Rijksoverheid
Toespraak Balkenende bij de opening van het Academisch Jaar
Toespraak | 06-09-2010
Minister-president Balkenende heeft een toespraak gehouden bij de
opening van het Academisch Jaar van de Vrije Universiteit in Amsterdam.
Een kwestie van moraal
Mijnheer Smit, dames en heren,
Met veel genoegen ben ik hier vandaag om een bijdrage te leveren aan de
opening van het nieuwe academische jaar van de Vrije Universiteit. Dit
is voor mij een bekende plek en dat geeft een goed en vertrouwd gevoel.
Ik denk dat u voor dit lustrumjaar een bijzonder toepasselijk thema
hebt gekozen. Toepasselijk omdat het direct verwijst naar de
grondlegger van deze universiteit, maar ook toepasselijk vanwege de
actualiteitswaarde. Vrijheid in verantwoordelijkheid is een concept dat
anno 2010 nog altijd richtinggevend kan en zou moeten zijn. Vandaag leg
ik graag enkele bespiegelingen over vrijheid en verantwoordelijkheid
aan u voor. Ik heb daarbij geprobeerd een koppeling te leggen tussen
wat mij al jaren ten diepste beweegt - het christelijk-sociaal
gedachtegoed - en mijn ervaringen van de afgelopen acht jaar als
minister-president.
Maar eerst wil ik 130 jaar met u teruggaan, naar 20 oktober 1880 om
precies te zijn. Terug naar Abraham Kuypers rede ter inwijding van de
Vrije Universiteit. Hij sprak toen in de Nieuwe Kerk over
soevereiniteit in eigen kring en de verhouding tussen de staat en de
samenleving. Het volgende citaat wil ik u niet onthouden. Let vooral op
de hem zo typerende prachtige beeldspraken.
"De vrijheid wordt minstens even sterk binnen in elke kring door de
zonde, als op de grens van die kring door de Staatsmacht bedreigd. Als
men om duigen de band wil drijven, steekt men immers vuur in de
duigenromp aan, en meer nog dan de hamerslag doet dat vuur van binnen
ze krimpen. En zo ook is het met onze vrijheden. Er smeult, er walmt in
de kern van elke levenskring een gloed van hartstocht, waar de spranken
der zonde uit opspringen, en die onheilige brand, dat onzalige vuur
ondermijnt de zedelijke levenskracht, verzwakt in elke kring het
spanvermogen, en doet in het eind de hardste duigen buigen. Bij elke
welgelukte aanslag op de vrijheid kan dus de Staat nooit dan
medeplichtige zijn, hoofdschuldige blijft de plichtvergeten burger
zelf, die, in zonde en zingenot zijn zedelijke spierkracht verslappend,
de kracht tot eigen initiatief verloor."
Kuyper spreekt hier over de vrijheid binnen de verschillende kringen en
wat die vrijheden eigenlijk bedreigt. Hij heeft het over 'de spranken
der zonde' die de zedelijke levenskracht van iedere kring aantast.
Zonder het begrip dus te laten vallen, legt hij in deze toespraak een
direct verband tussen vrijheid en verantwoordelijkheid. De persoonlijke
verantwoordelijkheid van ieder mens afzonderlijk om zich af te vragen
wat de gevolgen van zijn keuzes en gedrag zijn voor de gemeenschap. In
de woorden van Kuyper: het is de 'plichtvergeten burger' die het
spanvermogen van een levenskring teniet doet.
Meer dan een eeuw later, in 1991 om precies te zijn, stond
verantwoordelijkheid ook centraal op het Christelijk Sociaal Congres.
Aan het eind van het Congres was de conclusie dat de mens geroepen is
tot verantwoordelijkheid. Dat is overigens heel wat anders dan een
oproep aan een ieder tot het nemen van verantwoordelijkheid. Dat is te
vrijblijvend. Alsof er een keuze bestaat tussen het nemen van
verantwoordelijkheid of het negeren daarvan. De essentie is namelijk -
dat vond ik toen als deelnemer aan het Congres en dat vind ik tot op de
dag van vandaag - dat ieder mens vanuit zichzelf geroepen is tot
verantwoordelijkheid. Dat ieder mens een plicht heeft om
verantwoordelijk te handelen.
En daarmee doel ik niet op de zogenoemde functionele
verantwoordelijkheid, een verantwoordelijkheid die beperkt blijft tot
het uitvoeren van de toegewezen taak en het exact nalopen van de
regels. Nee, ik heb het dan over substantiële verantwoordelijkheid,
waarbij iemand ook kijkt naar de implicaties van zijn gedrag, zijn
uitspraken, zijn keuzes. En breder nog: naar de aard, zin en
maatschappelijke betekenis ervan.
Vrijheid is altijd genormeerd. Vrijheid gaat hand in hand met
verantwoordelijkheid. Vrijheid kan niet zonder moreel besef.
Tot zover de theorie. En dan nu de praktijk. Wat hebben we gezien de
laatste jaren? Vrijheid in verantwoordelijkheid? Ik ben bang van niet.
We zitten nog middenin een financieel-economische crisis die in eerste
aanleg is veroorzaakt door bankiers die alleen maar dachten aan het
eigen gewin, door een doorgeschoten gelddenken, door een vorm van
casinokapitalisme.
Men was de wijze les van de aartsvader van het economisch liberalisme
vergeten. Ik heb het natuurlijk over Adam Smith, auteur van 'The Wealth
of Nations' waarin hij sprak over de 'invisible hand' van de vrije
markt. Maar wat velen niet beseffen, is dat diezelfde Adam Smith
daarvoor al het boek 'The Theory of Moral Sentiments' had geschreven,
waarin hij aangeeft dat de markt niet kan zonder moraal.
Een ander beroemd econoom, Michel Albert, gaf begin jaren negentig in
zijn boek 'Kapitalisme contra kapitalisme' ook precies aan waar de
schoen knelt. Volgens hem zijn er twee soorten kapitalisme. Het
neo-Amerikaanse dat wordt beheerst door individueel succes, snel geld
verdienen, kortetermijndenken en betrekkelijk geringe kwaliteit van de
staat en de collectieve voorzieningen. Het Rijnlandse model aan de
andere kant, kenmerkt zich door betere publieke voorzieningen,
spaarzin, gemeenschapsgevoel en langetermijnperspectief. Het moge
duidelijk zijn dat het Rijnlandse model de voorkeur geniet van de
Fransman Albert.
Helaas hebben we moeten constateren dat de waarden en uitgangspunten
van het Rijnlandse model bij velen de afgelopen jaren niet de boventoon
hebben gevoerd. Niet verantwoordelijkheidsbesef en lange termijn denken
domineerden, maar zelfverrijking en het centraal stellen van
eigenbelang. En spijtig genoeg was dat niet alleen in de private sector
het geval.
U herinnert het zich vast nog wel: de - terechte - ophef over die
directeur van een woningcorporatie die zich liet rondrijden in een
Maserati. Of de directie van een zorginstelling voor mensen met een
beperking die zich voornamelijk druk maakte om de aanschaf van
prestigieuze panden. Of wat te denken van de alsmaar terugkerende ophef
over de directiesalarissen bij hulporganisaties die veel subsidiegeld
uit het nationale ontwikkelingsbudget ontvangen. Het werd allemaal zo
pijnlijk dat het ministerie van Buitenlandse Zaken zich genoodzaakt
ziet nu een onderzoek in te stellen.
Maar ook op het terrein van de rechtsstaat hebben we gezien dat
vrijheid niet door iedereen wordt verbonden aan verantwoordelijkheid.
Kijk naar de verhitte discussies over een van de meest fundamentele
grondrechten die er in een democratische rechtsstaat bestaat: de
vrijheid van meningsuiting. Ook daarvoor geldt naar mijn vaste
overtuiging dat dit geen onbegrensde vrijheid is. Er bestaat niet
zoiets als het recht op beledigen of het recht op kwetsen. Ook de
vrijheid van meningsuiting gaat samen met verantwoordelijkheid.
Vrijheid zonder verantwoordelijkheid resulteert in grote
maatschappelijke schade. Ik durf de stelling aan dat de manier waarop
we momenteel op alle terreinen van het maatschappelijke leven met onze
verantwoordelijkheden omgaan, heeft geleid tot morele armoede.
De vraag - zeg ik met een knipoog naar Kuyper - die zich dan opdringt
is: Wat nu?
Hoe vergroten we het morele besef? Hoe onderhouden we onze vrijheden
beter? Hoe krijgen we weer zicht op de zaken waar het werkelijk om
draait in het leven?
Na de financieel-economische crisis zien velen het antwoord in een
grotere rol voor de overheid. Die opvatting deel ik in het geheel niet.
We moeten nu niet van het ene uiterste - bijna onbeperkte vrijheid -
doorschieten naar het andere - beknotting en bemoeienis door de staat.
Integendeel zelfs.
Nee, waar het om gaat is de verantwoordelijkheidsverdeling tussen
overheid en samenleving. Ook nu is architectonische kritiek nodig om
nog maar eens een verwijzing naar Kuyper te maken. Ook nu staat de
deugdelijkheid van het maatschappelijk gebouw ter discussie. Ook nu
zullen structuren moeten worden herijkt en zal er meer ruimte moeten
komen voor de morele component. In het bedrijfsleven. In het
maatschappelijke leven. En bij de overheid.
Bedrijven en ondernemers zouden zich bijvoorbeeld veel meer dan nu
bezig moeten houden met maatschappelijk verantwoord ondernemen. Niet
omdat een 'groen', of 'duurzaam', of 'sociaal' imago goed is voor het
imago en de verkoopcijfers. Maar omdat zij zich werkelijk
verantwoordelijk voelen voor hun omgeving, voor de lange termijn en
voor hun rol in dat geheel.
Ik deel de mening van Enno Masurel, hoogleraar Duurzaam Ondernemen aan
deze universiteit, dat maatschappelijk verantwoord ondernemen meer is
dan 'iets' doen op het sociale en/of ecologische vlak. Dat is te
vrijblijvend. Een onderneming moet streven naar het creëren van
maatschappelijke waarde. Die maatschappelijke waarde is de optelsom van
economische waarde, sociale waarde en ecologische waarde.
Bedrijven die deze boodschap goed begrepen hebben, zijn bijvoorbeeld
DSM, TNT en Unilever. Vorige week las ik in de krant nog dat Unilever
op de markt voor duurzame palmolie een absolute voortrekkersrol
vervult. Maar ook op kleinere schaal kan een bedrijf serieus werk maken
van het creëren van maatschappelijke waarde. Na het uitbreken van de
financiële crisis, was ik in New York en daar bracht ik een bezoek aan
het door een Nederlandse manager gerunde restaurant Rouge Tomate. Alles
in, bij en van dit restaurant is duurzaam. Van de verf op de muren tot
het eten wat daar geserveerd wordt. In die tijd waren er talloze
restaurants die bij gebrek aan klandizie de deuren moesten sluiten.
Maar Rouge Tomate floreerde. Mensen snakken naar een product dat
duurzaam en verantwoord is.
Ook op maatschappelijk terrein is de behoefte aan moreel besef groter
dan ooit. Ik denk daarom dat het absoluut noodzakelijk is om de
spankracht van maatschappelijke instellingen, organisaties en
initiatieven te vergroten. Het maatschappelijk middenveld is te veel
verstatelijkt. Creativiteit en kracht krijgen door de dikke deken van
regels, bureaucratie en beperkingen onvoldoende lucht . De sociale
initiatieven, de professionals en de vrijwilligers hebben geen ruimte
meer om hun verantwoordelijkheid te nemen. Zoals ik vorig jaar juni
tijdens de opening van het Zijlstra Center for Public Control and
Governance al aangaf, heb ik hoge verwachtingen van de rol die dit
centrum kan spelen bij het herstellen van de balans tussen overheid en
maatschappelijk middenveld.
Ook kan het Zijlstra Center wellicht een bijdrage leveren aan het
oplossen van een ander pijnpunt binnen deze instellingen, namelijk de
losgesneden band tussen burger en de maatschappelijke instelling. Werd
die band vroeger nog gevormd doordat iemand lid was van een
maatschappelijke organisatie, in de huidige tijd is de relatie geworden
tussen die van een klant tegenover een dienstverlener. Nou heb ik op
zich niets tegen verzakelijking, maar in deze context kunnen mensen
eenvoudigweg geen verantwoordelijkheid meer nemen.
Want zoals Jan Jacob van Dijk, mijn zeer gewaardeerde opvolger als
hoogleraar Christelijk-sociaal denken over economie en maatschappij,
ook constateert: "Mensen moeten kennis, zeggenschap en macht hebben om
verantwoordelijkheid te dragen".
En dan de overheid. Die is ook zeker niet gezuiverd van alle blaam. De
hand van de overheid reikt nog te ver. Er zal werkelijk vertrouwen en
ruimte gegeven moeten worden aan burgers, bedrijven en maatschappelijke
instellingen. 'Let it be', zongen de Beatles jaren geleden en dat lijkt
me een prima uitgangspunt voor een overheid. Is dat dan niet het
afschuiven van verantwoordelijkheid, hoor ik sommigen al roepen? Zeker
niet, is dan mijn antwoord. Sterker nog: door de verantwoordelijkheid
te leggen waar deze het best kan worden uitgevoerd, neemt de overheid
juist zijn verantwoordelijkheid.
Kijk bijvoorbeeld naar ons stelsel van sociale zekerheid.
Verantwoordelijkheid voor het eigen leven en de eigen toekomst maakte
plaats voor verzorging door de overheid. Dat zag je in de wao, de ww,
de bijstand. Iedere prikkel tot activering, tot eigen initiatief, tot
verantwoordelijkheid ontbrak.
Als ik ergens blij om ben wat er de afgelopen jaren is gerealiseerd,
dan is het wel dat die perverse prikkel is doorbroken. Mensen worden nu
veel meer aangesproken op wat ze wel kunnen, in plaats van op wat ze
allemaal niet meer kunnen. Ik denk dat dit een goed voorbeeld is van
hoe de overheid verantwoordelijkheid neemt, door de burger - de
levenskringen zo u wilt - zelf meer verantwoordelijkheid te geven.
Dames en heren,
Ik kom tot een afronding. We hebben meer moreel besef nodig in onze
samenleving. Meer mensen die op een substantiële wijze invulling geven
aan hun verantwoordelijkheid. Optimistisch als ik ben, zie ik de
toekomst zonnig tegemoet. Omdat ik - zeker ook de afgelopen acht jaar -
genoeg mensen en organisaties heb leren kennen die verder kijken dan
hun eigen belang. Die zich bewust zijn van hun verantwoordelijkheid en
de gevolgen van hun keuzes en gedrag voor een ander. Die rekening
houden met een ander. Die beseffen dat het bonum commune, het goed
samenleven een kwestie is van moraal.
"Er smeult, er walmt in de kern van elke levenskring en gloed van
hartstocht", om de woorden van Kuyper nog maar eens te herhalen. Bij
het opstoken en brandend houden van dat vuurtje, zie ik ook een
verantwoordelijkheid weggelegd voor universiteiten in het algemeen en
de VU in het bijzonder. De intensieve verbondenheid met en
betrokkenheid bij de samenleving zit in het dna van deze universiteit.
Dat schept een verantwoordelijkheid. Voor deze instelling én voor de
studenten die hier studeren en afstuderen. Maar als geen ander weet ik
dat VU-alumni daar nooit voor zullen weglopen.
Ik wens u allen een inspirerend, mooi en perspectiefrijk jaar toe.
Dank u wel.