Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid


Datum 22 juni 2010
Betreft Nader rapport inzake het voorstel van wet houdende wijziging van de Algemene Ouderdomswet teneinde een korting te kunnen toepassen op de toeslag voor de echtgenoot die jonger is dan 65 jaar

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 19 mei 2010, nr. 10.001372, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.
Dit advies, gedateerd 28 mei 2010, nr. W12.10.0185, bied ik U hierbij aan.

De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt een opmerking met betrekking tot het achterwege laten van de korting bij een laag gezamenlijk inkomen. De Raad betoogt dat door het gebruiken van het gezinsinkomen als toetssteen of men in aanmerking komt voor vrijstelling van de generieke korting er een bijstandelement wordt geïntroduceerd in de Algemene Ouderdomswet (AOW). De Raad geeft hierbij aan dat de Wet werk en bijstand zelf een kader biedt om personen met een laag inkomen te compenseren voor de gevolgen van de korting. Dit roept in de mening van de Raad de vraag op naar de noodzaak om een en ander in het kader van de AOW te regelen.

De systematiek van de AOW-partnertoeslag wordt door dit wetsvoorstel niet aangetast. Immers de wijze van vaststelling van de AOW-partnertoeslag blijft gelijk. Dit betekent dat de personen die nu AOW-partnertoeslag ontvangen ook na 2011 deze toeslag blijven ontvangen.
Wel is het zo dat op basis van het voorliggende wetsvoorstel op de AOW- partnertoeslag vervolgens een generieke korting wordt toegepast. Deze generieke korting zou voor personen met een laag inkomen kunnen betekenen dat zij aanspraak zou moeten maken op aanvullende bijstand. In de bijstand geldt een strenger regime dan in de AOW(-partnertoeslag), aangezien de bijstand een vermogenstoets kent. De regering is van mening dat een generieke korting vanuit de huidige economische en maatschappelijke situatie wenselijk is maar dat de maatregel niet onevenwichtig dient neer te slaan bij de huishoudens die het sterkst afhankelijk zijn van de partnertoeslag. Daarom introduceert zij de toets op het gezamenlijke inkomen, zodat de lagere inkomens (deels) ontzien worden. De gestelde inkomensgrens van 110% WML zorgt hiervoor. Door het vastleggen van een grens die 10%-punt boven het WML ligt, wordt tevens voorkomen dat een klein aanvullend pensioen door de korting volledig wordt teniet gedaan. Het is onvermijdelijk, wanneer het doel is te voorkomen dat personen met een laag inkomen worden getroffen, om een inkomensgrens te stellen op een wijze die aansluit bij de systematiek van de WWB. Het gaat de regering te ver om te concluderen dat hiermee ook een WWB-element wordt geïntroduceerd in de AOW. AAN DE KONINGIN Pagina 1 van 2





De regering ziet derhalve geen aanleiding het wetsvoorstel op dit punt aan te passen. Wel vormen de opmerkingen van de Raad aanleiding de memorie van toelichting op dit punt aan te scherpen.
Datum In de toelichting is de volgende passage toegevoegd:
"Door de introductie van een toets op het gezamenlijk inkomen zal, in

tegenstelling tot de huidige situatie, ook de hoogte van het inkomen van de Onze referentie AOW'er zelf van invloed kunnen zijn op de uiteindelijk te ontvangen AOW- IVV/OOG/2010/11616

partnertoeslag. Dit is een nieuw element binnen de systematiek van de AOW(- partnertoeslag). De regering is zich ervan bewust dat dit wellicht niet ten goede komt aan de eenvoud van de AOW. Maar aangezien de regering er sterk aan hecht dat de maatregel niet onevenwichtig neerslaat bij de huishoudens die het sterkst afhankelijk zijn van de partnertoeslag, acht zij deze beperkte uitbreiding verantwoord."

Verder is van de gelegenheid gebruik gemaakt om het advies van het
Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal) te verwerken in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel.

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

J.P.H. Donner

Pagina 2 van 2