Rijksoverheid
Datum 15 juni 2010
Betreft Antwoorden op vragen van het lid Smits (SP) over het bericht dat
basisscholieren lijden onder klasgenoten met een probleemetiket
Hierbij stuur ik u de antwoorden op de vragen van het lid Smits (SP) over het
bericht dat basisscholieren lijden onder klasgenoten met een probleemetiket. De
vragen, met het dossiernummer 2010Z07801, werden mij op 6 mei 2010
toegestuurd.
Hoogachtend,
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
mr. A. Rouvoet
Vragen van het lid Smits (SP) aan de minister van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap over het bericht dat basisscholieren lijden onder klasgenoten met een
probleemetiket. (Ingezonden 6 mei 2010)
1
Wat is uw oordeel over het rapport van NRCV Rondom 10 en CNV Onderwijs? 1)
Deelt u de mening van CNV voorzitter Rog dat het onderzoek bewijst dat de
bereidheid in de school om kinderen extra zorg te bieden groot is, maar dat het
ook aantoont dat leerkrachten tegen de eigen grenzen aanlopen?
Van de 2317 leraren uit het basisonderwijs die aan het onderzoek hebben
deelgenomen geeft 86% aan dat kinderen met een probleemlabel voor extra
werkdruk zorgen. Dit is een serieus signaal en ik deel dan ook de zorgen die CNV
voorzitter Rog hierover uitspreekt. Het beeld dat veel leraren zich onvoldoende in
staat voelen om goed met kinderen om te gaan die extra ondersteuning nodig
hebben kwam ook naar voren in het advies van de Onderwijsraad "De school en
leerlingen met gedragsproblemen". Dit advies heeft uw Kamer in februari
ontvangen (bijlage bij Kamerstuk 31 497, nr. 23). De heroverweging van het
beleid rond passend onderwijs van mei 2009 was mede ingegeven door
soortgelijke signalen. Het versterken van de deskundigheid van leraren is daarom
een speerpunt in het beleid rond passend onderwijs.
In de brief over de voortgang van de heroverweging van passend onderwijs
(Kamerstuk 31 497, nr. 21) en in de beleidsreactie (Kamerstuk 31 497, nr. 23) op
het advies van de Onderwijsraad is aangegeven wat er door verschillende partijen
gedaan wordt om leraren beter toe te rusten op het omgaan met leerlingen die
extra ondersteuning nodig hebben, te weten:
· Geen twee scholen zijn hetzelfde. Scholen krijgen tspraktijk moet voldoen. Naast de eisen uit de Wet BIG
staat in deze circulaire bijvoorbeeld beschreven dat de patiënt toestemming moet
verlenen voor het feit dat de behandeling door iemand anders dan de tandarts
uitgevoerd wordt. Dat neemt niet weg dat ik mij zorgen maak over de signalen
dat de kwaliteit van de geboden zorg mogelijk niet toereikend is, vooral waar het
gaat om personen met een beperkte opleiding. Om die reden zal ik in overleg met
de Inspectie nagaan of haar voornoemde circulaire aanscherping behoeft.
2
Hoeveel mondhygiënistes en preventieassistenten zijn er thans werkzaam in de
tandzorg?
2
Op dit moment zijn 2340 mondhygiënisten werkzaam in Nederland.
Preventieassistenten vallen niet onder de bepalingen van de Wet BIG en dus ook
niet onder een wettelijke registratieplicht. Mede daardoor is onbekend hoeveel
preventieassistenten in Nederland werkzaam zijn.
3
Is het waar dat door het tandartsentekort steeds meer ingewikkelde mondzorg
overgelaten wordt aan lager geschoold personeel? Zo ja, wat vindt u van deze
trend?
3
In de tandartspraktijk wordt nauw samengewerkt en kunnen handelingen worden
overgedragen van de tandarts naar niet-zelfstandig bevoegden. Dit gebeurt onder
strikte voorwaarden zoals vermeld in het antwoord op vraag 1.
Onder deze voorwaarden ben ik dan ook voorstander van samenwerking, omdat
dit bijdraagt tot een meer doelmatig gebruik van de voorhanden zijnde capaciteit
in de mondzorg.
4
Vindt u niet dat de Wet Beroepen in de individuele Gezondheidszorg (BIG) moet
worden aangescherpt, zodat het onmogelijk wordt dat behandelingen als
verdoven, boren en vullen door preventieassistenten met beperkte opleidingen
worden verricht?
4
De Wet BIG geeft het kader weer waarbinnen het uitvoeren van handelingen door
niet-zelfstandig bevoegden kan plaatsvinden. Zoals gesteld in het antwoord op
vraag 1 heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg in 2008 een circulaire
uitgebracht waarin beschreven staat aan welke eisen dit in de tandartspraktijk
dient te voldoen. Ik ben niet voornemens de Wet BIG aan te passen, maar zal in
overleg treden met de Inspectie om te bezien of deze circulaire aanscherping
behoeft.
5
Zijn tandartsen niet verplicht zich aan te sluiten bij een klachtencommissie in het
kader van de Wet Klachtrecht Cliënten Zorgsector? Zijn alle tandartsen
aangesloten bij een klachtencommissie? Zo nee, hoe wordt hierop toegezien dat
dit toch gebeurt? Wat vindt u van het voorstel van de Consumentenbond om te
komen tot een geschillencommissie? Is deze zinvol mede in relatie tot de nieuwe
Cliëntenwet zorg die in ontwikkeling is?
5
Ja, tandartsen zijn verplicht zich aan te sluiten bij een klachtencommissie en
moeten een klachtenregeling hebben. Als de Inspectie uit thematisch onderzoek of
uit meldingen of op grond van andere signalen indicaties heeft dat er veel
klachten zijn over een tandarts, zal de Inspectie nader onderzoek doen. Op grond
van het Wetsvoorstel cliëntenrechten zorg (Wcz) moeten alle zorgaanbieders, dus
ook tandartsen, aangesloten zijn bij een geschilleninstantie. Als zij voldoen aan de
aanvullende vereisten van de Wcz, kunnen bestaande klachtencommissies de rol
vervullen van een onafhankelijke geschilleninstantie.
6
Onderschrijft u het standpunt van de Associatie Nederlandse Tandartsen die vindt
dat er te weinig toezicht is, en dat "als er te weinig toezicht is er altijd een
voedingsbodem ontstaat voor incidenten"?
6
Ik vind het een oneigenlijke omkering van zaken, als een beroepsgroep
onaanvaardbaar handelen van haar leden wijt aan de mate van toezicht. De
verantwoordelijkheid ligt bij de beroepsbeoefenaren zelf en bij de
beroepsorganisaties als het om algemene cultuuraspecten gaat.
7
Hoe beoordeelt u het handelen van de Inspectie voor de Gezondheidszorg in deze?
Is het waar dat de kans dat een inspecteur een tandarts bezoekt gemiddeld ligt op
één keer in de 350 jaar? Is het waar dat er slechts een "halve inspecteur" voor
tandzorg is voor het hele land? Kan er bij een dergelijke bezetting nog wel sprake
zijn van een actief toezicht om gebrekkige tandzorg te voorkomen? Bent u bereid
de capaciteit van de Inspectie in dit kader te verhogen? Zo nee, waarom niet?
7
De Inspectie houdt toezicht op de sector op basis van risicoanalyses. Gelet op een
stijgend aantal meldingen over kwaliteitsproblemen, vooral bij de grote
instellingen voor mondzorg, wil ik nagaan of er gronden bestaan om de
inspectiecapaciteit voor dit zorgdomein uit te breiden. Daarbij wil ik benadrukken
dat, naast de inspecteur die specifiek is aangesteld voor het toezicht op de
mondzorg, de overige inspecteurs eveneens bevoegd zijn om toezicht ter zake te
houden. Indien de kwaliteit van de geboden zorg niet toereikend blijkt kan de
inspectie een bevel uitvaardigen tot sluiting van een tandartspraktijk. Dit
gebeurde bijvoorbeeld onlangs in Barendrecht en Echt-Susteren.
8
Is u bekend of diensten worden gedaan door niet-tandartsen in Nederland? Zo ja,
hoe groot is dit fenomeen? Vindt u dat bij de avond-, nacht- en weekenddiensten
de tandarts altijd zelf dienst moet doen dan wel fysiek aanwezig moet zijn als hij
zijn taak delegeert?
8
Het is mij niet bekend in hoeverre niet-tandartsen avond-, nacht- en
weekenddiensten waarnemen. Ik zou het in elk geval een uiterst onwenselijke
situatie vinden, omdat niet-tandartsen niet zelfstandig mogen boren, vullen,
trekken en verdoven, alle handelingen die noodzakelijk zijn bij het verhelpen van
pijnklachten waarbij het meestal in avond-, nacht- en weekenddiensten om gaat.
9
Hoeveel buitenlandse tandartsen zijn er thans werkzaam in Nederland? Welk
percentage betreft het van het totaal in Nederland werkzame tandartsen?
9
Er staan op dit moment 10.064 tandartsen in het BIG-register, waaronder 1664
tandartsen met een buitenlands diploma. Een aantal van deze geregistreerden is
echter niet (meer) werkzaam in de tandartspraktijk, bijvoorbeeld vanwege
pensioen. Het precieze aantal werkzame tandartsen is niet bekend.
10
Is er verschil in kwaliteit tussen Nederlandse en buitenlandse tandartsen? Wordt
op enigerlei wijze bijgehouden of er een relatie is tussen de kwaliteit van de
geboden tandzorg en de nationaliteit van de tandarts? Zo nee, vindt u dit niet
wenselijk ter bewaking van de kwaliteit van de geboden zorg?
10
Om in Nederland als tandarts werkzaam te zijn is registratie op grond van de Wet
BIG verplicht. In Nederland afgestudeerde tandartsen komen op grond van hun
diploma rechtstreeks hiervoor in aanmerking. Dat geldt ook voor tandartsen met
een diploma dat is afgegeven binnen een land dat deel uitmaakt van de Europese
Economische Ruimte (EER). Voor tandartsen met een diploma van buiten de EER
geldt dat deze een procedure bij het Centraal Informatiepunt Beroepen
Gezondheidszorg (CIBG) dienen te doorlopen. Daarbij wordt het diploma
gevalideerd en dient de betrokken tandarts een tandheelkundig assessment te
ondergaan, waarbij zijn deskundigheid en vaardigheid wordt getoetst. Op grond
hiervan wordt bepaald of de tandarts in het BIG-register kan worden
ingeschreven. Er is dus geen aanleiding om onderzoek uit te voeren naar het
verband tussen nationaliteit en tandheelkundige kwaliteit, omdat alle tandartsen
van buiten de EER individueel worden getest.
11
Wat vindt u van het feit dat bijvoorbeeld de faculteit tandheelkunde in Groningen
studenten uit Saoedi Arabië opleidt tegen betaling van 30.000 euro per jaar en
tegelijkertijd Nederlandse studenten door de numerus fixus worden afgewezen?
11
Voor de opleiding van studenten uit Saoedi Arabië die in Groningen tandheelkunde
studeren gelden de voorwaarden en uitgangspunten die ik in 2007 heb
geformuleerd in mijn antwoord op de vragen van het Kamerlid Joldersma inzake
Saoedi Arabische studenten die in Nederland geneeskunde studeren (Tweede
Kamer, vergaderjaar 2006-2007, nr. 1032). Kort samengevat: het inzetten van
capaciteit voor deze studenten mag niet ten koste gaan van de capaciteit voor de
reguliere studenten tandheelkunde; het moet gaan om een vorm van
contractonderwijs, waarbij de integrale kostprijs van de opleiding aan de
contractpartner wordt doorberekend. In Groningen gaat het om maximaal twaalf
studenten tandheelkunde per studiejaar; de contractpartner, het Ministerie van
Hoger Onderwijs van Saoedi Arabië, wordt per student per studiejaar 32.000 in
rekening gebracht. Het arrangement heeft geen invloed op de numerus fixus; de
belangen van Nederlandse studenten worden niet geschaad.
12
Is het waar dat het Capaciteitsorgaan heeft geadviseerd de capaciteit te verhogen
met een bandbreedte van 314 tot 466 voor de instroom in de opleiding tot
tandarts en van 333 tot 416 voor de instroom in de opleiding tot mondhygiënist zo
mogelijk al in 2010? 2)
13
Waarom heeft u dit advies naast u neergelegd? Om financiële redenen? Om
hoeveel geld gaat het als het advies van het Capaciteitsorgaan wordt
overgenomen?
12 en 13
In het voorjaar heb ik het Capaciteitsplan 2009 (Advies Mondzorg) ontvangen. In
dit plan wordt ingegaan op de benodigde verhoogde instroom in de opleidingen
tandheelkunde en mondzorgkunde gelet op toekomstige ontwikkelingen.
Momenteel werk ik samen met de staatssecretaris van OCW, Marja van
Bijsterveldt-Vliegenthart, aan een kabinetsreactie op dit rapport. Aangezien een
aantal vraagstukken over de instroom van buitenlandse tandartsen en de mate
van taakherschikking tussen tandarts en mondhygiënist momenteel nog wordt
uitgezocht kan ik niet vooruitlopen op deze kabinetsreactie.
14
Wat vindt u van het voorstel van de opleidingscentra in Nijmegen, Amsterdam en
Groningen om de opleidingscapaciteit van tandartsen te verhogen van 240 naar
320 per jaar? 3) Bent u bereid dit voorstel alsnog over te nemen, zodat nog dit
jaar de capaciteit kan worden verhoogd? Zo nee, waarom niet?
14
Het genoemde voorstel tot verhoging van de capaciteit is bij mij, noch bij
staatssecretaris Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart ingediend; ik heb begrepen
dat het voorstel van de faculteiten/opleidingen tandheelkunde niet de instemming
heeft van de verantwoordelijke instellingsbesturen. Als zodanig is het voorstel niet
aan de orde. Het genoemde voorstel is weliswaar in lijn met het advies van het
Capaciteitsorgaan, maar zoals gesteld in het antwoord op vraag 13 kan ik niet
vooruitlopen op de kabinetsreactie op dit advies. Voor de goede orde voeg ik
daaraan toe dat een eventuele wijziging van de onderwijscapaciteit eerst per 1
september 2011 kan worden geëffectueerd; het instellingsbestuur dient immers
vóór 1 december voorafgaande aan het beoogde studiejaar het maximum aantal
in te schrijven eerstejaars studenten aan de IBG te melden.
1) Radar, 10 mei 2010
2) Advies Mondzorg. Utrecht, december 2009
3) Professor Abbas, persoonlijke mededeling
---- --