Dierproeven in België: statistieken 2009 en recente ontwikkelingen

25/08/2010 11:30

FOD VOLKSGEZONDHEID / SPF SANTE PUBLIQUE

In 2009 werden in de 394 Belgische proefdierlaboratoria 741.989 dieren gebruikt in onderzoek. Twee derde daarvan werd ingezet voor de ontwikkeling en controle van geneesmiddelen en vaccins. De meerderheid van de proefdieren waren muizen en ratten. Het aantal primaten lag vorig jaar lager dan de jaren voordien. Nooit eerder werden in België zoveel onderzoeksprojecten opgestart als in 2009.

In België zijn 394 laboratoria officieel erkend voor het uitvoeren van dierproeven. Zij moeten elk jaar aan de dienst Dierenwelzijn van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu rapporteren hoeveel proefdieren ze in hun onderzoeksprojecten hebben gebruikt. Vorig jaar ging het om 741.989 dieren, een lichte stijging tegenover 2008 (725.370 dieren). 25% van de erkende labo's voerde in 2009 geen dierproeven uit.

België is een onderzoeksintensief land. 86% van alle laboratoria verricht fundamenteel onderzoek in een universiteit, maar toch worden bijna 2 op 3 proefdieren gebruikt in het kader van de ontwikkeling en controle van geneesmiddelen. De meest gebruikte diersoorten blijven muizen en ratten, samen goed voor 85% van alle proefdieren. Konijnen (8%) worden vooral gebruikt om specifieke antistoffen aan te maken voor de behandeling van kanker of bij genetische aandoeningen.

In 2009 werden meer kippen in dierproeven gebruikt, maar voornamelijk om het welzijn van deze dieren in pluimveehouderijen te verhogen. Zo is er experimenteel onderzoek naar alternatieve huisvesting van legkippen gevoerd en gaat men in het kader van een Europese richtlijn ook na hoe het welzijn van vleeskippen best kan worden gemeten.

Een belangrijke vaststelling is dat er minder apen in Belgische laboratoria verblijven. Primaten zijn minder nodig in bepaalde onderzoeken zoals bij de kwaliteitscontrole van levende poliovaccins. Ze worden wel nog gebruikt voor de studie van de bouw en functie van de hersenen, in België een belangrijk onderzoeksdomein.

De laatste jaren worden meer frequent vissen en vislarven gebruikt. Zij worden enerzijds in de zogenaamde regulatorische toxiciteitsproeven gebruikt, die de schadelijkheid van stoffen voor het milieu onderzoeken en anderzijds blijken sommige soorten zoals de doorzichtige zebravisjes ook zeer nuttig in biologisch onderzoek Het aantal toxiciteitsproeven is trouwens sterk gedaald, dankzij 'early toxicology screening'. Stoffen worden in een vroeger stadium gescreend, waarbij men vaak minder of soms zelfs geen beroep meer op dieren hoeft te doen. Vislarven kunnen in dit kader op korte termijn misschien een aantal klassieke proefdiersoorten zoals knaagdieren vervangen.

Op 6 april 2010 is een nieuw Koninklijk Besluit over de bescherming van proefdieren verschenen, dat de wetgeving rond dierproeven nog strikter maakt. De nieuwe strengere huisvestingsnormen lopen zelfs vooruit op de toekomstige Europese wetgeving.

De ethische commissies die voor elke proef een advies moeten formuleren, worden ook versterkt met minstens een tweede externe persoon. Die heeft niet alleen technische kennis van dierproeven maar moet ook op het vlak van ethiek en dierenwelzijn een autoriteit zijn. De beraadslaging blijft geheim maar elke commissie mag nuttige informatie aan het brede publiek bekend maken. Dit wordt in ieder geval gestimuleerd door de overheid. Tot slot moeten de laboratoria meer gegevens bijhouden in hun register en ter hoogte van de dierenlokalen, een maatregel die het werk van de controleurs van de FOD Volksgezondheid vereenvoudigt.

Vorig jaar werd bovendien de wet gepubliceerd over de oprichting van een Centrum voor Alternatieven voor Dierproeven. In opdracht van de minister bevoegd voor Dierenwelzijn heeft de FOD Volksgezondheid een studie laten opmaken over de mogelijke structuur en taken van dit centrum.

Contactpersoon: Bart Hoet, dienst Dierenwelzijn, 02/5247415

Voor eventuele hyperlinks en bijlagen: Zie het origineel