Hoge Raad der Nederlanden

Samenvatting conclusie in de zaak Willem H

Op 6 juli 2010 heeft de advocaat-generaal bij de Hoge Raad mr. N. Jörg conclusie genomen in de zaak van verdachte Willem H. Deze zaak hangt samen met de zaken van drie medeverdachten waarin mr. Jörg eveneens op dezelfde dag heeft geconcludeerd.

De rechtbank Haarlem heeft de verdachte op 21 december 2007 veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaar omdat hij zich schuldig zou hebben gemaakt aan afpersingen, witwaspraktijken, deelname aan een criminele organisatie, mishandeling en bedreiging van een aantal personen (LJN BC0703). Zowel de verdachte als het Openbaar Ministerie heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. Het gerechtshof Amsterdam heeft op 3 juli 2009 arrest gewezen in de zaak van verdachte. Ook in hoger beroep is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaar (LJN BJ1646).

De procedure bij de Hoge Raad
De verdachte heeft tegen het arrest van het gerechtshof beroep in cassatie bij de Hoge Raad ingesteld. De cassatieschriftuur is namens de verdachte ingediend door mr. A.A. Franken en mr. C.H. Zuur, beiden advocaat in Amsterdam.
De cassatieschriftuur omvat een veelheid aan uiteenlopende klachten. De door de raadslieden voorgestelde klachten hebben onder meer betrekking op de (on)partijdigheid van de rechtbank, de vraag of van bijzondere opsporingsbevoegdheden gebruik is gemaakt, het verschoningsrecht van getuigen, de betrouwbaarheid van bewijsmateriaal (zoals de "achterbankgesprekken" met W. Endstra), etc.
De advocaat-generaal bij de Hoge Raad mr. N. Jörg heeft in zijn conclusie van 6 juli 2010 de Hoge Raad geadviseerd de klachten van de verdachte te verwerpen. De meeste klachten kunnen zijns inziens worden afgedaan met een verkorte motivering; de overige vergen bespreking door de Hoge Raad. Daarbij kan de advocaat-generaal zich onder meer verenigen met het oordeel van het hof dat de zaak in eerste aanleg door een onpartijdige en niet-vooringenomen rechter is behandeld. Ook de bewezenverklaringen, waar het bijvoorbeeld gaat om de afpersing van Endstra door verdachte, voldoen volgens de advocaat-generaal aan de wettelijke eisen. In dit verband adviseert hij onder andere de klachten van de raadslieden omtrent het gestelde onrechtmatig gebruik van bijzondere opsporingsbevoegdheden, de gestelde onbetrouwbaarheid van het door het hof gebruikte bewijsmateriaal en de gestelde schending van het verschoningsrecht van twee getuigen te verwerpen. De klachten die zijns inziens door de Hoge Raad dienen te worden besproken worden in de conclusie behandeld in de nummers 9-19; 25-29; 106-126; 151-154; 157-163.

Verdere gang van zaken
De zaak is verwezen naar de rol van 12 oktober 2010 voor uitspraak door de Hoge Raad. Voorlopig is de uitspraak bepaald op die datum.

Ten slotte
Een conclusie is een rechtsgeleerd advies aan de Hoge Raad. De advocaat-generaal is lid van het parket bij de Hoge Raad. Het parket bij de Hoge Raad is een zelfstandig, onafhankelijk onderdeel van de rechterlijke organisatie. Het behoort niet tot het Openbaar Ministerie. Het parket bij de Hoge Raad kan zich over een door de Hoge Raad te beoordelen zaak niet anders uitlaten dan in het kader van de conclusie en is dan ook niet in de gelegenheid tot het geven van nader commentaar.

Zie voor de volledige tekst van de conclusie in deze zaak de website rechtspraak.nl,

zaaknr. 09/02603, LJN BN0526

en voor de conclusies in de zaken van de medeverdachten: zaaknr. 09/02958, LJN BN0580
zaaknr. 09/02710, LJN BN0578
zaaknr. 09/04709, LJN BN0581

Zie het origineel
Den Haag, 8 juli 2010


Bron: Hoge Raad der Nederlanden
Datum actualiteit: 8 juli 2010 Naar boven