Vrije Universiteit Amsterdam Vrije Universiteit Amsterdam Meer perspectief

29 juni 2010

Abrupte klimaatverandering te modelleren

Waarschijnlijk leidt 'Global Warming' tot een mondiale temperatuursstijging van 1.5-4.5C tegen 2100, maar komt er in die periode ook een abrupte klimaatverandering? Om dit uit te zoeken, keek Cédric Van Meerbeeck naar het verleden. Tijdens de Laatste IJstijd (die van 110- tot 11 duizend jaar geleden duurde) traden frequente schommelingen tussen koude perioden (die men stadialen noemt) en milde interstadialen op in het Noord-Atlantisch gebied. Van Meerbeeck promoveert 2 juli aan de faculteit Aard- en Levenswetenschappen van de VU.

Klimaatsimulaties en het geologisch archief suggereren dat de thermohaliene circulatie (THC), een oceaanstroming waarmee warm water in de Atlantische Oceaan noordwaarts vloeit, tijdens de Laatste IJstijd vaak in kracht schommelde. Een sterke THC trad op gedurende interstadialen, waardoor het interstadiale klimaat in Europa warmer was. Een gefragmenteerd Europees klimaatarchief verhindert echter het grondig testen van de THC-hypothese.

Van Meerbeeck vergeleek klimaatsimulaties met geologische klimaatreconstructies van stadiaal-interstadiaalschommelingen tijdens de Mariene Isotopen Fase 3, de tijdsperiode met de meest frequente schommelingen (60- tot 27 000 jaar geleden). Hij vond de verklaring voor frequentievariaties in trage veranderingen van de aarderotatie om de zon. Die zorgden tijdens MIS3 voor milde zomers in het noordelijk halfrond door relatief sterke zonne-instraling. Met milde zomers in MIS3 vertraagt de THC gemakkelijker dan met koele zomers.

Wat betreft de abrupte klimaatverandering ontdekte Van Meerbeeck dat het Europees klimaatarchief de THC-hypothese ondersteunt. De verandering van stadiaal naar interstadiaal werd gekenmerkt door winteropwarming, verlenging van het groeiseizoen en neerslagtoename. Dit liet een noordwaartse expansie van bossen in Europa toe, hoewel boomgroei regionaal onmogelijk bleef omwille van frequente dodelijke vorstschade en/of te koude en/of droge zomers. Om tot zulke conclusies te komen, ontwikkelde Van Meerbeeck een model-data vergelijkingsmethode die inspeelt op seizoensveranderingen vastgelegd in het geologisch archief.