Universiteit Utrecht

Persbericht van de Universiteit Utrecht en het Sociaal en Cultureel Planbureau

13 september 2010

Financiële prikkels hebben weinig invloed op arbeidsdeelname laagopgeleide vrouw

Laagopgeleide vrouwen werken aanzienlijk minder vaak en minder uren dan hoogopgeleide vrouwen. Een verklaring hiervoor is lastig te vinden. In ieder geval zijn financiële prikkels onvoldoende motiverend om laagopgeleide vrouwen meer aan het werk te krijgen. Tot deze conclusie komt onderzoeker Mariëlle Cloïn van de Universiteit Utrecht en het Sociaal en Cultureel Planbureau in haar proefschrift. Zij promoveert op 17 september aan de Universiteit Utrecht.

Mariëlle Cloïn onderzocht de verschillen in arbeidsdeelname tussen laagopgeleide (tot maximaal mavo-/vmbo-opleiding) en hoogopgeleide vrouwen. Vervolgens keek zij naar het arbeidsmarktgedrag van laagopgeleide vrouwen onderling. Zij analyseerde de gegevens van in totaal ruim drieduizend vrouwen in verschillende levensfasen, huishoudsamenstellingen en van verschillende etnische herkomst.

Laagopgeleide vrouwen werken minder

Er bestaan grote verschillen in de mate waarin vrouwen buiten de deur werken en in het aantal uren dat zij dat doen. Van de laagopgeleide vrouwen werkt ongeveer de helft buitenshuis en voor gemiddeld 23 uur per week. Bij hoogopgeleide vrouwen is dit 85% en voor gemiddeld 30 uur per week. Er bestaat echter nauwelijks verschil in de manier waarop hoger- en laagopgeleide vrouwen beslissen om betaald werk te verrichten en voor hoeveel uur, zo blijkt uit het onderzoek van Cloïn. Zij keek naar de invloed van factoren van financieel-economische aard, zoals onder meer de hoogte van het loon en de kosten van kinderopvang. Ook ging zij de invloed na van factoren van sociaal-culturele aard, zoals de binnen de groep heersende opvattingen over moederschap, werkende vrouwen en de rol- en taakverdeling tussen vrouwen en mannen.

Financiële prikkel werkt nauwelijks

Cloïn: 'Financiële prikkels, zoals de hoogte van het loon, het inkomen van de partner en de kosten van kinderopvang hebben slechts een geringe invloed op de arbeidsdeelname van vrouwen. Vergeleken met hogeropgeleide vrouwen zijn laagopgeleide vrouwen ook niet gevoeliger voor financiële prikkels.'

Invloed traditionele opvattingen

Volgens Cloïn zijn sociaal-culturele factoren belangrijker dan financiële prikkels. 'Een belangrijke positieve stimulans om betaald te werken voor laagopgeleide vrouwen is of zij zelf een werkende moeder hadden. Ook hebben laagopgeleide vrouwen die wel buiten de deur werken modernere opvattingen over de taakverdeling tussen vrouwen en mannen dan laagopgeleide vrouwen die niet werken', aldus Cloïn.

Winst behalen

De overheid zou graag zien dat vrouwen vaker en voor meer uren per week aan het werk gaan. Omdat laagopgeleide vrouwen weinig werken, valt er in dat opzicht bij hen de meeste winst te behalen. De geringe arbeidsdeelname van laagopgeleide vrouwen blijkt echter lastig te verklaren, volgens Cloïn. En dus is het ook moeilijk om te bedenken met welke beleidmaatregelen specifiek deze groep te stimuleren is. Laagopgeleide vrouwen moet wat betreft hun arbeidsdeelname van ver komen, maar zij laten zich niet door heel andere beleidsmaatregelen stimuleren dan de hoogopgeleiden. Omdat de invloed van financiële prikkels niet zo groot is, zou de overheid volgens de onderzoekster niet uitsluitend via dergelijke prikkels moeten proberen om de arbeidsdeelname van vrouwen te stimuleren. Beter kan de overheid investeren in het zo aantrekkelijk mogelijk maken van de omstandigheden om betaald werk en zorgtaken te combineren.

Promotie

Mariëlle Cloïn (faculteit Recht, Economie, Bestuur en Organisatie) promoveert op vrijdag 17 september om 12.45 uur in het Academiegebouw, Domplein 29 te Utrecht. Haar proefschrift 'Het werken waard - Het arbeidsaanbod van laagopgeleide vrouwen vanuit een economisch en sociologisch perspectief' wordt uitgegeven bij het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) te Den Haag, ISBN nummer 978 90 377 0514 0.

;;

Erzsó Alföldy, persvoorlichter faculteit Recht, Economie, Bestuur en Organisatie, (030) 253 7497, e.alfoldy@uu.nl.

B.g.g. Peter van der Wilt, persvoorlichting Universiteit Utrecht, (030) 253 3705, p.m.vanderwilt@uu.nl.

Mariëlle Cloïn, Sociaal en Cultureel Planbureau, (070) 340 7984, m.cloin@scp.nl.