Rechtbank Haarlem


Voorzieningenrechter wijst de vorderingen van de ANVR over betaling vergoeding af

De voorzieningenrechter van rechtbank Haarlem heeft op 9 september 2010 vonnis in kort geding gewezen in een geschil tussen de ANVR en een viertal luchtvaartmaatschappijen over het stoppen van het betalen van vergoedingen voor de verkoop van vliegtickets door reisagenten. De luchtvaartmaatschappijen hebben de reisagenten bericht dat de lopende agentuurovereenkomsten zullen worden beëindigd. Daarbij is het aanbod gedaan om vervangende agentuurovereenkomsten te sluiten, op grond waarvan geen vergoeding meer aan de reisagenten zal worden betaald. De ANVR vordert dat de luchtvaartmaatschappijen worden veroordeeld de bestaande vergoedingsafspraken te continueren. De ANVR voert hiertoe aan dat de opzegging van de agentuurovereenkomsten door de luchtvaartmaatschappijen en het aanbieden van vervangende overeenkomsten in strijd is met het op de agentuurovereenkomsten toepasselijke Europese en Nederlandse recht en met de regels van de International Air Transport Association (IATA-regelgeving).

De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van de ANVR af. De voorzieningenrechter komt tot het oordeel dat de vragen die in het kader van het geschil beantwoord moeten worden alleen in een bodemprocedure aan de orde kunnen komen. De feitelijke situatie is nu niet zodanig dat in afwachting daarvan in kort geding een voorlopige voorziening moet worden getroffen. Niet aannemelijk is geworden dat het handelen van de luchtvaartmaatschappijen in strijd is met de IATA-regelgeving of met het mededingingsrecht. De handelwijze van de luchtvaartmaatschappijen is niet in strijd met redelijkheid en billijkheid die contractspartijen jegens elkaar in acht hebben te nemen. Het is duidelijk dat het voornemen van Lufthansa c.s. om provisiebetalingen te staken diep ingrijpt in de bedrijfsvoering van de reisagenten. Dat neemt echter niet weg dat dit voornemen van de luchtvaartmaatschappijen past in een maatschappelijk trend, waarin provisiebetalingen door een dienstverlener worden vervangen door het doorberekenen van de kosten van een tussenpersoon aan de consument.

LJ Nummer

BN6661

Zie het origineel
Bron: Rechtbank Haarlem Datum actualiteit: 16 september 2010