Datum 15 juni 2010
Uitkomsten Bestuurlijke Overleggen MIRT mei 2010
Geachte voorzitter,
Inleiding
Met deze brief informeer ik u, mede namens de minister van VROM, over de
uitkomsten van de bestuurlijke overleggen MIRT. Deze zijn op 17, 19 en 20 mei
2010 gevoerd met alle landsdelen. Hierbij waren ook de ministeries voor WWI,
LNV en EZ hoogambtelijk vertegenwoordigd.
De regionale delegaties vertegenwoordigden de portefeuilles verkeer en vervoer,
ruimtelijke ordening, water en verstedelijking.
Tijdens deze bestuurlijke overlegronde is vooral de voortgang besproken van
afspraken uit het najaarsoverleg MIRT van 2009 en is teruggeblikt op drie jaar
MIRT. Nieuw in deze ronde was dat de Gebiedsagendas, die tijdens het
najaarsoverleg 2009 zijn vastgesteld, structurerend zijn geweest voor de vorm
van de agenda. Deze kende veel meer dan voorheen een opzet vanuit een
integrale gebiedsaanpak, waarbij per gebied de daar spelende opgaven c.q.
projecten zijn besproken.
Vooruitlopend op de wijziging van de Tracéwet begint in een groot aantal
projecten de Sneller&Beter werkwijze zichtbaar te worden in de besluiten die
worden genomen. Zo is voor de A58 en A67 een besluit genomen over de scope
en mogelijkheden van financiering in de geest van het advies van de Commissie
Elverding en is voor de N35 (Zwolle Wijthmen) een voorkeursbeslissing
genomen. Deze laatste heb ik u reeds toegezonden.
Opbouw
In deze brief volgen de algemene noties en bespreekpunten. In het bijzonder
wordt aandacht besteed aan de terugblik ,,van MIT naar MIRT, de Nationale
Markt- en Capaciteitsanalyse, de stand van zaken van de werkgroep ,,Onorthodoxe
maatregelen en de verkenning Randstad Sleutelprojecten.
In bijlage 1 vindt u de specifieke uitwerking in afspraken per landsdeel, zoals
afgestemd met de betrokken decentrale overheden. In bijlage 2 treft u een
nadere toelichting op het MIRT-onderzoek. In bijlage 3 treft u een toelichting op
de voorkeursalternatieven voor respectievelijk A6/A7 Knooppunt Joure en N31
Harlingen. In bijlage 4 treft u een nader overzicht van de ramingen van de
planstudie Bereikbaarheid A12/A15.
Terugblik op de afgelopen kabinetsperiode: `van MIT naar MIRT'
In het coalitieakkoord is de overgang ingezet van het Meerjarenprogramma
Infrastructuur en Transport (MIT) naar het Meerjarenprogramma Infrastructuur
Ruimte en Transport (MIRT). Hiermee is een aanvang gemaakt met het
omvormen van een sectoraal programma gericht op infrastructuur en mobiliteit
naar een integraal programma, waarbij ruimte, natuur, water, verstedelijking en
mobiliteit in samenhang worden beschouwd.
Tijdens deze bestuurlijk overlegronde is stilgestaan bij hetgeen in de afgelopen
periode is bereikt. Dit betrof zowel de algemene stappen die zijn gezet
(spelregelkader, gebiedsagendas, etc.), als ook hetgeen in de landsdelen
concreet is gerealiseerd.
De algehele conclusie is dat de ervaringen met het MIRT positief zijn. De integrale
benadering wordt als constructief en nuttig ervaren en het halfjaarlijks bestuurlijk
overleg MIRT als overlegvorm zeer waardevol. De gebiedsagendas vervullen
inmiddels een belangrijke rol in de visie op de ontwikkelingsrichting van de
landsdelen en de daaruit voortvloeiende (ruimtelijke) opgaven. Wel wordt de zorg
uitgesproken dat de beschikbare middelen om de ambities uit de gebiedsagendas
uit te voeren beperkt zijn en dat niet voor alle doelen (zoals verstedelijking)
rijksmiddelen beschikbaar zijn.
Van de kant van de landsdelen wordt het belang van selectiviteit en concreetheid
benadrukt. Tevens moet worden opgepast dat integraliteit niet leidt tot te
complexe en abstracte opgaven, maar dat het gaat om een beargumenteerde
,,samenhang. Het inzichtelijk maken van mogelijke synergiewinsten van de
integrale aanpak speelt hierbij een belangrijke rol. Het rijk is met de landsdelen
van mening dat zaken die sectoraal zijn ook sectoraal moeten worden opgepakt.
Een belangrijk punt is tevens de verbeterde samenwerking tussen het rijk en de
regio. De "R" uit het MIRT staat in die zin ook voor ,,regio en ,,relatie.
Specifiek wordt geconstateerd dat het onderdeel natuur en landschap in de
afgelopen 3 jaar nog onvoldoende tot zijn recht is gekomen in het MIRT.
Afgesproken is dat rijk en regio de komende periode nagaan of en zo ja hoe de
combinatie tussen het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) en het MIRT
verder ontwikkeld kan worden.
Rijk en regio zetten de constructieve en gebiedsgerichte samenwerking van de
afgelopen jaren voort en zullen gezamenlijk invulling geven aan de verdere
ontwikkeling van het MIRT.
Stand van zaken Gebiedsagenda's
Nadat de gebiedsagendas tijdens de bestuurlijk overleggen MIRT in het najaar
2009 zijn vastgesteld, heeft op een aantal punten nadere invulling plaats
gevonden. Dit is overeenkomstig hetgeen is gemeld in de brief aan uw Kamer van
30 november 2009.1 Dit heeft met name betrekking op de verdere invulling van
de opgaven op de aspecten duurzaamheid, energie, klimaat, blauw en groen. De
komende maanden zal de nadruk liggen op een duidelijke prioritering en fasering
tussen de diverse opgaven in de respectievelijke gebiedsagendas. Daarnaast
zullen de gebiedsagendas nadrukkelijk worden ingezet om de agendas van de
bestuurlijke overleggen MIRT te bepalen.
Hierbij speelt ook het definiëren van de benodigde samenhang in de
besluitvorming een rol, op basis van het adagium ,,sectoraal wat kan, integraal
1 TK 32 123 A, nr. 19
wat moet. In dit verband is de motie Koopmans/Roefs/Wiegman van belang.2 De
regering wordt daarin opgedragen onderzoek te doen waar krimpregios en
overdrukgebieden in elkaars nabijheid liggen en of infrastructurele knelpunten die
verschillen in stand houden. De motie veronderstelt een directe relatie tussen
nabijgelegen krimp- en overdrukgebieden en de tussengelegen infrastructuur
(fysieke bereikbaarheid). Deze relatie is niet vastgesteld. Het kabinet meent dat
de problematiek van krimp (en overdruk) een kwestie is van vele factoren die ook
nog eens per gebied sterk kunnen verschillen. Dit wordt ook zichtbaar in het
interbestuurlijk ,,Actieplan Bevolkingsdaling, dat uitgangspunt vormt voor het
kabinetsbeleid op het gebied van krimp.
In het actieplan is afgesproken dat de uitwerking hiervan een plek zal krijgen in
de gebiedsagendas. Dit garandeert een gebiedsgerichte aanpak en voorkomt dat
zaken in isolatie worden bezien. Zo dient voorkomen te worden dat maatregelen
ten aanzien van krimp/overdruk bijvoorbeeld de maatregelen in het kader van het
bundelingsbeleid teniet doen.
De gebiedsagendas en de bestuurlijke overleggen zijn bij uitstek de plek waar
aspecten van ruimtelijke ordening, bevolkingsgroei/daling, woningbouw en
bereikbaarheid bij elkaar komen. Het rijk wil dan ook via deze kanalen bezien of
een behoeft aan verbeterde verbindingen zich voordoet en zo ja, aan welke
oplossingen dan gedacht kan worden.
In bijlage 1 treft u voorts een aantal regio specifieke punten betreffende de
gebiedsagendas.
Nationale Markt- en Capaciteitsanalyse
Tijdens de bestuurlijke overleggen zijn de tussenresultaten van de analyses van
de Markt- en Capaciteitsanalyse (NMCA) met de landsdelen besproken. Ter
voorbereiding op deze bestuurlijke overleggen zijn bijeenkomsten georganiseerd
waarin met ambtelijke vertegenwoordigers van de landsdelen de tussenresultaten
zijn besproken. Het eindresultaat van de NMCA zal besproken worden in het
Nationale Mobiliteitsberaad (NMB) van 17 juni, alvorens deze aan uw Kamer
wordt gezonden. Dit is in overeenstemming met de toezegging die hieromtrent
door mij is gedaan tijdens het notaoverleg MIRT van 14 december 2009.
De conclusie van de bespreking nu is dat de landsdelen in grote lijnen de
gepresenteerde analyses en de hierop gebaseerde tussenresultaten herkennen. In
het overleg met de regionale vertegenwoordigers wordt voor de afronding van de
NMCA nog specifiek gekeken naar het gebruik van het Landelijk Model Systeem
(LMS) in relatie tot regionale modellen. Eventuele verschillen tussen beide
modellen worden in de analyse verwerkt.
In bijlage 1 treft u voorts een aantal regio specifieke punten betreffende de
NMCA.
Stand van zaken Werkgroep onorthodoxe maatregelen
In het kader van de Verstedelijkingsafspraken 2010-2020 is in het bestuurlijk
overleg de tussenstand van de MIRT-onderzoeken naar ,,onorthodoxe
maatregelen besproken.3
Het afgelopen half jaar is in samenwerking tussen regio en rijk voor vijf projecten
in de Randstad onderzoek uitgevoerd naar (onorthodoxe) maatregelen waarmee
de projecten eventueel (financieel) uitvoerbaar gemaakt kunnen worden. Het
betreft de volgende projecten: NDSM-terrein in Amsterdam, Binckhorst in Den
2 TK 32 123 A, nr. 22
3 Voor een nadere toelichting over het zgn. MIRT-onderzoek wordt verwezen naar bijlage 2.
Haag, Kop van Feijenoord in Rotterdam, Merwedekanaalzone, deelgebied 4 en
deelgebied 5 in Utrecht. Daarnaast wordt een onderzoek gestart bij een vijftal
nieuwe projecten en is de stuurgroep Onorthodoxe maatregelen aan de slag
gegaan met drie thematische onderwerpen: transformatie van kantoren naar
woningen, bouwkosten en fiscale maatregelen.
De MIRT-onderzoeken naar onorthodoxe maatregelen zijn goed op gang en
leveren voldoende perspectief om de onderzoeken door te zetten en af te ronden.
Op basis van de eerste bevindingen kan worden geconstateerd dat niet alle
voorgestelde maatregelen direct zullen leiden tot financiële uitvoerbaarheid, maar
de problematiek wel beter hanteerbaar wordt. In de komende fase worden de
maatregelen aangescherpt en op hun (financiële) effecten doorgerekend.
Tijdens de bestuurlijk overleggen zijn de volgende afspraken gemaakt:
A) Pilotprojecten Randstad
Afspraak om in het BO najaar 2010 ten aanzien van de geselecteerde
projecten voorstellen te doen om al dan niet in de vorm van
experimenten- bepaalde onderzochte maatregelen daadwerkelijk toe te
passen en daarmee de (financiële) uitvoerbaarheid te verbeteren.
Afspraak om in dat licht te bezien of er maatregelen bij zijn die ook
generiek toepasbaar zouden zijn.
B) Nieuwe pilotprojecten
Afspraak dat wordt ingestemd met de selectie en start van MIRT-
onderzoek bij een vijftal nieuwe pilotprojecten, te weten: Overstad in
Alkmaar, Maasterras in de Drechtsteden, Via Breda, Scheldekwartier in
Vlissingen en krimp in Parkstad Limburg.
C) Themas
Er worden met betrekking tot het thema transformatie van leegstaande
kantoren naar woningen pilots gestart met 4 tot 6 concrete
kantoorgebouwen, aansluitend op de reeds bestaande initiatieven.
Voor zover fiscale maatregelen rechtstreeks beslag leggen op de
rijksbegroting wordt dit thema in dit kader niet zelfstandig verder
verkend.
Afspraak om over de themas Kantorentransformatie en Bouwkosten in
het BO najaar 2010 te rapporteren.
MIRT-verkenning Randstad Sleutelprojecten
Er is een MIRT verkenning gestart naar de benodigde ruimtelijke rijksinzet op
gebieden met bijzonder grote en integrale ruimtelijke opgaven in de komende
decennia in het algemeen en een enkel sleutelproject in het bijzonder. Dit is de
verkenning Randstad Sleutelprojecten voor na 2020. Hierbij worden zowel de
regios binnen, als buiten de Randstad in beschouwing genomen.
In de bestuurlijk overleggen heeft de regio aangegeven helderheid te willen
krijgen over de criteria en instrumentarium voor de sleutelprojecten. Daartoe stelt
het rijk momenteel een afwegingskader op. Dit is in concept gereed en wordt
beoordeeld door de planbureaus (PBL en CPB). De regio heeft dit concept
afwegingskader ook ontvangen. Het kabinet streeft ernaar het afwegingskader
nog voor de zomer 2010 vast te stellen. Medio 2010 zal de minister van VROM uw
Kamer informeren over het opgestelde afwegingskader en de weging van
sleutelgebieden. Ook zal uw Kamer dan een overzicht ontvangen van de
ruimtelijke opgaven voor de lange termijn in de verschillende potentiële
'sleutelgebieden' alsmede een weging daarvan.4 Vervolgens zal een aantal opties
voor nieuwe sleutelprojecten geselecteerd worden waarbij onder meer een
inschatting van kosten, baten, nationale betekenis en mogelijk bijpassende
instrumenten wordt gemaakt. De regio zal hierover worden geïnformeerd en
geconsulteerd. Wanneer het kabinet daadwerkelijk nieuwe sleutelprojecten wil
benoemen, zal op basis daarvan in 2011 een keuze worden gemaakt door het
kabinet.
Naast het afwegingskader is ook de mogelijke betekenis van een sleutelproject
met de regio besproken. Een sleutelproject betekent niet automatisch dat er extra
rijksgeld beschikbaar wordt gesteld, al is dat wel één van de opties. Randstad
Urgent en de eerste generatie sleutelprojecten waren ook zonder extra rijksgeld
succesvol. Het besluit hierover is aan het volgende kabinet. Vanuit de regio werd
tijdens de bestuurlijke overleggen gesuggereerd de planbureaus (CBP en PBL)
goed te informeren over regionale cofinanciering waar dat aan de orde is, zodat
het CPB deze informatie kan meenemen in haar adviezen. De minister van VROM
zal bij de planbureaus hiervoor aandacht vragen. Ook zijn in de bestuurlijk
overleggen door verschillende regios suggesties gedaan voor projecten. Deze
worden meegenomen in de verkenning. In de verkenning gaan we selectief te
werk. Uiteindelijk zullen er slechts enkele projecten voorgedragen worden. Dit
vergt prioritering. De regio heeft toegezegd daarbij te helpen door zelf selectief te
zijn door onderlinge samenwerking en prioritering van ambities binnen regios.
Emmen
Conform de toezegging aan uw Kamer tijdens het AO Moties en toezeggingen van
31 maart, wordt u bij deze brief tevens geïnformeerd over de voortgang van het
project Atalanta (centrumontwikkeling Emmen). Hiervoor verwijs ik naar de in het
kader van het bestuurlijk overleg Noord-Nederland gemaakte afspraak inzake
'MIRT-verkenning Gebiedsontwikkeling Centrumontwikkeling Emmen' (zie bijlage
1).
Quick scan Gedecentraliseerde spoorlijnen
Tijdens het bestuurlijk overleg MIRT van voorjaar 2009 is aangegeven dat de
maatregelen uit het pakket Quick scan Gedecentraliseerde spoorlijnen nog
moeten voldoen aan de FES-toets op pakketniveau. De FES-toets is inmiddels
uitgevoerd. Naar aanleiding daarvan heeft het kabinet 44 mln vrij gemaakt uit
het FES. Samen met de 10 mln uit het amendement Cramer komt de totale
rijksbijdrage op 54 mln voor de afgesproken maatregelen.5
Tot slot
Met diverse regios zijn afspraken gemaakt en convenanten gesloten over
projecten. De algemene lijn van het kabinet geldt dat er een voorbehoud wordt
gemaakt voor de consequenties voortvloeiend uit besluitvorming van het nieuwe
kabinet en de daarmee samenhangende (eventuele) gevolgen voor individuele
projecten.
4 TK 31 089, nr. 68
5 TK 31 474A, nr. 8
De overleggen die wij als rijk met de regionale bestuurders hebben gevoerd in de
afgelopen jaren zijn allen plezierig en constructief verlopen en zoals hierboven
geconstateerd, hebben we in gezamenlijke inspanning in alle landsdelen het
nodige gerealiseerd.
Hoewel mijn bij het MIRT betrokken collegas en ik niet onze beoogde
bewindsperiode hebben vol gemaakt, hebben we, mede gezien de agenda van dit
laatste overleg, een grote stap gezet in de integrale gebiedsgerichte benadering
en werkwijze. Ik ben trots op het behaalde resultaat, wat met name in de
Gebiedsagendas zichtbaar is geworden en heb er alle vertrouwen in dat deze
werkwijze in de toekomst zal worden voortgezet.
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
ir. Camiel Eurlings
Ministerie van Verkeer en Waterstaat