Gemeente Utrecht

2010 SCHRIFTELIJKE VRAGEN
93 Vragen van de heer drs. E. Smid
(ingekomen 8 augustus 2010
en antwoorden door het college verzonden op 17 augustus 2010)

In een interview in het Stadsblad van week 31 noemt wethouder Volksgezondheid Everhardt de gratis heroïneverstrekking in de Kaatstraat een succes (www.deweekkrant.nl/pages.php?page=1289725). Uit de tekst van het interview is niet op te maken waarom dit project dan zo'n groot succes is. Wij hebben de indruk dat de wethouder dit kwalitatief of kwantitatief ergens aan heeft afgemeten, maar de criteria ontbreken in dit verhaal.

Dat brengt de CDA-fractie tot de volgende vragen:


1. De wethouder spreekt namens het college over een "succes". Het college meet dat kennelijk ergens aan af. Hetzij kwalitatief, hetzij kwantitatief. Of beide. Wat zijn de criteria?

De behandeling met heroïne onder medisch toezicht is een landelijk experiment, onder auspiciën van het Ministerie van VWS. De Centrale Commissie Behandeling Heroïneverslaafden (CCBH) coördineert het experiment en is verantwoordelijk geweest voor de evaluatie en het vaststellen van de criteria. In deze evaluatie is het behandelexperiment geëvalueerd op effecten op de gezondheid, het persoonlijk en maatschappelijk functioneren van deelnemers. Daarbij heeft de CCBH de lat hoog gelegd. Op geen enkel gebied mag sprake zijn van achteruitgang, op ten minste één gebied moet er een vooruitgang zijn van 40% ten opzichte van de situatie bij instroom in de behandeling.


2. Ligt aan deze bestuurlijke uitspraken een concrete, specifieke rapportage ten grondslag? Zo, ja welke? En binnen welk concreet en actueel beoordelingskader kijkt u dan naar de resultaten.

De website van de CCBH (www.ccbh.nl_) bevat verwijzingen naar 27 wetenschappelijke artikelen en rapporten die sinds 1999 over het experiment gepubliceerd zijn. Daaruit blijkt onder meer dat 50% van de deelnemers persoonlijk baat heeft bij de behandeling. Voor een groep die beschouwd werd als uitbehandeld is dat een fantastisch resultaat. Verder blijken de criminele activiteiten bij deelname nagenoeg te verdwijnen. Ook blijkt de behandeling kosteneffectivitief. Afzetten van de kosten van behandeling tegen besparingen voor politie / OM en de kosten van slachtoffers van misdrijven leidt tot een positief resultaat van gemiddeld E 12.793 per behandelplaats per jaar. Ook de veiligheid en leefbaarheid in de stad hebben daarmee baat bij dit behandelaanbod.


3. En in het kader van komende bezuinigingsrondes en scherper kijken naar kosten en baten van beleid: hoeveel geld heeft het de gemeente (en haar inwoners) gekost en hoeveel is het maatschappelijk rendement van de drugsverstrekking op de Kaatstraat, ook in verhouding met de aanpak in een aantal andere vergelijkbare Nederlandse steden?

De heroïnebehandeling wordt grotendeels gefinancierd via subsidie van het Ministerie van VWS. Ten laste van de gemeente zijn de kosten van huisvesting, de beveiliging en het omgevingsbeheer. alsmede een klein deel van de kosten van de behandeling waarvoor de subsidie helaas ontoereikend is. De behandeling is kosteneffectief (zie boven). De CCBH meldt verder dat er geen verschillen zijn tussen steden met een heroïne-unit (op dit moment 15 steden).


4. Wat is voor het college de ratio achter deze uitspraken in de media. Wij denken dat het doen van ongefundeerde uitspraken de relatieve rust onder de omwonenden rond dergelijke "moeilijke voorzieningen" eerder verstoort dan versterkt, hoe ziet u zelf de maatschappelijke impact van uw woorden? Of wil het college via de media coute que coute van Utrecht een voorbeeldstad qua drugsaanpak worden?

Alle uitspraken over het het succes van dit behandelaanbod zijn gebaseerd op resultaten van onafhankelijk uitgevoerd wetenschappelijk onderzoek (zie boven).

---- --