Rijksoverheid


Datum 7 september 2010

Aanbieding OESO#rapport Education at a Glance 2010

Vandaag publiceert de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) Education at a Glance 2010, de nieuwe editie van dit jaarlijkse rapport. In dit rapport worden de onderwijsstelsels van de 31 landen die lid zijn van de OESO, op basis van een breed scala aan statistische gegevens en indicatoren met elkaar vergeleken. Omdat het een jaarlijkse publicatie is, kunnen ook ontwikkelingen in de tijd worden gevolgd.
Ik bied u hierbij de publicatie ter kennisneming aan. Education at a Glance is de meest volledige internationale vergelijking op het terrein van onderwijs. Juist omdat onderwijssystemen per land zo verschillend zijn, is het belangrijk om de stelsels en de uitkomsten ervan met elkaar te vergelijken. Daarom is dit rapport van toegevoegde waarde ten opzichte van nationale studies. In voorgaande jaren ontving u bij de publicatie een samenvatting, met de belangrijkste beelden voor Nederland. Dit jaar wordt de samenvatting geïntegreerd in de nieuwe publicatie Trends in Beeld die u bij de OCW begroting 2011 wordt aangeboden. U bent hierover op 16 maart 2010 (kamerstuk 31288) geïnformeerd. Daarnaast zal Trends in Beeld online beschikbaar komen op Prinsjesdag waar u o.a. de belangrijkste bevindingen uit Education at a Glance 2010 kunt vinden.
In Education at a Glance 2010 (EAG 2010) staat dit jaar weer een aantal nieuwe en verbeterde elementen. Drie ervan breng ik speciaal onder uw aandacht. De indicator 'Net Present Value'
EAG 2010 bevat dit jaar voor de derde keer de indicator Net Present Value (NPV). Voor het eerst zijn hierin ook cijfers voor Nederland opgenomen. De indicator geeft de netto#opbrengst van onderwijs weer, uitgedrukt in geld. Zowel voor de publieke sector, als voor een individu. Voor een individu vormen de kans op een hoger salaris en de grotere kans op een baan belangrijke elementen in de afweging om (verder) te gaan studeren. Voor de overheid tellen in de indicator de hogere voorziene belastinginkomsten en het geringere aantal toeslagen van hoger opgeleiden mee.
Op basis van de Nederlandse waarde van de publieke en private NPV#indicator kunnen we constateren dat hoger onderwijs op de lange termijn de investering waard is. Dat geldt zowel voor de overheid als voor het individu. Rijnstraat 50
Den Haag
Postbus 16375
2500 BJ Den Haag
www.minocw.nl
Onze referentie
kennis/231359
Uw brief van
7 september 2010
Bijlagen

1
Pagina 1 van 2
Pagina 2 van 2
Datum
7 september 2010
Onze referentie
De indicator 'Lerarensalarissen'
Een nieuwe indicator op het gebied van lerarensalarissen wordt dit jaar gepresenteerd. De indicator vergelijkt het statutaire lerarensalaris na 15 jaar met het gemiddelde jaarsalaris van iemand die werkt op hbo of academisch niveau. Zo kan worden gekeken of de lerarensalarissen gemiddeld genomen hoog of laag uitvallen ten opzichte van het gemiddelde salaris van een persoon met een vergelijkbaar opleidingsniveau.
Ten opzichte van enkele belangrijke vergelijkingslanden, op de VS na, is het Nederlandse salaris in het primair onderwijs bescheiden. In het lager secundair onderwijs (vmbo en onderbouw havo/vwo) geldt dit ook, zij het in iets mindere mate. In het hoger secundair onderwijs (in dit geval alleen bovenbouw havo/vwo) ligt het statutair salaris na 15 jaar enkele procenten boven het gemiddeld verdiende salaris. Dit komt door het feit dat bij deze indicator nog wordt uitgegaan van de salarissen zoals ze in de CAO staan. Niet alle leraren in de bovenbouw krijgen volgens deze schaal uitbetaald.
De indicator 'Schoolkeuze'
Nieuw is dit keer ook aandacht voor schoolkeuze. In het Nederlandse onderwijs kunnen leerlingen en hun ouders zelf een school kiezen die aansluit bij hun opvattingen over onderwijs en bij hun levensbeschouwing. Dit is een typisch Nederlandse verworvenheid, die al generaties lang van kracht is. EAG 2010 laat zien dat in landen als de VS en het Verenigd Koninkrijk, maar ook in bijvoorbeeld Finland de vrijheid van ouders om een school voor hun kinderen te kiezen beperkter is.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
mr. A. Rouvoet