Rijksuniversiteit Groningen

Persbericht
Rijksuniversiteit Groningen / nummer 116 / 13 juli 2010

Opinie dr. Quirijn van den Hoogen:

'Evaluatie cultuurbeleid richt zich te weinig op de waarde voor het publiek'

Bij het evalueren van gemeentelijk cultuurbeleid wordt steeds meer gekeken naar de cijfers. Onterecht, vindt Quirijn van den Hoogen, docent kunstbeleid en kunstsociologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. 'Financiële gegevens en bezoekersaantallen zijn maar een klein deel. Cultuurbeleid zou veel meer moeten gaan over de waarde van kunst voor het publiek en de samenleving.'

Juist het verhaal achter de cijfers is volgens Van den Hoogen van belang om goed te kunnen evalueren. 'Zo speelt theatergezelschap de Citadel uit Groningen veel op scholen. Op die manier bereiken ze minder publiek dan dat ze gewoon een voorstelling spelen in een theaterzaal, dus is de voorstelling per bezoeker duurder. Maar juist door het spelen op school hebben de voorstellingen voor leerlingen extra betekenis. Door alleen te kijken naar de cijfers wordt dit soort relevante informatie niet meegewogen.'

Waarde van ervaringen

'Je kunt veel meer meten dan mensen denken', stelt Van den Hoogen. 'Dat mensen een kaartje kopen voor een voorstelling zegt wel iets over hun levensstijl, over wat ze leuk vinden maar niets over wat de voorstelling voor ze betekent. De kaartverkoop kun je vanuit dat oogpunt dan ook niet gebruiken als meetpunt. En zeker niet als enige meetpunt. Laten we serieus publieksonderzoek doen, waarin wordt gekeken naar de waarde van de ervaringen die kunstuitingen opleveren. Serieus kijken naar wat kunst doet in de samenleving.'

Sociale cohesie

Het cultuurbeleid is ook goed te evalueren op maatschappelijk niveau. Cultuur levert een bijdrage aan de sociale cohesie in de stad, zo vinden veel politici tegenwoordig. 'Je kunt bijvoorbeeld meten wat de invloed daarvan is op de huizenprijs. Volgens onderzoek speelt het aantal podiumvoorstellingen in een stad een significante rol in de huizenprijs. Dan heb je het overigens niet alleen over gesubsidieerd maar ook over ongesubsidieerd theater. Een gemeente moet daar serieus onderzoek naar doen.'

Actieve rol gemeenten

Van den Hoogen: 'Cultuurbeleid gaat over de waarde die je genereert voor de kunst zelf, voor het publiek en voor de maatschappij. De waarde voor het publiek is daarbij het scharnierpunt. Die waarde serieus in kaart brengen vergt een grote inspanning. Om het goed te doen moet je het publiek van de gesubsidieerde instellingen bijvoorbeeld ook afzetten tegen dat van niet gesubsidieerde instellingen. En daarbij kun je niet alles over de schutting gooien bij de instellingen zelf. Ook de gemeenten zullen daarin een actieve rol moeten spelen.'

Niet per se evalueren

Hoewel Van den Hoogen voorstander is van een uitgebreide evaluatie, betekent dat volgens hem niet dat dit altijd en overal moet gebeuren. 'Je moet als gemeente de keus maken op welk niveau het beleid wordt geëvalueerd. Je kunt er voor kiezen dat te doen op een eenvoudig niveau; gewoon kijken of met de verstrekte subsidies mooie kunst is gemaakt en het daarbij laten. Maar een gemeente die hiervoor kiest, moet zich wel bewust zijn dat je instellingen dan vervolgens niet kunt afrekenen op hun economische resultaat.'

Weloverwogen beleidsbeslissingen

Verder is het een vraag hoe je omgaat met evaluatiegegevens, zowel kwantitatieve als kwalitatieve informatie. Stel dat een voorstelling niet werkt; een bepaalde lijn van de artistiek leider komt niet uit de verf. Hoe reken je daarmee af? Wordt de subsidie gewoon stopgezet, of gebruik je deze informatie om het beleid aan te passen? Misschien blijkt uit dergelijke informatie wel dat het nodig is om andere keuzes te maken. Niet de instelling afrekenen, maar het hele beleid aanpassen. Serieuze beleidsevaluatie is dus iets anders dan een 'afrekencultuur', aldus Van den Hoogen.

Curriculum Vitae

Quirijn van den Hoogen (Soest, 1969) studeerde Bedrijfskunde en Kunst en Kunstbeleid aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij werkte als zelfstandig adviseur op het gebied van cultuur en was beleidsadviseur cultuur voor provincie en gemeente Groningen en bij de Vereniging Nederlandse Gemeenten in Den Haag. Momenteel is hij docent kunstbeleid en kunstsociologie bij de opleiding Kunsten, Cultuur en Media van de RUG. Hij promoveerde op 1 juli 2010 bij prof.dr. J.J. van Maanen op zijn onderzoek naar het functioneren van podiumkunsten in de stedelijke samenleving vanuit het perspectief van gemeentelijk cultuurbeleid. De titel van het proefschrift is: Performing arts and the city. Dutch municipal cultural policy in the brave new world of evidence-based policy.