SGP


Rapport commissie-De Wit

De SGP-fractie waardeert het werk van de commissie De Wit zeer! De commissie beschrijft in haar rapport een aantal zeer relevante aanbevelingen. Tegelijkertijd vraagt Dijkgraaf zich tijdens het debat met de commissie af of we daarmee een volgende crisis kunnen voorkomen.
---

14 september 2010
Plenair debat rapport commissie-De Wit
E. Dijkgraaf

Al in de jaren â50 van de vorige eeuw was in de wetenschap bekend dat de SGP cruciaal is als je kijkt naar het functioneren van markten. Ik spreek hier over het Struture-Conduct-Performance paradigma, vertaalt in het Nederlands als SGP. Allereerst staat de S voor de structuur van de markt. Dan gaat het bijvoorbeeld om het type en het aantal bedrijven dat aanwezig is. Vervolgens staat de G voor het van gedrag van bedrijven. Waardoor laten zich bedrijven kenmerken? Wat is hun doelstellingsfunctie bijvoorbeeld? Gaan ze alleen voor de korte termijn winst? Of hebben ze ook doelstellingen voor de langere termijn en breder dan alleen winst? Structuur en gedrag leiden vervolgens tot de P van prestaties. Toezicht is bedoeld om inherente tekortkomingen in structuur en gedrag te repareren zodat betere prestaties gerealiseerd worden.

Het doet mij deugd dat het rapport van commissie De Wit bol staat van het SGP gedachtegoed. Er is gelukkig veel aandacht voor structurele elementen, gedragselementen en voor de vraag hoe toezicht de structuren en het gedrag kunnen beïnvloeden in een positieve richting. De SGP-fractie waardeert het werk van de commissie De Wit dan ook zeer! Had Marx ooit kunnen denken dat een SPâer zulke verstandige dingen kon zeggen over het kapitalistisch systeem?

De commissie beschrijft in haar rapport een aantal zeer relevante aanbevelingen. Voor een beter toezicht, voor een ander beloningsbeleid, voor gedragsveranderingen, enzovoorts. Ik doe daar niets vanaf. Toch wil ik ook eerlijk zijn in het verwachtingspatroon of we met al die maatregelen bij elkaar opgeteld een volgende crisis kunnen voorkomen. Moeten we niet onder ogen zien dat crises een noodzakelijk element zijn van het kapitalisme, zo vraag ik de commissie? Immers, mensen overschatten hun kansen en onderschatten de risicoâs stelselmatig. Gecombineerd met mensen die consumptief gericht zijn en dat steeds makkelijker vorm geven via goedkoop te verkrijgen kredieten, leidt dat tot meer fluctuaties. Een crisis is dan - helaas - nodig om de te grote ellende weer op te ruimen. Gelukkig leidt dat meestal niet tot een echte kladderadatsch, hoewel we daar tijdens deze crisis niet ver van verwijderd waren. Niettemin is het een stabiliserend mechanisme, dat pijnlijk, maar wel noodzakelijk is gezien de fouten die mensen maken.

Als we die conclusie onderschrijven, komt het vervolgens aan op de vraag hoe we daarop inspelen. Hoe voorkomen we dat een volgende crisis zo klein mogelijk is? Volgens mijn fractie zijn twee sleutelwoorden daarbij cruciaal: vertrouwen en globalisering.
? Het eerste sleutelwoord is vertrouwen in de markt. Het mooie van het kapitalistische systeem is dat de markt uiteindelijk altijd afstraft als de kapitalisten zich niet aan de spelregels houden. Het kan een poos goed gaan, maar vroeg of laat keert de wal het schip. Niet de regels of de prestaties geven uiteindelijk de doorslag, maar het vertrouwen van de kapitaalmarkt in het systeem. Dat hebben we de afgelopen maanden verschillende keren kunnen waarnemen. Denk bijvoorbeeld aan de crisis in Griekenland. Het punt is dat vertrouwen zich uiterst lastig laat organiseren, zeker in een wereld waar beleggers zeer snel grote financiële stromen kunnen verleggen. ? Het tweede kernbegrip is globalisering omdat de afhankelijkheid van financiële stelsels en economieën steeds groter wordt door de liberalisering. Dat onderstreept de noodzaak van een goed georganiseerd internationaal toezicht. Het kapitalisme corrigeert zichzelf wel, maar ten koste van velen die er nooit van geprofiteerd hebben. De overheid heeft daarom een belangrijke taak als wetgever en toezichthouder om imperfecties van de markt tegen te gaan.

TOEZICHT
Voorzitter, de SGP-fractie is het met de commissie eens dat we maximaal moeten investeren in goed, ja beter Nederlands toezicht. De hoofdmoot van de aanbevelingen van de commissie ondersteunen wij dan ook van harte. Tegelijkertijd moeten we in alle nuchterheid constateren dat de financiële crisis niet begon in Nederland. Alleen hier in Nederland het toezicht verbeteren helpt dus niet om toekomstige (financiële) crises te voorkomen. Wel helpt beter nationaal toezicht om collateral damage te beperken. Om de volgende klap zo klein mogelijk te houden en er zoveel mogelijk voor te zorgen dat de volgende crisis niet dezelfde achterliggende problematiek heeft. De commissie concludeert dat bij de toezichthouders zelf ook veranderingen en verbeteringen noodzakelijk zijn. Is de door de commissie beoogde kritische introspectie voldoende gewaarborgd met het Plan van Aanpak van De Nederlandsche Bank?

Gezien de internationale context waarin financiële instellingen opereren, is ook beter toezicht in het buitenland nodig. Doet de regering volgens de commissie voldoende om dat maximaal te stimuleren?

GEDRAGSVERANDERING
Een goed toezichtsysteem is dus belangrijk. Maar de geschiedenis leert tevens dat als er veel geld te verdienen valt - en dat is zo in de financiële sector! - de economen en juristen bij banken altijd creatiever zijn dan de economen en juristen bij wetgevers en toezichthouders. Bijna altijd lopen wetgevers en toezichthouders achter de feiten aan. Dat mag geen excuus zijn voor minder investeringen in goed toezicht, maar het leidt wel tot de conclusie dat daar niet alles van te verwachten valt.

Er is dus meer nodig om een volgende crisis te voorkomen. Een belangrijk extra element is daarom een verandering in de gedragscultuur in de financiële sector. De commissie wijst daar ook terecht op. Zonder gedragsverandering is de volgende crisis alweer in de maak! Maar hoe realiseer je dat die gedragsverandering structureel wordt, vraag ik de commissie? Ik wijs de commissie erop dat een cultuurverandering in de historie nog nooit succesvol is afgedwongen. Zou er net zoveel aandacht blijven voor de noodzakelijke verandering in cultuur als het economisch weer meer voor de wind gaat? Constateert de commissie in de antwoorden op de schriftelijke vragen niet zelf dat de aandacht momenteel alweer verslapt? Moeten we ons niet realiseren dat een deel van hen die voor snelle winsten gaan, nu eenmaal een andere cultuur hebben dan wij misschien wel zouden willen zien? Kortom: ook de focus op de o zo noodzakelijke gedragsveranderingen, kent zijn beperkingen. Welke mogelijkheden ziet de commissie om een structurele cultuurverandering tot stand te brengen?

In het verlengde daarvan speelt het beloningsbeleid een cruciale rol. De daarvoor bedoelde code is goed, maar is nu juist het probleem niet dat de bad guys hier altijd een mouw aan weten te passen? Welke oplossingsrichtingen stelt de commissie voor?

BANKENBELASTING
Voorzitter, de commissie uit zich over de bankenbelasting op een manier die mijn fractie aanspreekt: voorzichtig en genuanceerd. Ze wijst op het belang van een risicogerelateerde heffing, de noodzaak tot een internationaal gelijk speelveld en het voorkomen van een te grote stapeling van maatregelen. Is de bankenheffing volgens de commissie nog noodzakelijk nu er in Basel III scherpe afspraken zijn gemaakt over onder anderen de kapitaaleisen? Krijgen we niet een te grote stapeling van maatregelen nu we Basel III hebben, beter toezicht organiseren en pogingen doen een bankbelasting te organiseren? Is de commissie bovendien nog steeds van mening dat de bankenheffing ingevoerd moet worden, nu internationale afstemming tot op heden lastig blijkt?

DWANG OF DRANG
Al met al rijst de vraag of we de hiervoor genoemde verbeteringen van de sector moeten en mogen verwachten, of dat veranderingen afgedwongen moeten worden met wettelijke regelingen. De SGP-fractie ziet het meeste in een combinatie van beiden. Enerzijds moeten er harde toetsingscriteria zijn, maar anderzijds mag de overheid de eigen verantwoordelijkheid van de sector niet uitvlakken. Doordat de sector in een internationaal speelveld opereert, is te strikte nationale wetgeving namelijk eenvoudig te omzeilen. Juist daarom is een intrinsieke motivatie van banken zo belangrijk. De sector moet het zelf doen, maar wel met stevige druk op de ketel. En daar komen de wetgever, de toezichthouders, maar ook de consumenten om de hoek kijken. Het financiële systeem kan immers niet ontsporen als consumenten daar niet in mee gaan? Overigens vraagt dat wel om maximale transparantie voor consumenten, zodat zij weten waar ze in stappen. Denkt de commissie dat er voldoende maatregelen genomen worden om die transparantie te garanderen?

ROL VAN DE KAMER
De commissie snijdt een terecht punt aan als zij stelt dat we een wetgevingscrisis moeten voorkomen. Hoe voorkomen we dat we als pavlovreactie heel veel door emotie ingegeven regels gaan verzinnen? Moeten we niet juist een toezichthouder hebben met meer beleidsruimte in plaats van allerlei precieze voorschriften? Een te formalistisch toezicht moedigt de creativiteit van bad guys aan. Met een te formeel toezicht vang je uiteindelijk geen boeven! De vraag is wel wat dit vergt van de rol van de Kamer. Een wetgevingscrisis voorkomen, vergt nogal wat. Dan is veel kennis, maar ook beperking, nodig om te voorkomen dat er onnodige regels op elkaar gestapeld worden waardoor uiteindelijk een onoverzichtelijk en tegenstrijdig toezichtskader ontstaat. Denkt de commissie dat de juiste balans bestaat in de ingeslagen weg van hervormingen van het toezicht?

Voorzitter, de SGP-fractie is het eens met de reflecterende opmerkingen van de commissie dat de Kamer bij het uitoefenen van haar controlefunctie de afgelopen jaren niet actief genoeg is geweest. Dat onderstreept het belang van investeren in eigen kennisontwikkeling en onderzoek, maar ook in deskundige Kamerleden. Wellicht kan deze conclusie veralgemeniseerd worden naar meer terreinen waar we hier dagelijks over praten. Een goede mix tussen juristen, economen en andere specialisten is essentieel om de controlerende functie goed te kunnen uitoefenen. Mijn fractie vindt het jammer dat de commissie wel constateert dat de rol van het parlement versterkt moet worden, maar vervolgens verwijst naar de commissie Financiën om de verzwaarde parlementaire controle op hervormingen in de financiële sector vorm te geven. Ik neem aan dat de commissie zelf ook ideeën heeft hoe de deskundigheid van Kamerleden versterkt kan worden, om daarmee ontwikkelingen effectiever te kunnen beïnvloeden en minder kwetsbaar te zijn voor beïnvloeding van deelbelangen? Of moet de Kamer juist meer op hoofdlijnen sturen en de invulling van beleid en toezicht overlaten aan de echte experts?
ROL ACCOUNTANTS
Voorzitter, de commissie geeft de accountants in haar rapport een stevige aanbeveling mee. De commissie stelt dat de financiële crisis heeft laten zien dat de accountancy tekortgeschoten is in haar maatschappelijke taak. Mijn fractie zou graag het oordeel van de commissie vernemen op het recent verschenen rapport van de AFM. Zijn de maatregelen die de AFM neemt afdoende om de door de commissie geconstateerde problematiek weg te nemen?

BEZUINIGINGEN NODIG
Voorzitter, tot slot. We weten twee dingen zeker: dit was niet de eerste, maar ook niet de laatste crisis. Daarom moeten we niet alleen het toezicht goed organiseren, maar er ook voor zorgen dat de overheid haar financiën zo organiseert dat we de volgende klap weer kunnen opvangen. Jozef, de wijze onderkoning van Egypte, liet tijdens de zeven vette jaren, toen het economisch voor de wind ging, korenschuren bouwen. Met die opgebouwde graanvoorraden kon hij zijn volk tijdens de zeven jaren van schaarste en hongersnood van voedsel voorzien. Onderschrijft de commissie De Wit de wijze lessen van onderkoning Jozef? Betekent dit dan niet dat bij de planning van de meerjarige ontwikkeling van de overheidsfinanciën expliciet rekening gehouden moet worden met de kosten van reguliere crises?