Rijksoverheid
1
a
Datum 20 september 2010
Beleidsreactie op Examenverslag mbo 2009
Hierbij bied ik u, mede namens de minister van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit, het Examenverslag mbo 2009 van de Inspectie van het
Onderwijs aan (zie bijlage), aangevuld met de beleidsreactie op de bevindingen
van de inspectie.
Leeswijzer
De inspectie heeft de kwaliteit van de examinering van opleidingen in het
middelbaar beroepsonderwijs betreffende het kalenderjaar 2009 onderzocht. In
deel I van deze brief volgt een samenvatting van de conclusies van het
Examenverslag mbo 2009. Deze wordt voorafgegaan door een toelichting op de
veranderde werkwijze van de inspectie. In deel II vindt u mijn beleidsreactie met
een beschrijving van de bestuurlijke interventiemaatregelen die ik, dan wel de
minister van LNV getroffen hebben bij instellingen voor de opleidingen waarbij de
kwaliteit van de examens in 2009 onvoldoende was.
Vervolgens wordt de stand van zaken van de maatregelen ter versterking van de
examenkwaliteit weergegeven. Het betreft de maatregelen die ik heb aangegeven
in mijn brief aan u van 18 december 2008 met de beleidsreactie op het
Examenverslag 2007$2008 (Kamerstuk 27451, nr. 99). Hierbij ga ik in op het
vervolgtoezicht, de in te voeren centrale examens voor Nederlands en rekenen,
de verdere standaardisering van beroepsgerichte examens en de ondersteuning
van instellingen. Deze brief bevat geen nieuwe maatregelen vanwege het
demissionaire karakter van het kabinet en de gevraagde adviezen van de
commissie Kwalificeren en Examineren van de Stichting Beroepsonderwijs en
Bedrijfsleven en van de commissie Onderwijs en Besturing BVE. Verwacht wordt
dat de adviezen in het najaar van 2010 worden aangeboden. De aanbevelingen
van deze commissies kunnen voor het nieuwe kabinet aanleiding zijn tot het
formuleren van nieuw beleid ten aanzien van het mbo. De aanbevelingen zullen in
elk geval ook raken aan de thematiek van examinering in het mbo.
Deel I Examenverslag mbo 2009: samenvatting examenkwaliteit 2009
1. Toelichting werkwijze inspectie
De inspectie heeft de kwaliteit van de examens beoordeeld aan de hand van de
wettelijke standaarden waaraan examens van mbo$opleidingen moeten voldoen
en volgens de werkwijze zoals aangegeven in het Toezichtkader bve 2009. De
standaarden zijn vastgelegd in de Regeling standaarden examenkwaliteit mbo.
De betrokken instellingen hebben elk een rapport met bevindingen van de
inspectie ontvangen. Het totaalbeeld van de bevindingen in deze rapporten is
Rijnstraat 50
Den Haag
Postbus 16375
2500 BJ Den Haag
www.minocw.nl
Onze referentie
231295
Bijlagen
1: Examenverslag mbo 2009;
Inspectie van het Onderwijs
Pagina 1 van 9
Pagina 2 van 9
Datum
Onze referentie
231295
door de inspectie weergegeven in het Examenverslag 2009, voor respectievelijk
de onderscheiden twee soorten onderzoeken, te weten:
* de reguliere onderzoeken naar een steekproef van 711 opleidingen bij 116
instellingen, waarvan 64 bekostigde instellingen, 42 niet bekostigde
instellingen en 6 exameninstellingen (zie paragraaf 2.1); het betreft een
aselecte steekproef per instelling;
* de onderzoeken naar kwaliteitsverbetering (OKV) bij 133 opleidingen bij 56
instellingen (zie paragraaf 2.2); hierbij gaat het om opleidingen die vanwege
onvoldoende examenkwaliteit 2007$2008 eerder een waarschuwing met
verbetertijd hebben gekregen. (Van de aanvankelijke groep van 218
opleidingen met een eerdere waarschuwing $ vanwege onvoldoende
examenkwaliteit 2007$2008 $ waren 85 opleidingen gestopt, zodat daarbij
geen onderzoek heeft plaatsgevonden.)
De veranderde werkwijze bij het toezicht op ingekochte examens
De inspectie heeft bij de eerdere beoordeling van de examenkwaliteit 2007$2008
automatisch een voldoende beoordeling gegeven voor alle examenproducten en
-diensten die instellingen hadden ingekocht bij een door het Kwaliteitscentrum
Examinering (KCE) gecertificeerde examenleverancier. De inspectie heeft dat bij
de voorgaande onderzoekscyclus 2007$2008 op die wijze gedaan vanwege de
plotselinge overgang van het toezicht op de examenkwaliteit van KCE naar de
inspectie per 15 november 2007. Het betrof een tijdelijke overgangsmaatregel. In
het Toezichtkader 2007$2008 was reeds opgenomen dat de leveranciers ná het
overgangsjaar 2007$2008 ook door de inspectie beoordeeld zouden worden. De
inspectie heeft dat gewijzigd, omdat bovengenoemde certificering onvoldoende
waarborg levert voor de kwaliteit van ingekochte examens en iedere
onderwijsinstelling verantwoordelijk is voor de kwaliteit van de examens die zij
aanbiedt, ook ingeval van inkoop. De inspectie heeft in het Examenverslag 2007$
2008 aangegeven dat de gepresenteerde resultaten mogelijk positiever zijn
uitgevallen dan wanneer de ingekochte examenproducten daadwerkelijk
onderzocht zouden zijn.
De inspectie heeft daarom $ voorafgaande aan de onderzoeken naar de
examenkwaliteit 2009 bij onderwijsinstellingen $ bij examenleveranciers tevens
onderzoek gedaan naar de kwaliteit van examenproducten en -diensten, voor
zover die betrekking hebben op opleidingen uit de steekproef. De beoordelingen
daarvan werken door in de beoordeling bij onderwijsinstellingen die de
betreffende examenproducten en -diensten hebben ingekocht en ongewijzigd
hebben ingezet.
Als instellingen veranderingen of aanvullingen hebben aangebracht in ingekochte
examenproducten (bijvoorbeeld bij zogenoemde 'kadertoetsen' die nog nadere
invulling op instellingsniveau vergen), dan betrekt de inspectie die bij haar
oordeel.
Als bij het onderzoek bij onderwijsinstellingen een onvoldoende veroorzaakt wordt
door inkoop, dan geeft de inspectie dat expliciet aan in het inspectierapport van
de betrokken instelling.
In verband met bovengenoemde verandering wordt in onderstaande
samenvatting achtereenvolgens het beeld weergegeven op basis van de nieuwe
werkwijze (dus met inbegrip van de bevindingen bij inkoop) en het beeld exclusief
bevindingen inkoop (d.w.z. dat in dat beeld niet zijn meegerekend de
onvoldoendes die uitsluitend het gevolg zijn van inkoop c.q. van ingekochte
examenproducten bij examenleveranciers die van onvoldoende kwaliteit waren).
Het beeld van de examenkwaliteit 2009 is vergelijkbaar met het beeld van de
examenkwaliteit 2007$2008.
Pagina 3 van 9
Datum
Onze referentie
231295
De uitkomsten van de onderzoeken bij examenleveranciers heeft de inspectie
overigens al gerapporteerd in het Onderwijsverslag 2009. (Van de ingekochte
eindtermgerichte en competentiegerichte examenproducten is respectievelijk 73%
en 84% van voldoende examenkwaliteit 2009.) In de beleidsreactie hierop
(Kamerstuk 32123$VIII, nr. 122) ben ik, tezamen met de minister van LNV, op
deze uitkomsten ingegaan.
2. Samenvatting uitkomsten onderzoeken
2.1 Uitkomst reguliere onderzoeken
Het berekende representatieve landelijke totaalbeeld mbo
Op basis van haar bevindingen bij de steekproef heeft de inspectie na een
correctie (vanwege de samenstelling van de aselecte steekproef ten opzichte van
de totale populatie opleidingen) het berekende representatieve landelijk
totaalbeeld weergegeven: bij 63% van de opleidingen in het mbo is sprake van
voldoende examenkwaliteit in 2009 en bij 37% is dat onvoldoende.
Het beeld met dezelfde aanname inkoop als bij de beoordeling in 2007/2008: als
aangenomen zou worden dat ingekochte examenproducten voldoende zijn, dan
bedraagt de score 81% voldoende examenkwaliteit 2009. Laatstgenoemde score
is wel te vergelijken met de score van de examenkwaliteit 2007$2008, die toen
78% voldoende (en 22 % onvoldoende) bedroeg.
Specificatie van type opleiding van het representatieve beeld: bij de nieuwe
competentiegerichte opleidingen is de examenkwaliteit 2009 vaker voldoende dan
bij de eindtermgerichte opleidingen, te weten respectievelijk 70% en 55%.
Specificatie naar type instelling
Bij bekostigde instellingen is de examenkwaliteit bij 61% van de onderzochte
opleidingen voldoende en bij niet$bekostigde instellingen bij 50%.
Het beeld met dezelfde aanname inkoop als bij de beoordeling in 2007/2008:
respectievelijk 83% en 55%. (In 2007$2008 bedroeg dit respectievelijk 78% en
57%.)
Gespecificeerd naar de onderscheiden typen bekostigde instellingen zijn de
voldoende scores: regionale opleidingscentra (ROC) 67%, vakinstellingen 84%,
agrarische opleidingscentra (AOC) 14%. Bij exameninstellingen is de score 77%.
Het beeld met dezelfde aanname inkoop: respectievelijk 82%, 84%, 81% en
77%. (In 2007$2008 bedroeg dit respectievelijk 78%, 79%, 80% en 100%.)
Bij de AOC is er een groot verschil tussen de bovengenoemde percentages, te
weten 14% en 80%. 11 van de 12 AOC hebben gebruik gemaakt van de examens
van dezelfde examenleverancier, namelijk de Stichting De groene standaard.
Deze zijn door de inspectie aangemerkt als 'kaderexamens' (dat zijn
examentoetsen die nog moeten worden aangevuld door de onderwijsinstelling),
terwijl ze waren bedoeld als compleet product. Met deze verwachting hebben de
AOC deze producten gekocht en veelal onveranderd ingezet. Bijna alle
onvoldoendes van de AOC vloeien daar uit voort.
Instellingen waarbij álle onderzochte opleidingen van (on)voldoende
examenkwaliteit zijn
Van de 125 instellingen was bij 36 instellingen (29%) van alle onderzochte
opleidingen (bij zowel een regulier onderzoek als een eventueel onderzoek naar
kwaliteitsverbetering) sprake van voldoende examenkwaliteit 2009. Bij 29
instellingen (23%) was bij alle onderzochte opleidingen sprake van onvoldoende
examenkwaliteit 2009.
Welke tekortkomingen?
Onvoldoende examenkwaliteit komt vooral door tekortkomingen in:
* de examenproducten op de inhoudelijke uitstroomeisen (onvoldoende dekking
van de eisen uit het desbetreffende eindtermendocument of
Pagina 4 van 9
Datum
Onze referentie
231295
kwalificatiedossier, niet bij de inhoud passende toetsvorm, onjuiste cesuur) en
op de toetstechnische kwaliteitseisen (ontoereikende informatie voor de
deelnemers, onvolledige of ontbrekende beoordelaarsinstructie); een
voorbeeld van een niet passende toetsvorm is het schriftelijk toetsen van een
praktische vaardigheid; van een onjuiste cesuur is sprake als bijvoorbeeld de
grens voor het slagen voor het examen te laag ligt;
* de borging van de examenkwaliteit (de examencommissie heeft onvoldoende
zicht op de examenkwaliteit).
2.2 Uitkomst onderzoeken naar kwaliteitsverbetering
De inspectie heeft bij onderzoeken naar kwaliteitsverbetering van de 133
opleidingen bij 56 instellingen geconstateerd dat bij 83 opleidingen (62%) de
examenkwaliteit voldoende is. Van de aanvankelijke groep van 218 opleidingen
met onvoldoende examenkwaliteit 2007$2008 resteren dus 50 opleidingen met
onvoldoende examenkwaliteit 2009.
Deel II Beleidsreactie
1. Reactie op de uitkomsten
De examenkwaliteit moet en kan verder omhoog, ongeacht het type opleiding. Er
zijn immers nog te veel opleidingen waarbij de examenkwaliteit niet op orde is.
Conform de Wet educatie beroepsopleidingen hebben zowel de minister van LNV
als ik bij deze opleidingen passende bestuurlijke interventiemaatregelen genomen
(zie paragraaf 2.) Hiermee laten we zien dat onvoldoende examenkwaliteit niet
zonder gevolgen blijft.
Het is natuurlijk een goede zaak dat $ zoals uit het onderzoek van de inspectie
blijkt $ instellingen de examenkwaliteit over het algemeen serieus nemen en zich
ervoor inspannen de examenkwaliteit op orde te houden of te krijgen. Instellingen
steken veel energie in de examens mbo, in het bijzonder bij competentiegerichte
opleidingen.
Uitgaande van het representatieve beeld van de examenkwaliteit 2009 exclusief
onvoldoendes inkoop is er in vergelijking met de examenkwaliteit 2007$2008
slechts een lichte verbetering gerealiseerd, te weten van 78% naar 81%
voldoende, oftewel een groei van 3 procentpunt in de betreffende periode. Het
tempo van verbetering vind ik echter te traag. Bij niet$bekostigde instellingen is
de examenkwaliteit in 2009 (exclusief onvoldoendes inkoop) zelfs teruggelopen in
vergelijking met 2007$2008, te weten met 2 procentpunt.
Bovendien zijn nu ook onvoldoendes vanwege inkoop zichtbaar geworden en
meegeteld, waardoor het totaalbeeld van de examenkwaliteit 2009 uitkomt op
63% voldoendes. Dat betekent voor de komende periode een forse opgave om
het landelijke streefdoel van tenminste 85% voldoende examenkwaliteit in 2011
te behalen, namelijk een verbetering van tenminste 22 procentpunt.
Er zijn twee complicerende factoren voor instellingen om meer grip op de kwaliteit
evenals op de organiseerbaarheid en de doelmatigheid van examens te krijgen.
De eerste factor is het grote aantal examens als gevolg van het grote aantal
opleidingen in het mbo. In het bijzonder tijdens de overgangsfase met zowel
eindtermgerichte als competentiegerichte opleidingen met bijbehorende examens,
waardoor nu tijdelijk sprake is van een extra groot aantal. Meer examens maakt
het moeilijker om alles op orde te hebben en te houden.
De tweede factor is de vernieuwing van examens die gericht zijn op
competentiegerichte kwalificaties (waarbij bijvoorbeeld een zwaarder accent ligt
op de handelingsbekwaamheid in de beroepscontext). In 2009 was 47% van de
Pagina 5 van 9
Datum
Onze referentie
231295
onderzochte examens competentiegericht. Gelet op de beoogde structurele
invoering van competentiegericht onderwijs zal bij de meerderheid van de
examens de omslag naar competentiegerichte examens nog moeten plaatsvinden.
Overigens leiden de inspanningen ten aanzien van de competentiegerichte
opleidingen er toe dat de voldoende score hierbij hoger is dan bij
eindtermgerichte opleidingen (70% versus 55%), terwijl bovendien het
percentage inkoop hoger ligt (49% versus 46%). Bij competentiegerichte
examens gaat de vernieuwing kortom gepaard met een verhoogde kwaliteit. Dat
biedt perspectief voor de benodigde toekomstige verbetering van de
examenkwaliteit.
De in het begin van de brief genoemde commissies zullen een advies geven over
het opleidingenaanbod in het mbo.
Dat examens aan de standaarden moeten voldoen, geldt uiteraard voor alle
opleidingen, ook voor de eindtermgerichte opleidingen. Voldoende kwaliteit kan
op vele manieren gerealiseerd worden: zelf doen, samenwerken, inkopen,
vrijwillig uitbesteden, hulp en ondersteuning inschakelen. Iedere instelling dient
voor alle aangeboden opleidingen de examenkwaliteit te waarborgen en niet te
wachten totdat de inspectie langskomt om eventuele tekortkomingen op te
sporen, en pas daarna actie te ondernemen om de eventuele vereiste verbetering
te realiseren. Het is vooral zaak dat instellingen waarbij sprake is van
onvoldoende examenkwaliteit - veelal niet alleen in het onderhavige kalenderjaar
2009, maar ook in voorgaande jaren - meer werk maken van de verbetering van
de examenkwaliteit, waaronder ook de bewaking van de examenkwaliteit bij álle
opleidingen die zij aanbieden. Onvoldoende examenkwaliteit bij een deel van de
opleidingen zet het vertrouwen (van werkgevers en instellingen voor
vervolgonderwijs) in diploma's van deze opleidingen onder druk. Daarvan hebben
ook de instellingen en opleidingen waarbij wel sprake is van voldoende
examenkwaliteit last. 'De goeden lijden ook onder de kwaden'.
En verdergaande standaardisering van examens is nodig: in onderstaande
paragraaf 3 wordt hier nader op ingegaan.
2. Bestuurlijke interventiemaatregelen in geval van onvoldoende
examenkwaliteit
Daar waar examens onvoldoendes zijn, wordt ingegrepen. Hieronder beschrijf ik
de bestuurlijke maatregelen die ik, dan wel de minister van LNV bij opleidingen in
de 'groene sector', heb genomen bij opleidingen waarbij de examenkwaliteit 2009
onvoldoende was. Bij het regulier onderzoek en het onderzoek
kwaliteitsverbetering betrof dat respectievelijk 285 en 50 opleidingen.
Allereerst heb ik, dan wel de minister van LNV, de bevoegde gezagen van 79
instellingen voor 261 opleidingen een officiële waarschuwing (c.q. een 'gele
kaart') gegeven met verbetertijd tot het volgende onderzoek naar
kwaliteitsverbetering in 2010$2011. Daarbij gaat het om opleidingen uit het
reguliere onderzoek met onvoldoende examenkwaliteit 2009. Die waarschuwing
houdt in dat ik, dan wel de minister van LNV, de examenlicentie van de
betreffende opleiding kan intrekken ingeval de examenkwaliteit bij het onderzoek
kwaliteitsverbetering in 2010$2011 opnieuw niet op orde is. Ruim twintig
opleidingen met onvoldoende examenkwaliteit 2009 zijn gestopt, waardoor een
maatregel niet nodig was.
Ten tweede heb ik, dan wel de minister van LNV, een voorgenomen besluit tot
intrekking van de examenlicentie met ingang van 1 januari 2011 gegeven aan de
bevoegde gezagen van 15 instellingen voor 36 opleidingen. Intrekking (een 'rode
kaart') betekent dat de examens bij deze opleidingen door het bevoegd gezag
moeten worden uitbesteed aan een andere (onderwijs$ of examen$)instelling die
over de examenlicentie voor de betreffende opleiding beschikt. De deelnemers
Pagina 6 van 9
Datum
Onze referentie
231295
mogen hiervan geen nadeel ondervinden.
Tevens heb ik de bevoegde gezagen van 3 instellingen voor 3 opleidingen een
herhaalde waarschuwing gegeven in verband met zodanige omstandigheden dat
het niet redelijk zou zijn om nu al over te gaan tot het ontnemen van het recht op
examinering (bijvoorbeeld omdat de inspectie een nieuw gebrek heeft
geconstateerd, dat ook eerder geconstateerd had kunnen worden). Ze hebben
verlengde verbetertijd gekregen tot het eerstvolgende onderzoek naar de
kwaliteitsverbetering in 2010$2011. Elf opleidingen zijn gestopt, waardoor
maatregelen konden uitblijven.
3. Maatregelen ter versterking van de examinering; stand van zaken
Naast bovenstaande interventiemaatregelen, werk ik op verschillende manieren
aan structurele verbetering van de examens
a. Vervolg toezicht examens in 2010.2011
Ten eerste zal de inspectie in 2010$2011 onderzoek naar kwaliteitsverbetering
uitvoeren bij de opleidingen die een waarschuwing hebben ontvangen, omdat de
examenkwaliteit 2009 onvoldoende was. Ten tweede voert de inspectie in de
periode september 2010 tot november 2011 weer regulier onderzoek uit naar een
steekproef van opleidingen bij alle instellingen. En ten derde voert de inspectie in
2010 heronderzoek uit bij een aantal examenleveranciers. De onderzoeken vinden
plaats op basis van het Toezichtkader bve 2009 met de aanvulling erop voor
2010. De Regeling standaarden examenkwaliteit mbo is ongewijzigd van
toepassing.
De uitkomsten van de examenonderzoeken bij onderscheiden instellingen worden
op de website van de inspectie zichtbaar gemaakt door publicatie van de
inspectierapporten van de desbetreffende instellingen, door opname op de lijst
van opleidingen met onvoldoende examenkwaliteit bij genoemde instellingen en
door de informatie $ vanaf eind 2010 $ ook op te nemen in de instellingsprofielen.
De inspectie zal het landelijke totaalbeeld daarvan weergeven in het
Onderwijsverslag 2011, tezamen met het totaalbeeld van de onderwijskwaliteit,
dat in mei 2012 verschijnt. De inspectie zal dus na dit Examenverslag mbo 2009
niet meer een apart examenverslag uitbrengen.
De resultaten van het heronderzoek onder examenleveranciers publiceert de
inspectie in 2010 op haar site. Vanaf 2011 publiceert de inspectie een overzicht
van alle onderzochte ingekochte examenproducten van examenleveranciers
(gerubriceerd per leverancier) met daarbij het inspectieoordeel. Daarmee kunnen
instellingen zich op de hoogte stellen van de kwaliteit van producten van een
bepaalde leverancier. Dit geeft ze vooraf de gewenste zekerheid voor de examens
waarin ze die producten gaan inzetten.
De inspectie past in 2010$2011 meer maatwerk toe bij het examentoezicht.
Dat wil zeggen, dat de inspectie bij de steekproef per instelling rekening houdt
met de kwaliteit van de examens van de afgelopen twee onderzoeksjaren
(2007/2008 en 2009). De grootste steekproef wordt getrokken bij instellingen
waarbij in 2009 onvoldoendes zijn geconstateerd. Op instellingen waarbij in 2009
geen onvoldoendes zijn geconstateerd, maar het jaar daarvoor nog wel, wordt
een kleinere steekproef toegepast. Bij instellingen die zowel in 2007/2008 als in
2009 géén opleidingen hadden met onvoldoende examenkwaliteit vraagt de
inspectie in eerste instantie alleen een verantwoording op.
In 2012 worden het examenonderzoek en het onderzoek naar onderwijskwaliteit
geïntegreerd uitgevoerd. De inspectie werkt momenteel aan de voorbereiding
daarvan.
Pagina 7 van 9
Datum
Onze referentie
231295
b. Centrale examinering Nederlands en rekenen
Per 1 augustus 2010 zijn de referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen
wettelijk van kracht. In de referentieniveaus is vastgelegd wat leerlingen moeten
kennen en kunnen op het gebied van Nederlands en rekenen op verschillende
momenten in het onderwijs. De referentieniveaus gelden voor het primair
onderwijs, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs. Door in het
middelbaar beroepsonderwijs centraal ontwikkelde examens voor Nederlandse
taal en rekenen in te voeren, wordt de kwaliteit van deze examens gewaarborgd
en neemt de transparantie over de taal$ en rekenprestaties van de mbo$
deelnemers toe. Voor de onderwijsinstellingen betekent het een forse verandering
in de examensystematiek. Een zorgvuldige en gefaseerde invoering is daarom van
belang. Voor mbo$4 heb ik een invoeringstraject vastgesteld, waarbij $ na twee
pilotjaren $ vanaf studiejaar 2013/2014 Nederlands en rekenen verplicht centraal
worden geëxamineerd. Voor mbo$2 en mbo$3 is dit een jaar later. Voor meer
informatie verwijs ik naar mijn brief van 9 december 2009 over de invoering van
centrale examens in het mbo (Kamerstuk 31 332, nr. 12 ).
c. Examenprofielen
Voor de beroepsgerichte examens is verdere standaardisering nodig. In
examenprofielen leggen het onderwijsveld en het bedrijfsleven gezamenlijke
afspraken vast over (de standaardisering van) de beroepsgerichte examinering en
de betrokkenheid van het bedrijfsleven. In pilots wordt ervaring opgedaan met de
ontwikkelde examenprofielen. Daarbij wordt zoveel mogelijk aangesloten op reeds
bestaande afspraken en samenwerkingsverbanden. De MBO Raad en Colo voeren
de regie over de pilots met de examenprofielen. Op basis van een plan van
aanpak van genoemde partijen ondersteun ik de uitvoering ervan financieel.
Eerst is een kaderstellend landelijk format opgesteld, waarna 28 sectorale
examenprofielen zijn opgeleverd (gericht op in totaal circa 200 kwalificaties).
Nadat is vastgesteld dat examenprofielen voldoen aan het format, worden ze
vervolgens in de praktijk in de regio door instellingen en leerbedrijven uitgetest
door uitvoering te geven aan de gemaakte afspraken. Tevens is een procesmodel
ontwikkeld waarin alle examenprocessen zijn beschreven. Dit model wordt door
instellingen benut voor de verdere standaardisering van examenprocessen.
Evaluatieonderzoek zal zicht geven op de effectiviteit van de pilots met
examenprofielen.
d. Ondersteuning
Instellingen zijn primair verantwoordelijk voor de examinering van de door de
instelling aangeboden opleidingen. Dat wil niet zeggen dat een instelling ook alles
zelf of 'op eigen houtje' hoeft te doen. Naast zelf doen, zijn er ook mogelijkheden
voor het inschakelen van hulp en ondersteuning, samenwerking en inkoop.
Bijvoorbeeld bij andere onderwijsinstellingen, gespecialiseerde exameninstellingen
of examenleveranciers, instellingen die worden gesubsidieerd in het kader van de
Wet subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten en commerciële
bureaus. Het Procesmanagement MBO 2010 geeft tijdelijk (tot en met 2010)
ondersteuning aan instellingen bij de invoering van competentiegerichte
opleidingen; dat gebeurt ook expliciet bij de examinering, bijvoorbeeld door
kennisdeling te stimuleren en goede voorbeelden uit te wisselen. Via
www.marktplaatsmbo.nl kunnen instellingen examenproducten aanbieden en
downloaden. Ook de MBO Raad ondersteunt de aangesloten instellingen. De
'programmamanager ondersteuning leerbedrijven', Colo en kenniscentra
ondersteunen leerbedrijven bij hun toerusting voor examentaken. Ondersteuning
kan bijvoorbeeld betrekking hebben op het verbeteren van eerder geconstateerde
tekortkomingen, het verder verbeteren van de examenkwaliteit, het versterken
van de benodigde randvoorwaarden of het doorlichten op zwakke en sterke
punten.
Pagina 8 van 9
Datum
Onze referentie
231295
Samenwerking en inkoop
Via samenwerking en inkoop vindt ook standaardisering plaats. Ik onderschrijf het
belang van de initiatieven van partijen voor meer samenwerking en inkoop.
In het mbo is al relatief veel sprake van samenwerking, bijvoorbeeld op het
gebied van het ontwikkelen van examenproducten en $diensten en
deskundigheidsbevordering van docenten.
Dat is ook het geval bij inkoop, bijvoorbeeld van centraal geproduceerde,
gestandaardiseerde examens. In 2009 was sprake van inkoop bij 46% van de
onderzochte eindtermgerichte opleidingen en bij 49% van de onderzochte
competentiegerichte opleidingen. In het studiejaar 2007$2008 bedroeg dat
respectievelijk 42% en 37%. Vooral bij de competentiegerichte opleidingen is dus
sprake van een aanzienlijke stijging van inkoop.
Het feit dat in te kopen examenproducten soms niet van voldoende kwaliteit zijn,
kan remmend werken op inkoop. Het is zaak dat betreffende examenproducten
snel op orde zijn. De desbetreffende examenleveranciers zijn daar hard mee
bezig. Ik acht het gewenst dat er op korte termijn een kwaliteitskeurmerk komt
voor examenleveranciers. Examenleveranciers zijn bezig met het ontwikkelen van
een dergelijk kwaliteitskeurmerk. Dit keurmerk zal alleen worden verleend op
basis van een externe audit door KIWA als in voldoende mate aan de landelijke
standaarden voor de examenkwaliteit is voldaan. Dit wordt operationeel in het
studiejaar 2010$2011. Dit geeft onderwijsinstellingen vooraf meer zekerheid over
de kwaliteit van in te kopen examenproducten en -diensten van
examenleveranciers.
Zowel leveranciers van examenproducten als afnemende instellingen zien veel
voordelen van standaardisering van de examinering: behalve verbetering van de
kwaliteit zien zij tevens verbetering van de doelmatigheid, de organiseerbaarheid,
de transparantie, de vergelijkbaarheid en de betrouwbaarheid van examens en de
betrokkenheid van het bedrijfsleven bij examens. Voor het bedrijfsleven is het
eveneens doelmatiger om betrokken te zijn bij landelijke examenproducten.
Voor opleidingen waarvan de examenkwaliteit onvoldoende is, kan samenwerken
en inkopen nog belangrijker zijn. Een geschikt moment voor instellingen om nog
meer werk hiervan te maken, is wanneer er sprake is van feitelijke
tekortkomingen in de eigen examenproducten en wanneer de instelling start met
nieuwe, competentiegerichte opleidingen en kiest voor vernieuwde examens.
Instellingen die examens inkopen ervaren overigens minder 'toezichtlast', omdat
de inspectie die niet opnieuw beoordeelt als zij die reeds eerder elders heeft
beoordeeld.
Een voorbeeld van gezamenlijke ontwikkeling van examenproducten is de
Stichting De groene standaard, een initiatief van 11 van de 12 AOC. De minister
van LNV steunt dit in verband met de kleinschaligheid van de AOC. De stichting
heeft in 2009 afspraken met de inspectie gemaakt over doorontwikkeling van de
producten op de punten die niet volledig waren bevonden (en dus de status van
'kaderexamen' kregen). Er is sindsdien door de stichting hard gewerkt aan
verbeterde producten. De verwachting is dat deze in 2010 als voldoende kunnen
worden beoordeeld. Indien de AOC die verbeterde producten op een goede
manier inzetten, zal de examenkwaliteit van de AOC in 2010/2011 een beter
resultaat laten zien dan in 2009.
Vergroting betrokkenheid van het bedrijfsleven
Onderwijsinstellingen en het bedrijfsleven hebben elkaar nodig voor de realisatie
van beroepsonderwijs en beroepsgerichte examens. In maart 2010 is door de
centrale sociale partners (VNO$NCW, MKB$Nederland, FNV, CNV, MHP), MBO Raad
en Colo een gemeenschappelijke intentieverklaring ondertekend met een
toekomstvisie ter versterking van het mbo. Daarin is aangegeven dat zij binnen
de kenniscentra in paritaire commissies bindende sectorale afspraken zullen
maken over de kwalificatiedossiers (die de inhoud en het niveau van de examens
Pagina 9 van 9
Datum
Onze referentie
231295
bepalen voor onderscheiden kwalificaties), de beroepspraktijkvorming (die
gevolgen kan hebben voor dat deel van het examen), de examinering en de
verhouding sectoraal/regionaal.
Het bedrijfsleven kan op vele manieren meer betrokken worden bij de examens,
zowel op landelijk niveau als in de regio, bijvoorbeeld door: het medeopstellen
van examenprofielen, het medeontwikkelen van praktijkgerichte examens,
bestuurlijke en financiële betrokkenheid bij examenbanken en
examenleveranciers, het mede$uitvoeren van de examinering van het
beroepspraktijkvormende deel van de opleiding, het evalueren van de
examinering en het aandragen van voorstellen ter verbetering of vernieuwing, het
zitting nemen in examencommissies en raden van toezicht. De examens van de
competentiegerichte opleidingen nemen vaak de vorm aan van een proeve van
bekwaamheid in een reële beroepssituatie; daarbij is vaak een belangrijke rol
voor het bedrijfsleven weggelegd, veelal als assessor. Onder meer in de groene
sector is hiervoor een aparte certificering van assessoren ontwikkeld.
Tot slot
Om het vertrouwen in landelijk geldende diploma's te waarborgen, moeten
examens van voldoende kwaliteit zijn. Verhoogde inspanningen van instellingen,
een grotere betrokkenheid van het bedrijfsleven, het toezicht door de inspectie,
de bestuurlijke interventiemaatregelen (als 'ultimum remedium') en de
bovengenoemde reeks van andere maatregelen dragen alle bij aan een hogere
kwaliteit van examinering en meer vertrouwen in mbo$diploma's. Alle partijen
dienen zich daarvoor in te zetten. De inspectie zal hierop scherp toezien, opdat de
uitkomsten van het onderzoek naar de examenkwaliteit in 2010$2011 een
daadwerkelijke verbetering zal laten zien.
de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
mede namens de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Marja van Bijsterveldt$Vliegenthart