Rechtbank Haarlem


Onvoldoende belangenafweging bij weigeren vergunning opgraven overleden familielid

Rechtbank Haarlem , 17 augustus 2010- De burgermeester heeft geweigerd eisers een vergunning te verlenen voor het opgraven van het lichaam van hun overleden moeder/echtgenote. Hiertoe heeft de burgemeester overwogen dat in beginsel geen vergunning wordt verleend voor het opgraven van een lichaam in de periode gelegen tussen twee maanden na de begrafenis en tien jaar na de begrafenis. Alleen indien zich bijzondere omstandigheden voordoen, kan volgens de burgemeester van deze lijn worden afgeweken, waarbij geldt dat een bijzondere omstandigheid een duidelijke en rechtstreekse relatie dient te hebben met de persoon van de overledene.

Het standpunt dat in beginsel geen vergunning wordt verleend in de periode gelegen tussen twee maanden na de begrafenis en tien jaar na de begrafenis, behoudens bijzondere omstandigheden, acht de rechtbank niet onredelijk. De rechtbank ziet echter niet in waarom een bijzondere omstandigheid zich uitsluitend kan voordoen indien deze een duidelijke en rechtstreekse relatie heeft met de persoon van de overledene. Ingevolge artikel 3:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient het bestuursorgaan alle rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen af te wegen, waaronder mede moeten worden verstaan de belangen van de andere nabestaanden. De burgemeester wordt op grond van art. 8:51a Awb in de gelegenheid gesteld alsnog een gemotiveerde belangenafweging te maken (bestuurlijke lus).

LJ Nummer

BN4168

Bron: Rechtbank Haarlem Datum actualiteit: 17 augustus 2010