Europees Hof v Justitie


Gerecht van de Europese Unie PERSCOMMUNIQUÉ nr. 81/10 Luxemburg, 9 september 2010

Pers en Voorlichting

Arrest in zaak T-348/07 Stichting Al-Aqsa / Raad

Gerecht verklaart handelingen van Raad nietig waarbij met oog op strijd tegen terrorisme bevriezing van tegoeden van Stichting Al-Aqsa was gelast Nu het nationale besluit dat als grondslag voor deze maatregelen diende, was ingetrokken, kon de Raad financiële sancties jegens Al-Aqsa niet langer handhaven Om uitvoering te geven aan een resolutie van de Veiligheidsraad van de VN, heeft de Raad een gemeenschappelijk standpunt1 en een verordening2 vastgesteld, waarbij de bevriezing wordt gelast van de tegoeden van de personen en entiteiten die zijn geplaatst op een lijst die regelmatig wordt geactualiseerd. De plaatsing op die lijst dient te geschieden op basis van een door een bevoegde nationale ­ in beginsel rechterlijke ­ instantie genomen beslissing ten aanzien van de personen en entiteiten die betrokken zijn bij terroristische activiteiten. Op 3 april 2003 heeft de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken de Sanctieregeling terrorisme 2003 vastgesteld, waarbij alle tegoeden en financiële activa worden bevroren van de Stichting Al-Aqsa ­ een stichting naar Nederlands recht die volgens haar eigen omschrijving een islamitische hulporganisatie met een humanitaire missie is, die financiële steun biedt aan diverse organisaties in Israël, op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook om verlichting te brengen in de humanitaire noodsituaties ­ op grond dat zij gelden had overgemaakt die waren bestemd voor organisaties die terrorisme ondersteunen in het Midden-Oosten, met name Hamas. Een verzoek in kort geding om opschorting van de Sanctieregeling is door de bevoegde nationale rechter afgewezen. Bij besluit van 27 juni 2003 heeft de Raad de lijst geactualiseerd, met name door de vermelding daarop van Al-Aqsa. Na de vaststelling van dit communautaire besluit is de Sanctieregeling op 3 augustus 2003 ingetrokken. Bij arrest van 11 juli 2007 heeft het Gerecht op verzoek van Al-Aqsa het besluit van de Raad van 27 juni 2003 alsmede verschillende besluiten van latere datum tot actualisering van de lijst nietig verklaard, in wezen op grond dat zij ontoereikend waren gemotiveerd.3 In de tussentijd heeft de Raad op 28 juni 2007 een nieuw besluit vastgesteld4, waarbij de lijst is geactualiseerd door Al-Aqsa daarop op te nemen. Bij de vaststelling van dit besluit deelde de Raad de betrokken personen en groepen de redenen mee waarom zij op de lijst waren geplaatst. Wat Al-Aqsa betreft, baseerde de Raad zich daartoe op de Sanctieregeling en op het vonnis van de voorzieningenrechter als beslissing van een bevoegde nationale instantie die de opneming van AlAqsa op de lijst rechtvaardigt.
1

Gemeenschappelijk standpunt 2001/931/GBVB van de Raad van 27 december 2001 betreffende de toepassing van specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme (PB L 344, blz. 93). 2 Verordening (EG) nr. 2580/2001 van de Raad van 27 december 2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme (PB L 344, blz. 70). 3 Arrest van het Gerecht van 11 juli 2007, Al-Aqsa/Raad, (T-327/03); zie ook PC 47/07. 4 Besluit 2007/445/EG van de Raad van 28 juni 2007 tot uitvoering van artikel 2, lid 3, van verordening (EG) nr. 2580/2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme, en tot intrekking van de besluiten 2006/379/EG en 2006/1008/EG (PB L 169, blz. 58).

www.curia.europa.eu



Al-Aqsa heeft bij het Gerecht beroep ingesteld tot nietigverklaring van dit besluit. Sindsdien heeft de Raad diverse besluiten en verordeningen tot actualisering van de betrokken lijst vastgesteld. Al-Aqsa is steeds op die lijst blijven staan. Zij heeft haar beroep aangepast zodat het tevens strekt tot nietigverklaring van deze nieuwe maatregelen, tot aan een in juni 2009 vastgestelde verordening.5 Op 22 december 2009 heeft de Raad een nieuwe uitvoeringsverordening6 vastgesteld waarbij AlAqsa op de lijst is gehandhaafd. Deze verordening geldt nog steeds en vormt niet het voorwerp van de onderhavige zaak. In zijn arrest verklaart het Gerecht om te beginnen dat het vonnis van de voorzieningenrechter, tezamen met de Sanctieregeling beschouwd, een beslissing van een bevoegde nationale instantie lijkt die in beginsel grond kon opleveren voor de vaststelling van een maatregel tot bevriezing van de tegoeden op communautair niveau. Het wijst niettemin erop dat de controle of er een beslissing van een bevoegde nationale instantie bestaat, een noodzakelijke voorwaarde is voor de vaststelling van een aanvankelijk communautair besluit tot bevriezing van de tegoeden, terwijl de controle van het gevolg dat op nationaal niveau aan dat besluit is gegeven, onmisbaar is in de context van de vaststelling van een later communautair besluit tot handhaving van de bevriezing van de tegoeden. In dit verband stelt het Gerecht vast dat sinds de intrekking van de Sanctieregeling noch deze regeling noch het vonnis van de voorzieningenrechter, waarvan de rechtsgevolgen afhangen van het bestaan van de Sanctieregeling, op goede gronden kan dienen als grondslag voor een communautaire maatregel tot bevriezing van de tegoeden van Al-Aqsa. De Raad had moeten vaststellen dat er geen ,,grondslag" naar nationaal recht meer bestond die de handhaving van de communautaire maatregel rechtens genoegzaam rechtvaardigde. Derhalve verklaart het Gerecht de bestreden maatregelen nietig, voor zover zij Al-Aqsa betreffen. Het Gerecht voegt hieraan toe dat de Raad verplicht is, dezelfde gebreken of onrechtmatigheden te verwijderen uit alle achtereenvolgende maatregelen tot bevriezing van tegoeden, waarbij de bestreden maatregelen zijn ingetrokken en vervangen, tot de uitspraak van het onderhavige arrest. Doet hij dit niet, dan komt de Raad de krachtens het EG-Verdrag op hem rustende verplichting niet na om de maatregelen te nemen die nodig zijn ter uitvoering van een arrest van de Unierechter. NOTA BENE: Tegen de beslissing van het Gerecht kan binnen een termijn van twee maanden vanaf de betekening ervan een tot rechtsvragen beperkte hogere voorziening worden ingesteld bij het Hof. NOTA BENE: Het beroep tot nietigverklaring strekt tot nietigverklaring van met het recht van de Unie strijdige handelingen van de instellingen van de Unie. Onder bepaalde voorwaarden kunnen de lidstaten, de Europese instellingen en particulieren bij het Hof van Justitie of het Gerecht een beroep tot nietigverklaring instellen. Indien het beroep gegrond is, wordt de handeling nietig verklaard. De betrokken instelling moet in voorkomend geval voorzien in de door de nietigverklaring van de handeling ontstane leemte in de regelgeving. Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Gerecht niet bindt. De volledige tekst van het arrest is op de dag van de uitspraak te vinden op de website CURIA. Contactpersoon voor de pers: Stefaan Van der Jeught (+352) 4303 2170

5

De betrokken maatregelen zijn: besluit 2007/445/EG van de Raad van 28 juni 2007; besluit 2007/868/EG van de Raad van 20 december 2007; besluit 2008/583/EG van de Raad van 15 juli 2008; besluit 2009/62/EG van de Raad van 26 januari 2009, en verordening (EG) nr. 501/2009 van de Raad van 15 juni 2009. 6 Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1285/2009 tot uitvoering van artikel 2, lid 3, van verordening nr. 2580/2001 en tot intrekking van verordening nr. 501/2009 (PB L 346, blz. 39).

www.curia.europa.eu