'Stads- en regioscan grootste Brabantse gemeenten

13/07/2010 16:30

Het Programma Politie en Wetenschap

Nieuwe uitgave van het Programma Politie en Wetenschap.

Onveiligheid grote Brabantse gemeenten in belangrijke mate terug te voeren op hoog aanbod van criminele groeperingen

Uit de Gemeentelijke Veiligheidsindex van Politie & Wetenschap (GVI) blijkt dat de vier grootste Brabantse steden tot de onveiligste gemeenten van Nederland behoren. Nader onderzoek naar achtergronden en verklaringen laat zien dat de hoge criminaliteitsscores samenhangen met de verwevenheid tussen reguliere zichtbare criminaliteit ('geregistreerde' criminaliteit) en in de regio actieve criminele groeperingen ('georganiseerde' criminaliteit). Dat vraagt om intensivering van de bovenlokale en institutionele samenwerking tussen bestuur, politie en justitie bij de aanpak van zichtbare en (grotendeels) onzichtbare vormen van criminaliteit.

Dit zijn enkele belangrijke bevindingen van een bijzondere achtergrondstudie naar het bestendige, relatief hoge criminaliteitsniveau van grote Brabantse gemeenten, welke in opdracht van Politie en Wetenschap is uitgevoerd door dr. Balthazar Beke, dr. Edward van der Torre en dr. Menno van Duin.

Aanleiding voor deze studie waren de onverminderd hoge posities van Eindhoven, Den Bosch, Tilburg en ook Breda op de ranglijst van (meest) onveilige gemeenten: de Gemeentelijke Veiligheidsindex. Het criminaliteitsniveau in deze Brabantse gemeenten is op (veel) onderdelen vergelijkbaar met dat van de vier 'grote steden': Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht (G4).

Dat gegeven was voor de betrokken burgemeesters aanleiding om een verzoek neer te leggen bij Politie & Wetenschap (P?) voor een nadere analyse met als leidende vraag hoe deze hoge criminaliteitsniveaus te verklaren zijn.

Onderzoeksmethodiek

Bij de opzet en uitvoering van het onderzoek is gebruik gemaakt van een (analyse)methodiek waarin voortgebouwd wordt op de methodiek van de Gebiedscan van P?. Daarbij worden de belangrijkste veiligheidsvraagstukken in een bepaald gebied (gemeentekern, wijk of buurt) volgens een vaste methode in een aantal stappen in kaart gebracht, met gebruikmaking van 'systeeminformatie' (gegevens over aangiftecriminaliteit, vernielingen, overlast etc.) en de 'straatkennis' van (wijk)agenten en andere functionarissen die in het gebied werkzaam zijn. Veiligheidsvraagstukken worden vertaald en geconcretiseerd naar problemen, probleemgroepen (hot groups), probleemlocaties (hot spots) en tijdtippen (hot times).

Dit onderzoek is een eerst proeve van een gecombineerde stads- en een regioscan. De kern is gelegen in drie niveaus van analyse. De eerste stap bestaat uit een nadere analyse van de geregistreerde (aangifte)criminaliteit, zodat een preciezer beeld ontstaat van aard, omvang, locaties en ontwikkelingen van deze criminaliteit.

De tweede stap behelst het linken van deze gedetailleerde criminaliteitsgegevens aan specifieke daders, probleem- of dadergroepen en mogelijke criminele groepen of structuren. Daarbij wordt een eerste verbinding gelegd tussen zichtbare criminaliteit en de onderliggende criminele infrastructuur.

De derde en laatste stap bestaat uit een analyse van de criminele infrastructuur. Er wordt bestudeerd in welke mate deze wortelt in stedelijke en regionale factoren van sociaaleconomische, geografische, culturele en historische aard.

Bevindingen

De belangrijkste conclusie van het onderzoek luidt dat er een samenhang bestaat tussen zichtbare en 'onzichtbare' criminaliteit, oftewel: tussen de georganiseerde en geregistreerde criminaliteit die wordt gemeten door de Gemeentelijke Veiligheidsindex (GVI). De Brabantse regio is de 'thuishaven' van een rijk palet aan criminele groepen en structuren. De 'georganiseerde' criminaliteit in de provincie Brabant draagt daarmee bij aan de hoge geregistreerde criminaliteit in de grote Brabantse steden. In de regio actieve criminele groeperingen blijken op verschillende wijze(n) mede bepalend zijn voor aard en omvang van geregistreerde criminaliteit.

Er is een relatief divers en breed vertakt netwerk van verschillende criminele groeperingen ontstaan. Het precieze profiel van de georganiseerde criminaliteit verschilt per stad, maar op hoofdlijnen gaat het om zeven criminele (gelegenheids)structuren, die - in meer of mindere mate georganiseerd - zich 'specialiseren' op bepaalde criminele activiteiten. Die groeperingen wortelen deels in de provinciale en regionale historie (o.a. groepen onder de kampers en autochtone criminelen), maar ook in de criminele gelegenheidsstructuren van vandaag de dag. Het gaat dan om nieuwe groepen die opkomen of doorgebroken zijn: voornamelijk allochtone groepen (Turks, Antilliaans, Marokkaans).

De actieradius is deels regionaal, maar zeker voor een aantal van deze groeperingen ook nationaal en internationaal. De Brabantse regio is min of meer hun 'thuisbasis'.

Een tweede belangrijke conclusie is dat de criminele kansen van deze groeperingen en structuren om verschillende, met elkaar samenhangende, redenen riant zijn:


- De grensligging creëert diverse criminele markten, in het bijzonder drugsmarkten, waarvan de softdrugmarkt het meest zichtbaar is.


- Vanwege jarenlang crimineel koopmanschap is er veel crimineel (drugs)geld voorhanden. Dit draagt bij aan bestendiging van de criminele infrastructuren.


- Politie(ministeries) en bestuur (VNG) zijn in hoge mate gericht op aangiftecriminaliteit. Voornoemde criminele groeperingen in de regio richten zich echter vooral op zogenaamde 'aangifteloze' delicten; daardoor blijven ze betrekkelijk goed buiten beeld. Tegelijkertijd dragen ze echter (in)direct wel bij aan de hoge aangiftecriminaliteit in de provincie, onder meer door helingpraktijken, illegale hennepteelt en door de negatieve invloed van 'detail - drugshandelaren' op jeugdgroepen en veelplegers.


- De opsporingscapaciteit van de drie Brabantse regiokorpsen is in hoge mate gericht op geweld, overvallen en op TGO - waardige zaken. Dit is begrijpelijk, maar het reduceert de pakkans van voornoemde criminele samenwerkingsverbanden in hoge mate.

Conclusies

De onderzoekers concluderen dat veiligheidsbeleid dat zich uitsluitend richt op aanpak van regulier zichtbare probleemgroepen, maar beperkt effectief bij het terugdringen van de geregistreerde criminaliteit, omdat de onderliggende criminele infrastructuur en daarin actieve criminele groeperingen niet worden aangepakt. Deze 'bias' in het veiligheidsbeleid wordt mede veroorzaakt door de focus op aangiftecriminaliteit.

Daar komt bij dat het zicht op, en daarmee ook weer de aandacht voor, meer georganiseerde vormen van criminaliteit beperkt is en zelfs afneemt (zowel politieel als bestuurlijk). En voor zover het aandacht krijgt, is het te vaak losgekoppeld van gemeentelijk veiligheidsbeleid.

Wil het veiligheidsbeleid effectiever zijn, dan moet het zich richten op een aanpak op twee fronten en op intensivering van de bovenlokale institutionele samenwerking tussen bestuur, politie en OM. De focus van het veiligheidsbeleid moet niet louter gelegen zijn in de aanpak van regulier zichtbare probleemgroepen, maar tegelijkertijd óók gericht zijn op de onderliggende criminele infrastructuur en daarin actieve criminele groeperingen. Het accent komt daarmee ook te liggen op andere - minder zichtbare - vormen van criminaliteit (zoals bijvoorbeeld heling, drugshandel en - productie, fraude en witwassen).

Aanbevelingen

De vier grootste gemeenten van Brabant (Eindhoven, Tilburg, 's-Hertogenbosch en Breda) hebben met elkaar gemeen dat ze in hoge mate lokaal - dus gemeentelijk - optreden tegen vormen van criminaliteit die dus zijn verbonden met georganiseerde en bovenlokale criminaliteit. Dit vergt logischerwijs bovenlokale samenwerking en organisatiestructuren. Om die stap te kunnen zetten is het gunstig dat het lokale veiligheidsbeleid de afgelopen jaren sterk is verbeterd. Daarop kan worden voortgebouwd. Tegelijk dient het verder te worden aangescherpt en geïntensiveerd. Het accent moet worden verlegd. Een belangrijke eerste stap en randvoorwaarde is verbetering van de (gezamenlijke) kennis- en informatiepositie, met bijzondere aandacht voor de informatie over criminaliteit en over daders, en meer in het bijzonder over georganiseerde criminele groepen en de structuren waarbinnen ze opereren..

Dit vormt een gezamenlijke uitdaging voor drie Brabantse politiekorpsen, voor de twee arrondissementen van het Openbaar Ministerie en voor het provinciaal en lokaal bestuur.