Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

3 september 2010

Activiteiten van Nederlandse drinkwaterbedrijven in China

Geachte Voorzitter,

Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de schriftelijke vragen van Kamerlid Jansen (SP) over activiteiten van Nederlandse drinkwaterbedrijven in China. De Kamervragen zijn op 30 juni 2010 ingezonden en hebben als kenmerk 2010Z10224.

Vraag 1: Heeft u kennisgenomen van het persbericht "Waterbedrijven krijgen voet aan de grond in China" ) en herinnert u zich de antwoorden op eerdere schriftelijke vragen over de toelaatbaarheid van commerciële activiteiten van Nederlandse publieke drinkwaterbedrijven in het buitenland? ²) Antwoord 1: Ja Vraag 2: Beschikt u over informatie over de aard en omvang (in euro's en als percentage van de omzet) van de buitenlandse activiteiten van de Nederlandse publieke drinkwaterbedrijven? Vraag 3: Zo ja, welke mogelijkheden ziet u om de Kamer periodiek te informeren over de buitenlandse activiteiten alsmede over de naleving van de beleidsbrief? ³) Antwoorden 2 en 3: De jaarverslagen en jaarrekeningen van de drinkwaterbedrijven bevatten de informatie over de aard en omvang van de buitenlandse activiteiten . Deze informatie is daarmee voor eenieder toegankelijk. De publieke aandeelhouders zijn de eerst verantwoordelijken voor de drinkwaterbedrijven en kunnen met de genoemde en eventuele aanvullende informatie vanuit de drinkwaterbedrijven zicht houden op de buitenlandse activiteiten en de naleving van de beleidsbrief. Vraag 4: Zo nee, hoe kunt u dan zicht houden op de naleving van uw richtlijn dat: ­ hooguit 1% van de omzet via buitenlandse activiteiten mag worden behaald? ­ deze omzet bovendien een relatie dient te hebben met de uitvoering van het Water Sanitatie en Hygiëne (WASH)-akkoord in het kader van de millenniumdoelstellingen, dus niet mag komen uit puur commerciële activiteiten? Antwoord 4: Gelet op het antwoord op de vragen 2 en 3 is deze vraag niet van toepassing. Bij deze vraag lijkt overigens sprake te zijn van een misverstand. De vraag gaat uit van de veronderstelling dat in de beleidsbrief een maximum is gesteld aan de omzet die via commerciële activiteiten in het buitenland mag worden behaald. Dit is echter niet het geval. De beleidsbrief gaat over het maximale percentage van de omzet dat aan buitenlandse activiteiten in het kader van het WASH akkoord mag worden besteed. Vraag 5: Indien u van mening bent dat het toezicht op de naleving van de richtlijn uitsluitend dient te worden uitgeoefend door de publieke aandeelhouders (gemeenten en provincie), houdt dit niet het gevaar in dat de aandeelhouders deze toezichthoudende taak minder belangrijk vinden dan hun financiële belang in het drinkwaterbedrijf? Antwoord 5: Ook hier lijkt sprake te zijn van het in het antwoord op de vorige vraag beschreven misverstand. Er zit geen spanning tussen de toezichthoudende taak van de publieke aandeelhouders en het behalen van omzet in het buitenland door drinkwaterbedrijven. Commerciële activiteiten van de drinkwaterbedrijven dienen goed gescheiden te worden van de publieke taken en mogen geen risico vormen voor of ten laste komen van de openbare drinkwatervoorziening of de gebonden klant.


1) Vitens Evides International, 9 juni 2010 2) Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2008-2009, nr. 3633 3) Kamerstuk 30 895, nr. 52

Directoraat -Generaal Milieu Directie D uurzaam Produceren Bodem en Water Datum 3 september 2010

Hoogachtend, de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.C. Huizinga-Heringa