Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

> Retouradres Postbus 20401 2500 EK DEN HAAG

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal

Postbus 20018
2500 EA Den Haag

Datum 7 juli 2010
Betreft Nahangprocedure ex artikel 110, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (wijziging Legkippenbesluit) Pagina 1 van 1


*PDOC01/142015*
PDOC01/142015
Directie Juridische Zaken
Prins Clauslaan 8
2595 AJ DEN HAAG

Postbus 20401
2500 EK DEN HAAG
www.minlnv.nl

T 070 - 378 49 47

Onze referentie

142015
Bijlagen

1

Geachte Voorzitter,

Hierbij doe ik u toekomen een algemene maatregel van bestuur, houdende wijziging van de overgangstermijn voor het verbod op het houden van legkippen in verrijkte kooien. Met dit besluit wordt uitvoering gegeven aan de motie van 3 december 2009, van Tweede Kamerlid Atsma c.s. (Kamerstukken II, 2009/10, 32
123 XIV, nr. 89), waarin de regering wordt verzocht om de overgangstermijn te verlengen van 2017 naar 2021.

Op grond van artikel 110, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, dient dit besluit aan beide Kamers der Staten-Generaal te worden voorgelegd. Omdat deze brief uw Kamer bereikt gedurende het zomerreces, zal drie vierde deel van de wettelijke nahangperiode van 30 dagen na dit reces plaatsvinden.

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,

G. Verburg

Besluit van 30 juni 2010, nr. 10.001615
houdende wijziging van de
overgangstermijn voor het
verbod op het houden van
legkippen in verrijkte kooien

Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 1 juni 2010, nr. 127390, Directie Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 35, 38 en 45 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

De Raad van State gehoord (advies van 17 juni 2010, no. W11.10.0230/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 21 juni 2010, nr. 138165, Directie Juridische Zaken;

HEBBEN GOEDGEVONDEN EN VERSTAAN:

Artikel I

Het besluit van 30 maart 2009, houdende een verbod op het houden van legkippen in verrijkte kooien en vaststelling van nieuwe minimumnormen voor het houden van legkippen (Stb. 161) wordt als volgt gewijzigd:

In artikel I, onderdeel A, onder 2, wordt in de aanhef van het vierde lid "31 december 2016" vervangen door: 31 december 2020.

2
Artikel II

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Laatstbedoeld besluit wordt niet genomen voordat 30 dagen zijn verstreken nadat het onderhavige besluit is overgelegd aan beide kamers der Staten- Generaal, en evenmin indien binnen die termijn door of namens een der kamers of door ten minste een vijfde van het grondwettelijke aantal leden van een der kamers de wens te kennen wordt gegeven dat de inwerkingtreding van dit besluit bij wet wordt geregeld.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,

G. Verburg 3
NOTA VAN TOELICHTING

Met dit besluit wordt uitvoering gegeven aan de motie van 3 december 2009 van Tweede Kamerlid Atsma c.s., waarin de regering is verzocht om een overgangstermijn voor bestaande verrijkte en te verrijken kooien voor legkippen van 1 januari 2017 te verlengen naar 1 januari 2021 (Kamerstukken II 2009/10, 32 123 XIV, nr. 89).

Dit besluit wijzigt een eerdere, nog niet in werking getreden wijziging van 30 maart 2009 van het Legkippenbesluit 2003 (Stb. 161).

Achtergrond

Bij brief van 4 december 2008 (Kamerstukken II 2008/09 28 286, nr. 248) is aan de Tweede Kamer voorgesteld om bij een verbod op verrijkte kooien een overgangstermijn te hanteren voor bestaande verrijkte en te verrijken kooien tot 1 januari 2021. Deze datum werd als evenwichtig beoordeeld omdat op die datum weliswaar bepaalde inrichtingselementen in de te verrijken kooien nog niet economisch afgeschreven zouden zijn, maar dit zou kunnen worden gecompenseerd doordat de kooien zelf al in 2017 zouden zijn afgeschreven en toch nog tot 2021 zouden kunnen worden gebruikt. Het oordeel van de toenmalige Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit was dat met dit voorstel zowel tegemoet werd gekomen aan de wens van de Tweede Kamer om de verrijkte kooi zo snel mogelijk te verbieden als aan de wens om rekening te houden met de economische afschrijving voor legkippenhouders.

Bij motie van 16 december 2008 van Tweede Kamerlid Ouwehand c.s. (Kamerstukken II, 31 700 XIV, nr. 106) is de regering gevraagd om de overgangstermijn te bekorten tot 1 januari 2017. In het besluit van 30 maart
2009 is deze kortere overgangstermijn opgenomen. Dit besluit is, ingevolge artikel 110 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, nagehangen bij het parlement. Naar aanleiding hiervan is de regering bij motie van 2 juli
2009 van Tweede Kamerlid Atsma c.s. (Kamerstukken II, 21501-32, nr. 347) verzocht om onafhankelijk onderzoek te laten verrichten naar de directe en indirecte schade die ondernemers zouden lijden ten gevolge van de vervroegde overgangstermijn. Uit dit onderzoek is gebleken dat dat bij de gehanteerde uitgangspunten en een overgangstermijn tot 2017 sprake zou zijn van een schade van minimaal ¤ 7,4 miljoen, hetgeen gemiddeld een schade van bijna ¤ 250.000 per bedrijf zou inhouden voor de
30 betrokken bedrijven. Bij motie van 3 december 2009 van Tweede Kamerlid Atsma c.s. (Kamerstukken II 2009/10, 32 123 XIV, nr. 89), is de regering 4 verzocht om de overgangstermijn voor bestaande verrijkte en te verrijken kooien voor legkippen toch weer te verlengen naar 1 januari 2021.

Gevolgen voor het bedrijfseffecten en het milieu

De gevolgen voor het bedrijfsleven en voor het milieu, zoals beschreven in de paragrafen 4 en 5 van de nota van toelichting bij het genoemde besluit van
30 maart 2009, worden door onderhavig besluit niet anders, met dien verstande dat deze effecten door onderhavig besluit pas in 2021 optreden.

Vaste verandermomenten

Gestreefd wordt naar inwerkingtreding van dit besluit op 1 januari 2011. Hiermee wordt aangesloten bij het kabinetsbeleid van vaste verandermomenten voor regelgeving, neergelegd in de brief van 3 november
2008 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2008/09, 29
515, nr. 270).

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,

G. Verburg