srl) leidde de Commissie een formele onderzoeksprocedure in. In 20071 merkte zij de subsidie aan als een steunmaatregel ten voordele van digitale terrestrische zenders die betaaltelevisiediensten aanbieden, met name ,,pay-per-view", en van kabelexploitanten die digitalebetaaltelevisiediensten aanbieden. Ook al is de overschakeling naar digitale televisie-uitzendingen een doelstelling van algemeen belang, toch was de subsidie niet evenredig aan dat doel en was zij niet van aard om onnodige verstoring van de mededinging te vermijden. De maatregel was immers technologisch niet neutraal, aangezien hij niet gold voor digitale satellietdecoders. De beschikking gelastte Italië de steun, plus rente, van de begunstigden terug te vorderen. Mediaset SpA, een vennootschap die digitale terrestrische programma's uitzendt, stelde het onderhavige beroep in tot nietigverklaring van de beschikking.2 In zijn arrest van heden verwerpt het Gerecht het beroep in zijn geheel. In de eerste plaats bevestigt het Gerecht dat de maatregel voor de digitale terrestrische zenders en de kabelexploitanten, zoals Mediaset, een voordeel heeft opgeleverd tegenover de satellietzenders. Voor het recht op de subsidie was namelijk vereist dat een toestel werd gekocht of gehuurd waarmee digitale terrestrische televisiesignalen kunnen worden ontvangen, zodat een consument die koos voor een toestel dat uitsluitend digitale satelliettelevisiesignalen kan ontvangen, die subsidie niet kon krijgen. De subsidie beantwoordde dus niet aan het vereiste van technologische neutraliteit. Bovendien heeft de maatregel de consumenten ertoe aangezet om over te schakelen van analoge naar digitale terrestrische technologie; tegelijkertijd heeft hij de digitale terrestrische zenders in staat gesteld hun marktpositie te consolideren wat betreft het merkimago en het behoud van klanten. Ook de automatische prijsdaling die het gevolg was van de subsidie kon de keuze van prijsbewuste consumenten beïnvloeden.


1 Beschikking 2007/374/EG betreffende de staatssteun C 52/2005 die Italië ten uitvoer heeft gelegd met de subsidie voor de aanschaf van digitale decoders (PB L 147, blz. 1).
2 Zie ook de zaken die aanhangig werden gemaakt door Telecom Italia Media en Fastweb (T-96/07 en T-188/07), maar zijn doorgehaald.
www.curia.europa.eu




In de tweede plaats is het Gerecht van oordeel dat de maatregel, waarvan de rechtstreeks begunstigden de eindverbruikers waren, een indirect voordeel opleverde voor de ondernemingen op de markt van digitale televisie, zoals Mediaset. Het Verdrag verbiedt steunmaatregelen van de staten, zonder dat een onderscheid wordt gemaakt naargelang de aan de steun verbonden voordelen rechtstreeks of indirect worden verleend. In de rechtspraak is erkend dat een voordeel dat rechtstreeks is verleend aan bepaalde natuurlijke of rechtspersonen die niet noodzakelijkerwijs ondernemingen zijn, een indirect voordeel en dus staatssteun kan vormen voor andere natuurlijke of rechtspersonen die ondernemingen zijn. In de derde plaats is het Gerecht van oordeel dat de selectieve aard van de maatregel heeft geleid tot een verstoring van de mededinging tussen digitale zenders en satellietzenders. Zelfs indien alle satellietzenders van de maatregel hadden kunnen profiteren door ,,hybride" decoders aan te bieden (voor zowel terrestrische als satellietontvangst), had dit voor hen immers extra kosten veroorzaakt die zij hadden moeten afwentelen op de prijs bij verkoop aan de consument.
Mediaset betoogde dat de subsidie tot doel had een falen van de markt te verhelpen, nu de ontwikkeling van de omroep werd belemmerd door een probleem van coördinatie tussen de verschillende spelers. Dienaangaande is het Gerecht van oordeel dat de dwingende datum voor de overschakeling naar digitale uitzendingen, die de gevestigde zenders ertoe aanzet om nieuwe zakelijke strategieën te ontwikkelen, dat probleem oplost, zodat de subsidie niet noodzakelijk was. Zelfs indien de maatregel noodzakelijk was om het marktfalen te verhelpen en evenredig was aan dat doel, neemt dat niet weg dat dit niet kan rechtvaardigen dat de satellietzenders van die maatregel worden uitgesloten.
Mediaset stelde ook dat zij een gewettigd vertrouwen had in de coherentie van de maatregel met het beleid van de Commissie tot stimulering van digitale technologie, dat is uiteengezet in een mededeling uit 20043 waarin rechtstreekse subsidies aan de consumenten worden aangemerkt als maatregelen waarmee de aankoop van decoders die interactiviteit en interoperabiliteit mogelijk maken, kan worden gestimuleerd. In dat verband mekt het Gerecht op dat in die mededeling uitdrukkelijk wordt verklaard dat de subsidies technologieneutraal moeten zijn, bij de Commissie moeten worden aangemeld en in overeenstemming moeten zijn met de voorschriften ten aanzien van staatssteun. Bijgevolg had een behoedzaam ondernemer niet alleen moeten weten dat de betrokken maatregel niet technologieneutraal was, maar ook dat hij niet bij de Commissie was aangemeld en door haar niet was goedgekeurd.
Ten slotte stelde Mediaset schending van het rechtszekerheidsbeginsel doordat het moeilijk of zelfs onmogelijk is om met het oog op de berekening van de terug te vorderen bedragen het aantal extra kijkers vast te stellen dat is aangetrokken naar het betaaltelevisieaanbod, en doordat het zeer moeilijk is om de omvang van de steun en de rente daarop te bepalen. Het Gerecht herinnert eraan dat geen enkele bepaling vereist dat de Commissie, wanneer zij de terugbetaling van steun gelast, het precieze bedrag daarvan vaststelt. Terugvordering van steun die onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard, dient te geschieden volgens de modaliteiten van het nationale recht, en het is aan de nationale rechter om, indien hij daartoe wordt aangezocht, uitspraak te doen over het bedrag.

NOTA BENE: Tegen de beslissing van het Gerecht kan binnen een termijn van twee maanden vanaf de betekening ervan een tot rechtsvragen beperkte hogere voorziening worden ingesteld bij het Hof.

NOTA BENE: Het beroep tot nietigverklaring strekt tot nietigverklaring van met het recht van de Unie strijdige handelingen van de instellingen van de Unie. Onder bepaalde voorwaarden kunnen de lidstaten, de Europese instellingen en particulieren bij het Hof van Justitie of het Gerecht een beroep tot nietigverklaring instellen. Indien het beroep gegrond is, wordt de handeling nietig verklaard. De betrokken instelling moet in voorkomend geval voorzien in de door de nietigverklaring van de handeling ontstane leemte in de regelgeving.


3 Mededeling COM (2004) 541 definitief van 30 juli 2004 over de interoperabiliteit van digitale interactieve televisiediensten.
www.curia.europa.eu





Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Gerecht niet bindt. De volledige tekst van het arrest is op de dag van de uitspraak te vinden op de website CURIA. Contactpersoon voor de pers: Stefaan Van der Jeught (+352) 4303 2170 Beelden van de uitspraak van het arrest zijn beschikbaar via "Europe by Satellite" (+32) 2 2964106

www.curia.europa.eu