Technische Universiteit Delft

Sociale stijging: tussen droom en daad

De praktijk van de stedelijke vernieuwing blijkt er een bonte verzameling van creatieve projecten en initiatieven te zijn ontwikkeld die gericht zijn op het bevorderen van sociale stijging. De relatie tussen verheven idealen (droom) en de uitgevoerde projecten (daad) is echter vaak nog onvoldoende uitgewerkt en vormgegeven. Te vaak zijn doelen niet goed geformuleerd en worden resultaten niet goed bijgehouden. Daardoor is het moeilijk om eenduidige uitspraken te doen over de effecten van projecten die gericht zijn op sociale stijging voor de bewoners en de wijk. Dat zijn enkele conclusies uit het onderzoek dat in opdracht van Platform Corpovenista en de SEV is uitgevoerd door DSP-groep.

Het is vier jaar geleden dat de VROM-raad het advies 'Stad en stijging' uitbracht. Daarin is een pleidooi gehouden voor een andere koers in de stedelijke vernieuwing en is gesteld dat de talenten en ambities van bewoners in de stadswijken veel meer het uitgangspunt zouden moeten vormen dan daarvoor het geval was. Dit advies is een belangrijk ijkpunt geweest voor zowel het Rijksbeleid als voor het lokale gebiedsgerichte beleid van gemeenten en woningcorporaties. Wat hebben de inspanningen van corporaties in de talloze projecten die zij mede hebben geïnitieerd en ondersteund nu opgeleverd? Dat is de vraag die Platform Corpovenista beantwoord wilde zien en waar dit rapport een antwoord op geeft.

Het rapport maakt inzichtelijk dat het lastig is om de precieze effecten van de verschillende sociale interventies vast te stellen. Op individueel niveau is dat soms nog wel mogelijk, maar voor het wijkniveau niet of nauwelijks. Dat laatste mag men misschien ook niet verwachten. Je kunt niet met een enkel sociale stijgingsproject een wijk uit het dal trekken. Bovendien moet men zich realiseren dat effectiviteit in termen van maatschappelijk resultaat (outcome) in het sociale domein lastig vast te stellen is. Veelal is slechts indicatieve bewijskracht te verkrijgen, omdat er geen direct, eenduidig

causaal verband te leggen is tussen de sociale interventies en het bereikte doel. Bijna altijd zijn ook andere factoren en ontwikkelingen van invloed op het bereikte resultaat. Dat geldt ook voor de interventies die in deze studie besproken worden.

Niettemin maakt het rapport duidelijk dat de zwaarte van de indicatieve bewijskracht bij een meer professionele uitvoering van de projecten, kan toenemen. Nu ontbreken vaak elementaire administratieve gegevens om uitspraken te kunnen doen over gerealiseerde verbeteringen. Het rapport maakt ook duidelijk dat werken aan sociale stijging een proces van lange adem is en bijna altijd een verhaal van kleine stapjes. Wie sprongen vooruit verwacht van sociale stijgingsinterventies, draait zichzelf een rad voor ogen. De praktijk is weerbarstig. Dit geldt zeker voor groepen die aangewezen zijn op het souterrain van de woningmarkt, zoals daklozen, verslaafden, exgedetineerden, psychiatrische patiënten, en mensen met een verstandelijke beperking. Ook van burgers die al heel lang in uitkeringsafhankelijke situaties verkeren, zijn op korte termijn niet al te spectaculaire stappen omhoog te verwachten.

Dit rapport maakt een tussenbalans op en reikt verbeterpunten aan, zoals een scherpere analyse vooraf, preciezer geformuleerde doelstellingen en een betere monitoring en evaluatie. Het is belangrijk om daarmee aan de slag te gaan. Met klassiek evaluatieonderzoek leg je de meerwaarde van sociale stijgingsprojecten niet goed bloot. Verstandiger is het om te kiezen voor een vorm van praktijkgestuurd effectenonderzoek die recht doet aan de inzichten en vooronderstellingen van de verschillende belanghebbenden.

Op de website van het Onderzoeksinstituut OTB kunt het Projectenboek "Sociale stijging" en het rapport "Sociale stijging; tussen droom en daad " downloaden.