Belgische Federale Overheid
ontwikkelingssamenwerking
Belgen tonen zich solidair, kritisch en - met mate - vrijgevig voor
ontwikkelingssamenwerking
Datum: 06 september 2010
Na de verwoestende aardbeving in Haïti begin dit jaar toonden de Belgen
zich bijzonder solidair en duidelijk bereid om hun portefeuille open te
trekken voor de allerarmsten. Maar is solidariteit en steun voor
ontwikkelingssamenwerking beperkt tot het geven van noodhulp? Wat weten
de Belgen anno 2010 over ontwikkelingssamenwerking, wat is voor hen
belangrijk en gedragen ze zich als solidaire wereldburgers?
Complexiteit
Om dat zogenaamde maatschappelijk draagvlak voor
ontwikkelingssamenwerking in kaart te brengen, voerde HIVA KULeuven in
januari 2010 een diepgaande peiling uit bij 1.500 Belgen. En volgens
Ignace Pollet, die als onderzoeker verantwoordelijk was voor de
enquête, blijkt dat draagvlak meteen een complex gegeven te zijn. De
analyse slaat immers op haar drie voornaamste onderdelen, met name
kennis, houding en gedrag.
Hoe zit het met die kennis van de Belgische bevolking over
ontwikkelingssamenwerking?
Pollet: Ongeveer de helft van de bevolking beweert goed op de hoogte te
zijn over de derde wereld, maar bij testvragen blijkt dat
ontwikkelingssamenwerking toch eerder veraf ligt. Ongeveer 4 op 10
bevraagden konden uitleggen waarvoor de afkorting 'ngo' staat. 17% wist
wie op dat ogenblik de minister voor Ontwikkelingssamenwerking was
(Charles Michel) en nauwelijks 9% konden een aanduiding geven van wat
de Millenniumdoelstellingen zijn.
Voelen de Belgen zich erg betrokken bij de armoede in het Zuiden, en
bij de antwoorden daarop?
Pollet: De betrokkenheid van het publiek bij de armoede in het Zuiden
is vrij hoog. 70% beoordeelt de Noord-Zuidkloof als onaanvaardbaar. Een
meerderheid vindt dat wij (het Noorden) daar iets moeten aan doen. Naar
motieven overheerst het solidariteitsmotief (we moeten mensen die in
armoede leven helpen), op enige afstand gevolgd door de instrumentele
motieven (minder kans op oorlog, immigratie afremmen, afzetmarkt) en
het schuldmotief (kolonialisme, ongelijkheid...). Als we echter de
focus verschuiven van armoede in het Zuiden naar
ontwikkelingssamenwerking, zien we dat het publiek een meer kritische
houding aanneemt. 70% vindt dat ontwikkelingssamenwerking, indien goed
uitgevoerd, positieve gevolgen heeft voor de derde wereld. Een ander
beeld krijgen we als we vragen naar de appreciatie van de huidige
besteding van de middelen voor ontwikkelingssamenwerking: de groep die
het als slecht evalueert (25%) is in dit geval groter dan de groep die
het als goed evalueert (20%), terwijl de helft van de bevraagden hier
geen positie in kiest. Dezelfde tendens zien we als gevraagd wordt naar
de wenselijke grootte van het ontwikkelingsbudget. Vooral
hooggeschoolden, jongeren en praktiserend-gelovigen positioneren zich
meer pro ontwikkelingssamenwerking.
Wat kan de toenemende kritische houding tegenover de effectiviteit en
de hoogte van het budget verklaren?
Pollet: Het uitblijven van zichtbare resultaten speelt ongetwijfeld een
rol, evenals een zekere afstand tegenover de ontwikkelingsinstellingen.
We kunnen de verklaring echter ook zoeken bij de tijdsgeest, getekend
door economische crisis en onzekerheid. Dit leidt tot een sterker
terugplooien op zichzelf en de directe omgeving.
Blijkt dit ook uit de vrijgevigheid voor ontwikkelingssamenwerking?
Pollet: Er zijn momenteel 40% gevers of donateurs onder de bevolking,
en dat is een achteruitgang in vergelijking met vorige metingen. Onder
de hooggeschoolden, oudere groepen en praktiserend- gelovigen ligt dit
percentage hoger evenals het bedrag dat wordt gegeven. De gemiddelde
gift voor 2009 ligt op 51 euro, maar indien we enkel de 'gevers'
rekenen, is het gemiddelde 127 euro. De belangrijkste andere
gedragsvorm behalve donateurschap is het kopen van eerlijke producten
(fair trade), een praktijk die gestaag in de lift zit. Ruim de helft
van de Belgen beweert wel eens producten te kopen met een Fair Trade
label.
Reinout Van Vaerenbergh
www.pulse-oplatform.com