Rechtbank Utrecht
Zeven jaar gevangenisstraf na dodelijke schietpartij Arnhem
3 september - Een 30-jarige man uit Rheden is vrijdag door de
rechtbank in Arnhem, zitting houdend in Utrecht, veroordeelde tot zeven
jaar gevangenisstraf wegens doodslag. De man schoot op 5 juli 2009 in
Arnhem een andere man neer. Het slachtoffer overleed drie dagen later
aan zijn verwondingen. De officier van justitie had acht jaar cel en
tbs geëist voor moord.
De rechtbank sprak de verdachte echter vrij van moord, omdat niet is
komen vast staan dat de schutter met voorbedachten rade heeft
gehandeld. De verdachte was met twee metgezellen naar de woning van het
slachtoffer gegaan om geld dat het slachtoffer aan één van zijn
metgezellen schuldig zou zijn op te eisen. Het slachtoffer verschijnt
daar op zijn balkon en over en weer wordt er geschreeuwd en gescholden.
De verdachte trekt hierop in de centrale hal van het appartementcomplex
zijn vuurwapen en laadt het door. Hij bedenkt zich echter, gaat niet
naar de woning van het slachtoffer en gaat samen met de twee anderen
weer naar buiten.
Even verderop zien de drie dat het slachtoffer met ontbloot bovenlijf
op hen afkomt. Hij zwaait daarbij met een klauwhamer. Verdachte trekt
vrijwel onmiddellijk zijn wapen en schiet. Eerst op de grond maar kort
daarna ook op het lichaam, naar zijn zeggen op de benen, van het
slachtoffer, die in zijn zij geraakt wordt en hieraan uiteindelijk
overlijdt.
Omdat dit allemaal heel snel en hectisch verliep oordeelde de rechtbank
dat de verdachte geen gelegenheid heeft gehad om zich te beraden over
de betekenis en de gevolgen van dat schot en zich daarover rekenschap
te geven. Daarom was er geen sprake van voorbedachte rade.
Drie deskundigen hebben een rapport uitgebracht over de persoon van de
dader. De deskundigen trokken verschillende conclusies. De rechtbank
oordeelde - in lijn met de rapportage van één van de deskundigen - dat
niet met voldoende zekerheid valt vast stellen dat verdachte leed aan
een stoornis op het moment dat het schietincident plaatsvond. Van het
opleggen van tbs kon daarom geen sprake zijn. De rapporten van de twee
andere deskundigen, die wel vonden dat er een persoonlijkheidsstoornis
bij de verdachte was, zijn gegrond op beperkt onderzoek: gesprekken met
verdachte, een (telefonisch) gesprek met de vriendin van verdachte en
in één geval overleg met de reclassering.
De rechtbank hield er bij de strafoplegging rekening mee dat verdacht
er op 5 juli 2009 bewust voor heeft gekozen om het vuurwapen mee te
nemen en het kennelijk acceptabel vindt om een vuurwapen te gebruiken
als middel voor "oplossing" van gerezen problemen. De rechtbank hield
ook rekening met de rol van het slachtoffer, terwijl er geen dreiging
in zijn richting was, bewust gewapend met een klauwhamer de
confrontatie zocht De rechtbank vond het dat dit onverwachte handelen
een zekere psychische druk op verdachte heeft gelegd en daarmee zijn
handelen heeft bepaald. Daarom legde de rechtbank een enigszins lagere
straf op dan de officier van justitie eiste.
LJ Nummer
BN5920
Bron: Rechtbank Utrecht
Datum actualiteit: 3 september 2010 Naar boven