Rijksoverheid


2010Z10659

Vragen van het lid Voortman (GroenLinks) aan de ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de wens van landen van de Europese Unie om een einde te maken aan discriminatie van bloeddonoren. (Ingezonden 8 juli 2010)


1
Bent u bekend met het bericht dat de EU-landen de Europese Commissie hebben gevraagd met voorstellen te komen om discriminatie bij bloeddonatie uit te sluiten? 1)


2
Herinnert u zich uw eerdere antwoorden op vragen van het lid Van Gent inzake het dreigende tekort aan bloeddonoren? 2)


3
Kunt u aangeven welk standpunt bij de informele vergadering namens de Nederlandse regering is ingenomen?


4
Verwacht u dat de Europese Commissie met wettelijk bindende voorstellen (een richtlijn of verordening) komt? Zo ja, welke gevolgen zou dat hebben ten aanzien van het beleid bij bloeddonatie in Nederland?


5
Bent u bereid het Nederlandse beleid ten aanzien van bloeddonatie en discriminerend beleid te herzien, bijvoorbeeld ten aanzien van bloeddonatie door homoseksuele mannen?


6
Is bij u bekend in hoeverre er op dit moment een tekort aan donorbloed bestaat?


1) Spits, 5 juli 2010

2) Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2007-2008, nr. 3569

Geachte voorzitter,

Medio juni jl. heeft het SCP de publicatie "Oudere tehuisbewoners" uitgebracht

met de resultaten van een enquete onder ruim 1.500 bewoners van verzorgings-

en verpleeghuizen. Het doel van deze enquête was meer zicht krijgen op de samenstelling van de groep bewoners en hun leefsituatie. Wat betreft de samenstelling worden de resultaten gebruikt voor het actualiseren van de te verwachten vraagontwikkeling voor personen die een beroep doen op de sector verpleging en verzorging. Deze raming voert het SCP in opdracht van het ministerie uit. Wat betreft de leefsituatie worden de resultaten opgenomen in de SCP-rapportage "Kwetsbare ouderen" die naar verwachting eind 2010 beschikbaar komt. Hierbij wordt voldaan aan het verzoek van de Kamer om nu al op deze publicatie te reageren.
Uit het onderzoek komt naar voren dat de meeste bewoners van een verpleeg- of verzorgingshuis tevreden zijn over de zorginstelling en de zorg die zij ontvangen. De bewoners geven aan dat verzorgenden hen serieus nemen, dat ze met rust gelaten worden als er behoefte aan is en dat er voldoende activiteiten worden georganiseerd. Er zijn ook aandachtspunten genoemd, zoals weinig tijd voor extra aandacht en gebrek aan privacy en autonomie.
De hoge mate van tevredenheid van de cliënten geeft aan, dat de sector zelf hard aan het werk is om de kwaliteit van zorgverlening te verbeteren. Er is sprake van een cultuuromslag, waarvoor overigens ook tijd nodig is deze verder in te bedden binnen de sector. Om cultuurveranderingen, gericht op de verbetering van de kwaliteit van zorg, te bewerkstelligen zijn programma's ingezet zoals In voor Zorg, Zorg voor Beter en Transformatieprogramma Langdurige Zorg.

Ik verwijs u tevens naar het onlangs uitgebrachte rapport van de NPCF "Uw mening onze zorg". De conclusies uit beide rapporten komen voor een groot deel overeen. Beide onderzoeken bieden inzicht in de wensen en behoeften van cliënten en helpen zorginstellingen kritisch naar hun organisatie te kijken. Met de kennis van de wens en vraag van de cliënt, acht ik de zorginstellingen in staat om de stap te maken die noodzakelijk is om vraaggestuurde zorg te bewerkstelligen.

Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

dr. A. Klink

Diagnostiek ten behoeve van de aanvraag voor behandeling Het is niet de basisschool die de aanvraag voor de behandeling van ernstige

enkelvoudige dyslexie doet, maar het zijn de ouders die dat doen. Voor de aanmelding geeft de basisschool het leerlingdossier aan de ouders. Een gezondheidszorgpsycholoog, een kinder- of jeugdpsycholoog of een orthopedagoog generalist (hoofdbehandelaar) beoordeelt het leerlingdossier dat door de basisschool is samengesteld. Deze hoofdbehandelaar stelt vast of het leerlingdossier het vermoeden van ernstige enkelvoudige dyslexie voldoende onderbouwt. Uit het leerlingdossier moet blijken dat er sprake is van een achterstand van lezen en/of spellen en dat er sprake is van een didactische resistentie, dat wil zeggen dat de geboden ondersteuning op de basisschool niet de verwachte vooruitgang in de toetsresultaten laat zien. Deze diagnostiek vindt plaats op basis van het protocol Dyslexie Diagnostiek & Behandeling. Dit protocol dient als leidraad voor het diagnosticeren van kinderen in de basisschoolleeftijd met ernstige dyslexie. Het protocol beschrijft de stappen die genomen moeten worden voor het stellen van een diagnose en maakt onderscheid tussen ernstige en minder ernstige dyslexie. Kinderen bij wie minder ernstige leesproblemen of dyslexie wordt vastgesteld, moeten binnen de beschikbare ondersteuning in het onderwijs worden geholpen. Kinderen bij wie ernstige enkelvoudige dyslexie wordt geconstateerd, kunnen op grond van het protocol een indicatie voor een gespecialiseerde behandeling krijgen.

Behandeling van ernstige enkelvoudige dyslexie
De vergoeding voor deze behandeling vindt plaats vanuit de basisverzekering op grond van de Zorgverzekeringswet die voor iedereen beschikbaar is. Wel kan de zorgverzekeraar nader bepalen of ouders gebruik moeten maken van een zorgverlener met wie de zorgverzekeraar een contract heeft afgesloten. Voor de vergoedingsregeling komen kinderen in aanmerking die een ernstige enkelvoudige dyslexie hebben en die basisonderwijs volgen2. Reden hiervoor is dat deze kinderen een behandeling nodig hebben om een basisniveau van lees- en schrijfvaardigheid te bereiken. Met inachtneming hiervan zou de basisschool alleen voor die leerlingen van wie het vermoeden bestaat van een ernstige vorm van dyslexie een leerlingdossier ten behoeve van een aanvraag voor een behandeling op basis van de vergoedingsregeling dyslexie moeten maken.

Evaluatie van de vergoedingsregeling
De vergoedingsregeling voor ernstige enkelvoudige dyslexie wordt momenteel geëvalueerd3. De evaluatie richt zich op betaalbaarheid, de toegankelijkheid, de kwaliteit van de dyslexiezorg en de rol van de verschillende actoren die zijn betrokken bij deze vorm van zorg. Hierbij zal ook de rol van de school en het leerlingdossier onderwerp van evaluatie zijn. De ervaringen die door de 8e Montessorischool Zeeburg naar voren zijn gebracht, zullen worden ingebracht bij

2 verslag schriftelijk overleg TK 29 689, nr. 250 d.d. 9 februari 2009
3 verslag schriftelijk overleg TK 29 689, nr. 200 d.d. 25 juni 2008

de beleidsevaluatie. De gegevens worden gedurende het schooljaar 2010-2011 verzameld. De beleidsevaluatie is eind 2011 afgerond.

Praktische knelpunten leerlingdossier
In de brief van de 8e Montessorischool Zeeburg wordt een aantal praktische

knelpunten met betrekking tot het leerlingdossier genoemd. Zo wordt aangegeven dat er geen éénduidigheid over de inhoud van dit dossier bestaat en dat het format uit het Masterplan Dyslexie niet actueel is: de toetsen en de toetskalender zijn gewijzigd, maar dit is niet doorgevoerd in het format. Deze knelpunten vragen om een snelle oplossing. Ze worden opgelost in overleg met de medewerkers van het Masterplan Dyslexie. Aan hen is verzocht te bekijken welke handreikingen kunnen worden geboden zodat er meer duidelijkheid over de vorm en de inhoud van het leerlingdossier ontstaat. In ieder geval wordt op korte termijn een geautomatiseerd format voor het samenstellen van het leerlingdossier beschikbaar gesteld op de website van het Masterplan Dyslexie. Hierdoor worden de administratieve lasten voor basisscholen al verminderd. Ook is sinds januari 2010 een actuele toetskalender beschikbaar gesteld. Daarnaast zal met de medewerkers van het Masterplan Dyslexie en het Steunpunt Dyslexie dat in samenwerking met de oudervereniging Balans is opgericht, worden gesproken over een verbetering van de voorlichting aan ouders over de vergoedingsregeling dyslexie.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

mr. A. Rouvoet