Ministerie van Buitenlandse Zaken

beantwoording vragen van de leden Pechtold, Dijkhoff en Peters over de arrestatie van een Nederlands-Iraanse vrouw in Iran

Kamerbrief inzake beantwoording vragen van de leden Pechtold, Dijkhoff en Peters over de arrestatie van een Nederlands-Iraanse vrouw in Iran

Kamerbrief | 26 augustus 2010

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Pechthold, Dijkhoff en Peters over de arrestatie van een Nederlands-Iraanse vrouw in Iran. Deze vragen werden ingezonden op 24 augustus 2010 met kenmerk 2010Z11835, 2010Z11836 en 2010Z11837.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Drs. M.J.M. Verhagen

Antwoorden van de heer Verhagen, Minister van Buitenlandse Zaken op vragen van het lid Pechthold (D66) over de arrestatie van een Nederlands-Iraanse vrouw in Iran.

Vraag 1

Wat is uw reactie op het bericht dat er een Nederlands-Iraanse vrouw al sinds eind vorig jaar in Iran in de gevangenis zit op verdenking van staatsgevaarlijke activiteiten? 1)

Vraag 2

Welke concrete handelingen bent u van plan te verrichten?

Antwoord op vragen 1 en 2

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft dit voorjaar uit diverse bronnen vernomen dat er sprake zou zijn van arrestatie van een Nederlands onderdaan. Direct daarna heeft het zich langs diverse wegen intensief ingespannen om de identiteit van de gemelde arrestant te verifiëren. Onder meer doordat van de Iraanse autoriteiten geen enkel bericht of bevestiging over de arrestatie van betrokkene werd gekregen, is met deze controle op identiteit en nationaliteit veel tijd gemoeid geweest. Eind juli 2010 kon pas worden vastgesteld dat betrokkene naast de Iraanse ook de Nederlandse nationaliteit heeft.

Na vaststelling van de identiteit en Nederlandse nationaliteit van betrokkene is door de Nederlandse Ambassade in Teheran een diplomatieke nota aan het Iraanse Ministerie van Buitenlandse Zaken gestuurd, waarin opgemerkt wordt dat de ambassade informatie heeft ontvangen over arrestatie van deze Nederlandse onderdaan. In de nota wordt gevraagd om bevestiging van de status van betrokkene; de redenen voor haar arrestatie; de juridische status van haar zaak en of zij over een advocaat naar eigen keuze beschikt. Tevens wordt verzocht om permissie om deze NL onderdaan zo spoedig mogelijk te bezoeken om de gebruikelijke consulaire bijstand te kunnen verlenen. Op deze nota is tot op heden nog geen reactie van het Iraanse ministerie van BZ ontvangen. Daarop is uiteraard wel aangedrongen.

De Nederlandse Ambassade in Teheran ontving medio augustus informatie uit niet-officiële bron waarin werd gesteld dat een rechterlijke veroordeling van betrokkene op korte termijn verwachtbaar is en dat daarbij de mogelijkheid aanwezig is dat een ter dood veroordeling zal worden uitgesproken. Hierop heeft de Ambassade instructie gekregen om op korte termijn een demarche uit te voeren. Deze demarche is recent uitgevoerd op het niveau van Directeur Generaal bij het Iraanse Ministerie van Buitenlandse Zaken. Door de Ambassade is bij deze demarche de wens herhaald om toegang tot en nadere informatie over betrokkene te krijgen en is verontrusting uitgesproken over de volgens diverse berichten geuite beschuldigingen en eventuele strafmaat alsmede over berichten als zou betrokkene geen bijstand hebben van onafhankelijke advocaat. Wederom is verzocht om toegang tot betrokkene voor het verlenen van consulaire bijstand en is aangedrongen op een eerlijke en zorgvuldige rechtsgang.

Zeer recent is, namens de Minister van Buitenlandse Zaken, op hoog ambtelijk niveau contact geweest met de Iraanse ambassadeur in Den Haag. Daarbij is naar voren gebracht dat, voor zo ver Nederland bekend is, betrokkene nog niet de beschikking heeft over een advocaat van haar keus en is bij de ambassadeur er op aangedrongen zijn autoriteiten te informeren dat Nederland het van het grootste belang acht dat betrokkene een eerlijk proces krijgt. Een "fair trial" vereist, overeenkomstig algemeen en internationaal aanvaarde normen, dat een verdachte zich kan laten bijstaan door een advocaat van zijn/haar keus. Wederom is benadrukt dat Nederland betrokkene consulair wenst bij te staan, gezien haar Nederlandse nationaliteit.

De reactie van de respectieve vertegenwoordigers van het Iraanse Ministerie van Buitenlandse Zaken op deze punten is zonder uitzondering dat Iran betrokkene beschouwt als Iraniër en op die grond weigert informatie aan derden te geven over het strafproces en detentie. Het Iraanse Ministerie liet eveneens weten dat het de ambassade niet toestaat consulaire bijstand te verlenen.

Deze opvatting als zou de Nederlandse nationaliteit van deze bipatride Iraniër irrelevant zijn wordt door mij niet aanvaard en wordt bij elke voorkomende gelegenheid betwist.

In praktische zin betekent deze non-coöperatieve houding van de Iraanse autoriteiten echter op dit moment dat ik geen formele bevestiging heb van de redenen van de arrestatie van betrokkene en evenmin van de formele aanklacht tegen haar en de datum van een proces.

Wat betreft de concrete handelingen die ik van plan ben te verrichten kan worden verwezen naar genoemde gesprekken met Iraanse autoriteiten in Teheran en Den Haag. Wat betreft concrete bijstand aan betrokkene geldt dat het niet gebruikelijk is dat de Nederlandse ambassades juridische bijstand bieden aan Nederlandse gedetineerden in het buitenland. In de regel dienen de gedetineerden zelf zorg te dragen voor juridische bijstand en wordt door de Nederlandse vertegenwoordiging consulaire bijstand verleend, waaronder ook is begrepen het toezicht op een correcte behandeling in detentie en op een zorgvuldige rechtsgang. Zoals uit bovenstaande antwoorden blijkt, is door de Ambassade in Teheran veel in het werk gesteld om deze bijstand te kunnen verlenen. In de contacten met de Iraanse autoriteiten over deze kwestie is ook met nadruk gewezen op het elementaire recht van betrokkene om te worden bijgestaan door een advocaat van eigen keuze.

Vraag 3

Kunt u deze vragen binnen een dag beantwoorden?

Antwoord op vraag 3

Ja


1)
http://www.telegraaf.nl/binnenland/7458747/__Nederlandse_vrouw_vast_in_ Iran__.html?p=2,1

Antwoorden van de heer Verhagen, Minister van Buitenlandse Zaken op vragen van het lid Dijkhoff (VVD) over de arrestatie van een Nederlands-Iraanse vrouw in Iran.

Vraag 1

Bent u bekend met de berichten "Nederlandse zit vast in Teheran" 1) en "Vrees voor doodstraf Nederlands-Iraanse vrouw"? 2)

vraag 2

Kunt u bevestigen dat mevrouw Bahrami naast de Iraanse, ook de Nederlandse nationaliteit bevat?

Vraag 3

In het geval zij inderdaad de Nederlandse nationaliteit bezit, hebben de Iraanse autoriteiten u bij haar arrestatie enkele maanden geleden, op de hoogte gesteld van de redenen voor deze arrestatie? Zo ja, wat waren die redenen?

Vraag 4

Kunt u bevestigen dat de aanleiding tot arrestatie gelegen zou zijn in deelname van mevrouw Bahrami aan protesten tegen het huidige Iraanse regime? Zo ja, heeft u signalen dat er hierbij sprake is van activiteiten die verder gaan dan vormen van protest die wij gewoonlijk beschouwen als vallend onder de universele vrijheden en rechten van de mens?

Vraag 5

Kunt u bevestigen dat het Nederlands staatsburgerschap door de Iraanse autoriteiten als irrelevant wordt gezien daar mevrouw Bahrami tevens de Iraanse nationaliteit bezit? Wat is uw opvatting over de omgang van de Iraanse autoriteiten met de Nederlandse nationaliteit van mevrouw Bahrami?

Vraag 6

Welke inspanningen heeft u geleverd om respectering van de mensenrechten van mevrouw Bahrami tijdens detentie te bevorderen, aangezien in de berichtgeving wordt gesproken over erbarmelijke omstandigheden tijdens detentie en zelfs wordt gespeculeerd over marteling?

Antwoord op de vragen 1, 2, 3, 4, 5 en 6

Ik ben bekend met de diverse media-berichten over de arrestatie in Iran van een Nederlands-Iraanse vrouw. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft dit voorjaar uit diverse bronnen vernomen dat er sprake zou zijn van arrestatie van een Nederlands onderdaan. Direct daarna heeft het zich langs diverse wegen intensief ingespannen om de identiteit van de gemelde arrestant te verifiëren. Onder meer doordat van de Iraanse autoriteiten geen enkel bericht of bevestiging over de arrestatie van betrokkene werd gekregen, is met deze controle op identiteit en nationaliteit veel tijd gemoeid geweest. Eind juli 2010 kon pas worden vastgesteld dat betrokkene naast de Iraanse ook de Nederlandse nationaliteit heeft.

Na vaststelling van de identiteit en Nederlandse nationaliteit van betrokkene is door de Nederlandse Ambassade in Teheran een diplomatieke nota aan het Iraanse Ministerie van Buitenlandse Zaken gestuurd, waarin opgemerkt wordt dat de ambassade informatie heeft ontvangen over arrestatie van deze Nederlandse onderdaan. In de nota wordt gevraagd om bevestiging van de status van betrokkene; de redenen voor haar arrestatie; de juridische status van haar zaak en of zij over een advocaat naar eigen keuze beschikt. Tevens wordt verzocht om permissie om deze NL onderdaan zo spoedig mogelijk te bezoeken om de gebruikelijke consulaire bijstand te kunnen verlenen. Op deze nota is tot op heden nog geen reactie van het Iraanse ministerie van BZ ontvangen. Daarop is uiteraard wel aangedrongen.

De Nederlandse Ambassade in Teheran ontving medio augustus informatie uit niet-officiële bron waarin werd gesteld dat een rechterlijke veroordeling van betrokkene op korte termijn verwachtbaar is en dat daarbij de mogelijkheid aanwezig is dat een ter dood veroordeling zal worden uitgesproken. Hierop heeft de Ambassade instructie gekregen om op korte termijn een demarche uit te voeren. Deze demarche is recent uitgevoerd op het niveau van Directeur Generaal bij het Iraanse Ministerie van Buitenlandse Zaken. Door de Ambassade is bij deze demarche de wens herhaald om toegang tot en nadere informatie over betrokkene te krijgen en is verontrusting uitgesproken over de volgens diverse berichten geuite beschuldigingen en eventuele strafmaat alsmede over berichten als zou betrokkene geen bijstand hebben van onafhankelijke advocaat. Wederom is verzocht om toegang tot betrokkene voor het verlenen van consulaire bijstand en is aangedrongen op een eerlijke en zorgvuldige rechtsgang.

Zeer recent is, namens de Minister van Buitenlandse Zaken, op hoog ambtelijk niveau contact geweest met de Iraanse ambassadeur in Den Haag. Daarbij is naar voren gebracht dat, voor zo ver Nederland bekend is, betrokkene nog niet de beschikking heeft over een advocaat van haar keus en is bij de ambassadeur er op aangedrongen zijn autoriteiten te informeren dat Nederland het van het grootste belang acht dat betrokkene een eerlijk proces krijgt. Een "fair trial" vereist, overeenkomstig algemeen en internationaal aanvaarde normen, dat een verdachte zich kan laten bijstaan door een advocaat van zijn/haar keus. Wederom is benadrukt dat Nederland betrokkene consulair wenst bij te staan, gezien haar Nederlandse nationaliteit.

De reactie van de respectieve vertegenwoordigers van het Iraanse Ministerie van Buitenlandse Zaken op deze punten is zonder uitzondering dat Iran betrokkene beschouwt als Iraniër en op die grond weigert informatie aan derden te geven over het strafproces en detentie. Het Iraanse Ministerie liet eveneens weten dat het de ambassade niet toestaat consulaire bijstand te verlenen.

Deze opvatting als zou de Nederlandse nationaliteit van deze bipatride Iraniër irrelevant zijn wordt door mij niet aanvaard en wordt bij elke voorkomende gelegenheid betwist.

Vraag 7

Is door u aan mevrouw Bahrami juridische bijstand aangeboden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, is dit aanbod effectief geweest?

Antwoord op vraag 7

Het is niet gebruikelijk dat de Nederlandse ambassades juridische bijstand bieden aan Nederlandse gedetineerden in het buitenland. In de regel dienen de gedetineerden zelf zorg te dragen voor juridische bijstand en wordt door de Nederlandse vertegenwoordiging consulaire bijstand verleend, waaronder ook is begrepen het toezicht op een correcte behandeling in detentie en op een zorgvuldige rechtsgang. Zoals uit bovenstaande antwoorden blijkt, is door de Ambassade in Teheran veel in het werk gesteld om deze bijstand te kunnen verlenen. In de contacten met de Iraanse autoriteiten over deze kwestie is ook met nadruk gewezen op het elementaire recht van betrokkene om te worden bijgestaan door een advocaat van eigen keuze.

Vraag 8

Kunt u bevestigen dat mevrouw Bahrami gerede kans loopt de doodstraf opgelegd te krijgen? Zo ja, bent u bereid stappen te ondernemen om tenuitvoerlegging van een dergelijke straf te voorkomen?

Antwoord op vraag 8

Het is op dit moment niet mogelijk een uitspraak te doen over de straf die mogelijk geëist zal worden tegen betrokkene of vooruit te lopen op de dan te nemen stappen. Het standpunt van de Nederlandse regering ten aanzien van de doodstraf is bekend en bij eventuele veroordeling tot de doodstraf zullen zeker stappen worden ondernomen om tenuitvoerlegging te voorkomen.


1) RNW, 23 augustus 2010,
http://nos.nl/artikel/180219-nederlandse-zit-vast-in-teheran.html


2) NOS, 23 augustus 2010,
http://www.rnw.nl/nederlands/article/vrees-voor-doodstraf-nederlands-ir aanse-vrouw

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Pechtold (D66), ingezonden 24 augustus 2010 (vraagnummer 2010Z11835)

Antwoorden van de heer Verhagen, Minister van Buitenlandse Zaken op vragen van het lid Peters (Groen Links) over de arrestatie van een Nederlands-Iraanse vrouw in Iran.

Vraag 1

Van welke vergrijpen wordt mevrouw Bahrami verdacht door de Iraanse autoriteiten?

Vraag 2

Heeft u bij de Iraanse autoriteiten en de Iraanse ambassadeur navraag gedaan over de positie van de gedetineerde en aangedrongen op een eerlijk proces?

Vraag 3

Is bekend wanneer mevrouw Bahrami wordt voorgeleid? Is er al een datum bekend wanneer haar proces zal beginnen? Zal de ambassade alles in het werk stellen om haar proces bij te wonen en te monitoren?

Vraag 4

Bent u bereid alles in het werk te stellen om erachter te komen in welke omstandigheden mevrouw Bahrami verkeert en hoe ze er aan toe is?

Antwoord op de vragen 1, 2, 3 en 4

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft dit voorjaar uit diverse bronnen vernomen dat er sprake zou zijn van arrestatie van een Nederlands onderdaan. Direct daarna heeft het zich langs diverse wegen intensief ingespannen om de identiteit van de gemelde arrestant te verifiëren. Onder meer doordat van de Iraanse autoriteiten geen enkel bericht of bevestiging over de arrestatie van betrokkene werd gekregen, is met deze controle op identiteit en nationaliteit veel tijd gemoeid geweest. Eind juli 2010 kon pas worden vastgesteld dat betrokkene naast de Iraanse ook de Nederlandse nationaliteit heeft.

Na vaststelling van de identiteit en Nederlandse nationaliteit van betrokkene is door de Nederlandse Ambassade in Teheran een diplomatieke nota aan het Iraanse Ministerie van Buitenlandse Zaken gestuurd, waarin opgemerkt wordt dat de ambassade informatie heeft ontvangen over arrestatie van deze Nederlandse onderdaan. In de nota wordt gevraagd om bevestiging van de status van betrokkene; de redenen voor haar arrestatie; de juridische status van haar zaak en of zij over een advocaat naar eigen keuze beschikt. Tevens wordt verzocht om permissie om deze NL onderdaan zo spoedig mogelijk te bezoeken om de gebruikelijke consulaire bijstand te kunnen verlenen. Op deze nota is tot op heden nog geen reactie van het Iraanse ministerie van BZ ontvangen. Daarop is uiteraard wel aangedrongen.

De Nederlandse Ambassade in Teheran ontving medio augustus informatie uit niet-officiële bron waarin werd gesteld dat een rechterlijke veroordeling van betrokkene op korte termijn verwachtbaar is en dat daarbij de mogelijkheid aanwezig is dat een ter dood veroordeling zal worden uitgesproken. Hierop heeft de Ambassade instructie gekregen om op korte termijn een demarche uit te voeren. Deze demarche is recent uitgevoerd op het niveau van Directeur Generaal bij het Iraanse Ministerie van Buitenlandse Zaken. Door de Ambassade is bij deze demarche de wens herhaald om toegang tot en nadere informatie over betrokkene te krijgen en is verontrusting uitgesproken over de volgens diverse berichten geuite beschuldigingen en eventuele strafmaat alsmede over berichten als zou betrokkene geen bijstand hebben van onafhankelijke advocaat. Wederom is verzocht om toegang tot betrokkene voor het verlenen van consulaire bijstand en is aangedrongen op een eerlijke en zorgvuldige rechtsgang.

Zeer recent is, namens de Minister van Buitenlandse Zaken, op hoog ambtelijk niveau contact geweest met de Iraanse ambassadeur in Den Haag. Daarbij is naar voren gebracht dat, voor zo ver Nederland bekend is, betrokkene nog niet de beschikking heeft over een advocaat van haar keus en is bij de ambassadeur er op aangedrongen zijn autoriteiten te informeren dat Nederland het van het grootste belang acht dat betrokkene een eerlijk proces krijgt. Een "fair trial" vereist, overeenkomstig algemeen en internationaal aanvaarde normen, dat een verdachte zich kan laten bijstaan door een advocaat van zijn/haar keus. Wederom is benadrukt dat Nederland betrokkene consulair wenst bij te staan, gezien haar Nederlandse nationaliteit.

De reactie van de respectieve vertegenwoordigers van het Iraanse Ministerie van Buitenlandse Zaken op deze punten is zonder uitzondering dat Iran betrokkene beschouwt als Iraniër en op die grond weigert informatie aan derden te geven over het strafproces en detentie. Het Iraanse Ministerie liet eveneens weten dat het de ambassade niet toestaat consulaire bijstand te verlenen.

Deze opvatting als zou de Nederlandse nationaliteit van deze bipatride Iraniër irrelevant zijn wordt door mij niet aanvaard en wordt bij elke voorkomende gelegenheid betwist.

In praktische zin betekent deze non-coöperatieve houding van de Iraanse autoriteiten echter op dit moment dat ik geen formele bevestiging heb van de redenen van de arrestatie van betrokkene en evenmin van de formele aanklacht tegen haar en de datum van een proces.

Vraag 5

Bent u bereid de (in Nederland verkerende) familie van mevrouw Baahrami te spreken en hen te verzekeren dat u er alles aan zult doen om te zorgen dat mevrouw Bahrami een eerlijk procesgang in Iran krijgt en zoveel consulaire bijstand als mogelijk? Zo nee, waarom niet?

Antwoord op vraag 5

Zoals uit bovenstaande antwoorden blijkt, doet het Ministerie van Buitenlandse Zaken er alles aan om bij de Iraanse autoriteiten aan te dringen op een eerlijke procesgang en wordt met nadruk verzocht om toegang tot betrokkene voor het verlenen van consulaire bijstand. Met het oog op de privacy van betrokkenen kan ik geen uitspraken doen over eventuele contacten met familieleden van de gedetineerde.

Vraag 6

Bent u bereid juridische ondersteuning aan mevrouw Bahrami aan te bieden voor haar Iraanse proces? Zo nee, waarom niet?

Antwoord op vraag 6

Het is niet gebruikelijk dat de Nederlandse ambassades juridische bijstand bieden aan Nederlandse gedetineerden in het buitenland. In de regel dienen de gedetineerden zelf zorg te dragen voor juridische bijstand en wordt door de Nederlandse vertegenwoordiging consulaire bijstand verleend, waaronder ook is begrepen het toezicht op een correcte behandeling in detentie en op een zorgvuldige rechtsgang. Zoals uit bovenstaande antwoorden blijkt, is door de Ambassade in Teheran veel in het werk gesteld om deze bijstand te kunnen verlenen. In de contacten met de Iraanse autoriteiten over deze kwestie is ook met nadruk gewezen op het elementaire recht van betrokkene om te worden bijgestaan door een advocaat van eigen keuze.

Vraag 7

Bent u bereid in EU-verband bij de Iraanse autoriteiten aan te dringen op een eerlijke behandeling van in Iran gedetineerde politieke gevangenen met een Europees paspoort? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?

Antwoord op vraag 7

In principe ben ik bereid tot een gemeenschappelijk EU-optreden, dat in het verleden in vergelijkbare gevallen ook plaats heeft gevonden. Over de modaliteiten van een dergelijk optreden dient nader overleg gevoerd te worden met de andere lidstaten.

Vraag 8

Kunt u deze vragen binnen een dag beantwoorden?

Antwoord op vraag 8

Ja

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Pechtold (D66), ingezonden 24 augustus 2010 (vraagnummer 2010Z11835) en het lid Dijkhoff (VVD), ingezonden 24 augustus 2010 (vraagnummer 2010Z11836)