Rijksoverheid
Brief minister Binnenlandse Zaken over stand van zaken preventief toezicht
politie
Kamerstuk | 13-09-2010 | BZK
Brief waarin de minister van Binnenlandse Zaken de Tweede Kamer
informeert over het onder preventief toezicht stellen van regionale
politiekorpsen. In 2010 zijn 13 van 25 regionale politiekorpsen onder
preventief toezicht gesteld, te weten de korpsen Groningen, Fryslân,
Drenthe, Gelderland-Zuid, Utrecht, Noord-Holland-Noord,
Zaanstreek!Waterland, Haaglanden, Rotterdam!Rijnmond, Zuid-Holland
Zuid, Midden! en West-Brabant, Limburg-Zuid en Flevoland. Tijdens het
spoeddebat van 26 juni 2010 zegde de minister toe de Kamer in september
te informeren over de stand van zaken.
Datum 13 september 2010
Betreft stand van zaken preventief toezicht politie
In 2010 zijn 13 van 25 regionale politiekorpsen onder preventief toezicht gesteld,
te weten de korpsen Groningen, Fryslân, Drenthe, Gelderland!Zuid, Utrecht, Noord!
Holland!Noord, Zaanstreek!Waterland, Haaglanden, Rotterdam!Rijnmond, Zuid!
Holland Zuid, Midden! en West!Brabant, Limburg!Zuid en Flevoland. Tijdens het
spoeddebat van 26 juni 2010 heb ik toegezegd u in september te informeren over
de stand van zaken hieromtrent.
Preventief toezicht
Preventief toezicht houdt in dat de begroting de nadrukkelijke goedkeuring van de
Minister behoeft (artikel 45 lid 4 Politiewet 1993 juncto artikel 203 Gemeentewet).
Zolang er geen definitief oordeel over de begroting is gegeven, hebben de korpsen
toestemming nodig voor het aangaan van verplichtingen en het doen van uitgaven
die niet in de begroting zijn opgenomen. Die goedkeuring wordt uitsluitend
verleend in het geval het uitgaven of verplichtingen betreft die onvermijdelijk zijn,
niet kunnen worden uitgesteld én voor deze uitgaven alsnog dekking is aangewezen
in de uitvoering van de begroting. Daarnaast wordt bij de beoordeling van deze
verzoeken het uitgangspunt gehanteerd dat meevallers in de begrotingsuitvoering
ten goede komen aan de tekortreductie en dat tegenvallers bij de
begrotingsuitvoering door herprioritering binnen de uitvoering van de begroting
dienen te worden opgevangen.
Gevolgde procedure in 2010
Vanwege de lastige financiële situatie wordt het toezicht intensief ingevuld. In mei
2010 is bij alle korpsen onder preventief toezicht een nader onderzoek van de
begroting gestart. Doel van dit onderzoek was enerzijds om een duidelijker beeld te
krijgen van de uitgangspunten in de begroting en de besparingsmogelijkheden,
alsmede de begrotingen te baseren op dezelfde begrotingsvoorschriften (validatie)
en anderzijds om aan de hand van scenario's tot een sluitende begroting te komen.
Deze scenario's zijn nog niet allemaal volledig doorgerekend. Op dit moment ben ik
in afwachting daarvan en van de formele reacties van de betreffende
korpsbeheerders inzake de gekozen scenario's.
Het algemene beeld
Door het lid van Raak is tijdens de regeling van werkzaamheden van 7 september
2010 gevraagd om een spoeddebat met de minister van BZK over de uitvoering van
de motie van het lid van Raak1 (voorgesteld op 23 juni 2010 en bij stemming is
aangenomen op 29 juni 2010). Daarbij is tevens gevraagd om een voorafgaande
brief van het kabinet. Zoals ik u eerder in mijn brief van 2 juli 20102 liet weten, zijn
in overleg met het dagelijkse bestuur van het korpsbeheerdersberaad maatregelen
genomen om onder meer de stijgende kosten die voortkomen uit de CAO van de
politie meerjarig te dekken. Deze maatregelen raken echter niet de operationele
sterkte van de politie. Ze richten zich op de overhead. Het ontslaan van
operationele politiemensen vanwege deze maatregelen is zeker niet aan de orde.
Over de begroting 2011 kan ik u vooruitlopend op Prinsjesdag nog geen
mededelingen doen. Ook kan ik niet vooruitlopen op besluitvorming door het
nieuwe kabinet.
Wel is het zo dat veel korpsen kampen met een te hoge bezetting (met name door
vertraagde uitstroom) en een groeiend aantal 55!plussers (relatief duur). Hierdoor
wordt de vermogenspositie van een korps sterk aangetast. Het is van groot belang
dat alle korpsen zo spoedig mogelijk begrotingsevenwicht bereiken, met name door
hun sterkte op een betaalbaar niveau terug te brengen.
In de sterktebrief van 23 juli 20103 heb ik u gemeld dat de totale politiesterkte op
31!12!2009 met 53.348 fte, 1.148 fte hoger is dan de met u afgesproken 52.200
fte. De operationele sterkte van de Nederlandse politie is met 49.597 fte op 31!12!
2009 aanzienlijk hoger, dan de sterkte van 48.062 fte die het kabinet ook na 2014
heeft gegarandeerd. Het eerste beeld dat uit de scenario's van de korpsen duidelijk
wordt laat zien, dat zij minder aspiranten zullen innemen dan zij in hun primaire
begroting voor 2011 voorzagen. De operationele sterkte daalt hierdoor naar
verwachting met circa 300 fte en blijft nog steeds boven de door het kabinet
gegarandeerde sterkte.
De lagere inname van aspiranten heeft ook gevolgen voor mijn afspraak met de
korpsbeheerders om in de jaren 2010 tot en met 2012 een instroom van gemiddeld
1.600 aspiranten per jaar te garanderen. Dit om ervoor te zorgen, dat de
operationele sterkte van de politie ook na 2014 minimaal op het niveau van 48.062
fte blijft. Ik ben hierop eerder al ingegaan in bovengenoemde sterktebrief.
Het aantal van 1.600 is eind 2008 bepaald en was gebaseerd op toen geldende
vooronderstellingen over de uitstroom bij de politie, de duur van de politieopleiding
en de daarmee gepaard gaande vervangingsbehoefte. Het blijkt, dat zich
ontwikkelingen op deze gebieden hebben voorgedaan, die leiden tot een lagere
vervangingsbehoefte. Met name de uitstroom van ouder personeel gaat trager, dan
in 2008 de inschatting was: er wordt op grote schaal langer doorgewerkt. Voor een
uitgebreidere beschrijving van deze ontwikkelingen, verwijs ik u naar paragraaf 4
van mijn brief van 23 juli 2010.
Deze ontwikkelingen vertalen zich in een tijdelijk lagere inname van aspiranten in
de komende jaren. Als de uitstroom van de grote groep ouder personeel op gang
komt en onvermijdelijk is door het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, zal
rekening gehouden moeten worden met een relatief hoger aantal aspiranten, om
ook dan de operationele sterkte van de politie op peil te houden.
Vooralsnog is de huidige inname van aspiranten voldoende om de operationele
sterkte op peil te houden.
Uitgangspunt is dat de korpsen zelf hun problemen oplossen. Ze kunnen met inzet
van eigen vermogen tijdelijke tekorten opvangen. Een voorlopige conclusie is dat
de meeste korpsen onder preventief toezicht er zelfstandig in slagen uiterlijk in
2016 een begrotingsevenwicht te realiseren. Voor een aantal korpsen geldt
dat mogelijk een extra bijdrage van het ministerie van BZK nodig zal zijn. Hierover
zal ik u via de tweede Suppletoire Begrotingswet op de hoogte stellen.
Het merendeel van de korpsen onder preventief toezicht zal uiteindelijk formeel
(nieuw besluit) of materieel (geen invulling van preventief toezicht) van preventief
naar repressief toezicht gaan. Enkele korpsen zullen onder preventief toezicht
moeten blijven.
Om problemen snel te onderkennen is met de korpsen afgesproken dat in een
vroegtijdig stadium gesproken zal worden over de begroting 2011!2014.
Ik vertrouw erop dat ik u hiermee voldoende heb geïnformeerd.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,