Rijksvoorlichtingsdienst

nieuw rapport geschorste medewerkers MIVD

Het toezichtsrapport van de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) over het handelen van de MIVD jegens twee (ten tijde van het instellen van het onderzoek) geschorste medewerkers is door de minister van Defensie verzonden aan de Tweede Kamer.

Het onderzoek van de Commissie heeft zich primair gericht op de rechtmatigheid van het handelen van de MIVD jegens twee geschorste medewerkers. De Commissie heeft daarnaast aandacht besteed aan aspecten van de interne organisatie van de MIVD die naar voren zijn gekomen in de loop van haar onderzoek.

De Commissie heeft acht verschillende, met (één van) de geschorste medewerkers verband houdende, onderzoeken binnen de MIVD beoordeeld. Daarnaast heeft de Commissie vanuit het oogpunt van de volledigheid besloten een negende daaruit voortvloeiend onderzoek toe te voegen. Het gaat in totaal om twee hernieuwde veiligheidsonderzoeken, een intern onderzoek en zes contra-inlichtingenoperaties.

Het eerste onderzoek naar één van de geschorste medewerkers, een contra-inlichtingenoperatie, werd in oktober 2006 ingesteld naar aanleiding van bij de MIVD binnengekomen informatie. Deze informatie vormde tevens de aanleiding om de betrokken medewerker te schorsen en een hernieuwd veiligheidsonderzoek in te stellen. Uit de eerste contra-inlichtingenoperatie kwam informatie voort die leidde tot de verdenking dat de twee geschorste medewerkers voornemens waren voor zichzelf een pensioenvoorziening op te bouwen door middel van oneigenlijk gebruik van hun bevoegdheden en de financiële middelen waarover zij uit hoofde van hun functie konden beschikken. Deze verdenking vormde, na verder onderzoek, uiteindelijk de aanleiding voor het schorsen van beide medewerkers en het instellen van een hernieuwd veiligheidsonderzoek in mei 2007. Dit hernieuwde veiligheidsonderzoek leidde in augustus 2008 tot de intrekking van de verklaringen van geen bezwaar (VGB) van de betrokkenen. In de periode na het hernieuwde veiligheidsonderzoek heeft de MIVD naar aanleiding van nieuwe meldingen bijzondere bevoegdheden ingezet. Deze inzet van bijzondere bevoegdheden vond plaats in het kader van vier contra-inlichtingenoperaties in de periode oktober 2008 tot maart 2010.

Ten aanzien van de twee hernieuwde veiligheidsonderzoeken naar de geschorste medewerkers heeft de Commissie geconstateerd dat de MIVD voldoende aanleiding had voor het instellen van die onderzoeken.

Het eerste hernieuwde veiligheidsonderzoek naar één van de geschorste medewerkers dat eind 2006 gelopen heeft, had, naar het oordeel van de Commissie, met meer gerichtheid en diepgang uitgevoerd moeten worden. Voorts had de MIVD op dat moment niet mogen beslissen de VGB van de betrokkene te handhaven, vanwege de ernstige aanwijzingen die de MIVD had dat aan zijn betrouwbaarheid en integriteit moest worden getwijfeld.

Het tweede hernieuwde veiligheidsonderzoek, dat vanaf mei 2007 heeft plaatsgevonden en zich richtte op beide geschorste medewerkers, is binnen de geldende wet- en regelgeving door de MIVD uitgevoerd. De Commissie is van oordeel dat er voldoende feiten en omstandigheden in het hernieuwde veiligheidsonderzoek naar voren zijn gekomen die de intrekking van de VGB's van de betrokkenen hebben gerechtvaardigd. Dit oordeel van de Commissie wijkt af van hetgeen de commissie Borghouts en de bezwarenadviescommissie Defensie hierover hebben gesteld.

Ten aanzien van de uitgevoerde contra-inlichtingenoperaties is de Commissie van oordeel dat de MIVD in een aantal gevallen, bij het vaststellen van het onderzoeksdoel en bij het uitvoeren van het onderzoek, onvoldoende de aansluiting met de wettelijke taakstelling voor ogen heeft gehouden. Dit heeft geleid tot het oordeel van de Commissie dat de inzet van bijzondere bevoegdheden in een tweetal operaties uitgevoerd in de periode 2008-2010, dat wil zeggen in de periode na intrekking van de VGB's van de geschorste medewerkers, onrechtmatig was. Daarnaast is de Commissie van oordeel dat de MIVD in een aantal operaties gegevens heeft verwerkt die niet het doel van de operatie dienden en ook niet in het kader van de taakuitvoering relevant waren. De Commissie beveelt de MIVD aan de onrechtmatig verwerkte gegevens te verwijderen en vernietigen.

Met betrekking tot de interne organisatie van de MIVD heeft de Commissie in haar onderzoek een aantal knelpunten gesignaleerd die betrekking hebben op de reguliere operationele werkzaamheden van de dienst en die mede van invloed zijn geweest op het verloop van het handelen van de MIVD. De Commissie wijst hier met name op het onvoldoende doorlopen van bestaande procedures op het gebied van sturing, begeleiding en het afleggen van verantwoording.

Daarnaast heeft de Commissie in haar onderzoek bepaalde zaken gesignaleerd die in meer of mindere mate van invloed kunnen zijn geweest op de keuzes die de MIVD heeft gemaakt. De Commissie constateert in dit kader onder meer dat er in beperkte mate regie werd gehouden over het geheel van onderzoeken en dat in veel gevallen een gedegen verslaglegging en dossiervorming ontbrak.

De Commissie onderschrijft dat er bij het handelen van de MIVD in het kader van de hier in het geding zijnde onderzoeken, zwaarwegende, legitieme belangen op het spel hebben gestaan. De MIVD heeft daarbij, naar het oordeel van de Commissie, in een aantal gevallen niet gehandeld volgens de geldende wet- en regelgeving. Voorts heeft de MIVD niet altijd de juiste keuzes gemaakt. De Commissie merkt daarbij op dat er geen aanwijzingen zijn om de integriteit van de dienst in twijfel te trekken.

De door de Commissie geconstateerde onrechtmatigheden en de gesignaleerde knelpunten in de interne organisatie dienen aanleiding te geven voor het op bepaalde punten aanpassen en verbeteren van de werkwijze van de MIVD.

Noot voor redacties (

RVD Mediafeed