Rijksoverheid
Ons kenmerk
DLZ/KZ+U+3023412
Datum 21 september 2010
Reactie op de motie+Schermers inzake de niet+reanimerenpenning
Geachte voorzitter,
Hierbij informeer ik u over de uitvoering van de motie+Schermers1. In deze motie
verzoekt uw Kamer aan de regering:
* duidelijkheid te verschaffen over de eisen die aan een rechtsgeldige niet+
reanimerenpenning moeten worden gesteld; en daarnaast
* definitieve duidelijkheid te verschaffen over de juridische status van de niet+
reanimerenpenning.
Voorgeschiedenis
In 2006 introduceerde de Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde
(NVVE) de niet+reanimerenpenning. Deze kwam in plaats van de niet+reanimeren+
pas, waarbij overigens ook een penning hoorde. De nieuwe niet+reanimeren+
penning heeft als doel om hulpverleners op een snellere en meer adequate wijze
te attenderen op de wens van personen ten aanzien van niet+reanimatie. Het
voordeel van de niet+reanimerenpenning is dat hulpverleners niet langer meer op
zoek hoeven naar een niet+reanimerenpas; dat was wel het geval wanneer zij op
het lichaam van een patiënt met een acute circulatiestilstand de 'oude' penning
aantroffen. Alle benodigde gegevens staan immers op de nieuwe penning, te
weten naam, geboortedatum en handtekening plus pasfoto van de bezitter.
Toch leidde de nieuwe niet+reanimerenpenning tot discussie in het veld van de
hulpverleners over de praktische toepasbaarheid en de juridische status ervan. Zo
konden Stichting Ambulancezorg Nederland (AZN), de Vereniging van Verpleeg+
kundigen en Verzorgenden Nederland Ambulancezorg (V&VN) en de Vereniging
van Medisch Managers Ambulancezorg (NVMMA) zich niet verenigen met de
richtlijn van de Nederlandse Reanimatie Raad (NRR) 'Starten, niet starten en
stoppen van de reanimatie' van oktober 2008. Hierin is immers aangegeven dat,
hoewel de rechtsgeldigheid van de niet+reanimerenpenning (nog) niet bij de
rechter is getoetst, bekendheid met de wens van een slachtoffer niet gereani+
meerd te willen worden, door het aantreffen van een rechtsgeldige niet+reanima+
tieverklaring of niet+reanimerenpenning op of bij het slechtoffer, invloed zal
moeten hebben op het handelen van de professionele hulpverlener. Genoemde
partijen wensten vooralsnog te blijven vasthouden aan de strekking van het
vigerende landelijke protocol ambulancezorg 5.8 'Niet starten behandeling', waarin
geen ruimte is gelaten voor het respecteren van de niet+reanimerenpenning. De
NRR+richtlijn is dan ook door hen tot nu toe nog niet geïmplementeerd. Wel is op
basis van de richtlijn een concept+protocol opgesteld.
1 Kamerstukken II, 2009+2010, 29 835, nr. 57
Ons kenmerk
DLZ/KZ+U+3023412
Pagina 2 van 7
Op Kamervragen van het lid Koser Kaya2 heeft voormalig staatssecretaris,
mevrouw Bussemaker, geantwoord dat de niet+reanimerenpenning op grond van
artikel 7:450 lid 3 Burgerlijk Wetboek (BW) dezelfde rechtskracht heeft als een
papieren wilsverklaring. Bij de plenaire behandeling van de Wet ambulancezorg in
de Eerste Kamer3 heb ik aangegeven dit standpunt te delen. De ambulancesector
bleek echter nog niet overtuigd. Vanuit de professionele invalshoek bleef de sector
problemen zien met betrekking tot de verificatie van de niet+reanimerenpenning in
de dagelijkse werkpraktijk, zowel ten aanzien van de identiteit van de drager als
ten aanzien van de reikwijdte van diens wilsverklaring. Daarnaast had de sector
bedenkingen bij de uitgifte door de NVVE, wat betreft de betrouwbaarheid van de
identiteit op de penning en de zorgvuldigheid van de voorlichting richting
aanvragers en dragers.
Tegen bovenstaande achtergrond heb ik de motie+Schermers gelezen en
geïnterpreteerd.
De overweging in de motie, dat reanimeren over leven en dood gaat, deel ik
volkomen. Daarom is het dan ook van cruciaal belang dat hulpverleners in een
dergelijke situatie snel doch zorgvuldig moeten kunnen handelen. In dat kader
begrijp ik de behoefte van de ambulancesector aan ultieme duidelijkheid. Zowel in
het parlementaire debat met uw Kamer en met de leden van de Eerste Kamer, als
in de gedachtewisselingen met vertegenwoordigers van de sector heb ik steeds
naar voren gebracht dat ik graag alle onduidelijkheid bij de sector wil wegnemen.
Want ik vind het uitermate belangrijk dat ambulancemedewerkers en andere
hulpverleners die in de dagelijkse praktijk regelmatig geconfronteerd worden met
de acute noodzaak van levensreddend handelen, doortastend en adequaat kunnen
optreden, met de wetenschap dat hun handelen of abstineren in overeenstemming
is met de wettelijke voorschriften.
In deze brief beschrijf ik allereerst de juridische status van de niet+reanimeren+
penning en de implicaties hiervan in de dagelijkse praktijk. Vervolgens ga ik in op
de verkrijgbaarheid van de niet+reanimerenpenning en op de in het kader van de
afgifteprocedure te hanteren zorgvuldigheidseisen. Ten slotte wordt stilgestaan bij
het gevolg geven aan het op de penning weergegeven behandelverbod in acute
situaties en bij de redenen op grond waarvan door de hulpverlener in voor+
komende gevallen van dit principe kan worden afgeweken.
Daarbij baseer ik mij op de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst
(WGBO), zoals vastgelegd in afdeling 7.7.5 van het Burgerlijk Wetboek (BW), en
op de brief 'Juridische status van wilsverklaringen in de gezondheidszorg'4 van de
toenmalige minister van Justitie, mede namens mijn ambtsvoorganger. Tevens
betrek ik in dit kader de uitspraak van het Centraal Tuchtcollege voor de
Gezondheidszorg d.d. 19 april 2007 over een negatieve wilsverklaring5. In deze
uitspraak stelt het Centraal Tuchtcollege twee zorgvuldigheidseisen. Kort samen+
gevat, komen die er op neer dat een hulpverlener zich er van moet overtuigen dat
de wilsverklaring afkomstig is van de patiënt en dat de omstandigheden
overeenstemmen met het behandelverbod zoals in de verklaring aangeduid.
Juridische status nietreanimerenpenning
Zoals de voormalig staatssecretaris in uw Kamer heeft betoogd, door mij in de
Eerste Kamer is herhaald, en in de beantwoording van hiervoor genoemde
Kamervragen is bevestigd, is de niet+reanimerenpenning te beschouwen als een
2 Kamerstukken II, 2008+2009, Aanhangsel Handelingen 235
3 Kamerstukken I, 2008+2009, Handelingen 11+558
4 Kamerstukken II, 1999+2000, 26 885, nr. 1
5 beslissing in zaak nr. 2006/166
Ons kenmerk
DLZ/KZ+U+3023412
Pagina 3 van 7
schriftelijke wilsverklaring en is de juridische status van de niet+reanimeren+
penning identiek aan die van de papieren wilsverklaring. Ik deel derhalve niet de
constatering in de motie+Schermers, dat met de niet+reanimerenpenning niet
wordt voldaan aan de wettelijke eis van een op schrift gestelde wilsverklaring ten
aanzien van niet+reanimeren. Ik licht dit uiteraard toe.
Artikel 7:450, lid 3, BW stelt als eis aan de wilsverklaring dat deze in schriftelijke
vorm moet zijn geuit. Om aan deze eis te voldoen, is het voldoende dat er sprake
is van het vastleggen van de wilsuiting in 'schrift'; dat wil zeggen: met gebruik
van schrifttekens. Het woord schriftelijk is in de wet gebruikt om te zorgen dat er
een tastbare verklaring is. Er is geen reden om daarbij alleen te denken aan het
gebruik van papier. Schriftelijke boodschappen kunnen ook op elk willekeurig
ander materiaal worden vastgelegd wat geschikt is om de geschreven informatie
te bevatten en weer te geven. Dus bijvoorbeeld ook op een metalen penning.
Cruciaal voor zowel een verklaring op papier als een verklaring op een metalen
penning is dat deze te herleiden is tot de persoon die de verklaring uitte. Dat bij
de parlementaire behandeling van artikel 7:450 BW destijds niet is gedacht aan of
gesproken over een wilsverklaring in de vorm van een penning, is daarbij niet van
belang.
De uitgave van de niet+reanimerenpenning door de NVVE gebeurt op een
schriftelijk verzoek van de aanvrager, waarin deze aangeeft een weigering als
bedoeld in artikel 7:450 lid 3 BW door middel van een penning te willen
vastleggen. Dit betekent dus dat naast de penning ook nog een, zonodig boven
tafel te halen, wilsverklaring van de drager op papier bestaat, die bij de NVVE
wordt bewaard.
Zoals in de brief 'Juridische status van wilsverklaringen in de gezondheidszorg'
door de toenmalige minister van Justitie, mede namens mijn ambtsvoorganger, is
aangegeven, zijn er naar geldend recht geen bijzondere vormvereisten verbonden
aan de schriftelijke wilsverklaring. De brief vermeldt ook dat het geen voorwaarde
is dat de verklaring eigenhandig is geschreven of met hulp van, of in overleg met,
de huisarts is opgesteld. Op grond van jurisprudentie waar in genoemde brief naar
wordt verwezen en in lijn met de door het Centraal Tuchtcollege in zijn uitspraak
gestelde zorgvuldigheidseis dat een hulpverlener zich er van moet overtuigen dat
de wilsverklaring afkomstig is van de patiënt, geldt echter wel dat de gegevens op
de penning in overeenstemming moeten zijn met de identiteit van de drager. Nu
de niet+reanimerenpenning zoals die door de NVVE wordt uitgegeven, is voorzien
van een naam, geboortedatum, handtekening en foto van de drager, voldoet deze
in alle opzichten aan de eisen die ook aan een papieren schriftelijke verklaring
kunnen worden gesteld.
Implicaties
Het feit dat de juridische status van de niet+reanimerenpenning identiek is aan die
van een wilsverklaring op papier impliceert dat de rechtspositie van zowel de
drager als van de hulpverlener die met een dergelijke verklaring geconfronteerd
wordt, in beide verschijningsvormen gelijk is. Het maakt per definitie dus geen
verschil of iemand met een papieren wilsverklaring op zak loopt, of dat hij de
wilsverklaring in penningvorm aan een ketting om zijn nek draagt. In beide
gevallen zal de hulpverlener die geconfronteerd wordt met de acute noodzaak van
levensreddend handelen, bij de patiënt moeten nagaan of die een wilsverklaring
bij zich draagt, en dient conform deze verklaring te worden gehandeld of
geabstineerd (waarbij ik overigens nu reeds opmerk, dat ik verderop in deze brief
een drietal redenen beschrijf op grond waarvan in voorkomende gevallen van dit
uitgangspunt kan worden afgeweken). In de praktijk zal de gemakkelijker en
sneller vindbare penning eerder uitsluitsel geven. Voor de hulpverlener kan dit
inhouden, dat hij zich, althans naar eigen waarneming, indringender rekenschap
Ons kenmerk
DLZ/KZ+U+3023412
Pagina 4 van 7
moet geven of er mogelijk omstandigheden zijn die nopen om die wilsverklaring
wel of juist niet op te volgen. De drager van een niet+reanimerenpenning of
+verklaring accepteert met het dragen van die penning of verklaring een zeker
risico dat het behandelverbod wordt opgevolgd in situaties die de drager bij het
opstellen/aanvragen van zijn verklaring niet heeft voorzien, bijvoorbeeld een
situatie waarin een goede kans bestaat dat hij na reanimatie zonder enig nadelig
restverschijnsel kan doorleven. Ik vind het dan ook belangrijk dat de persoon die
besluit tot het opstellen/aanvragen en bij zich dragen van een niet+reanimeren+
penning of een verklaring in een andere verschijningsvorm, die beslissing
weloverwogen neemt en zich vooraf vergewist van de te verwachten gevolgen en
risico's. Bij voorkeur overlegt hij hierover met zijn (huis)arts, maar te allen tijde
blijft de persoon zélf verantwoordelijk voor zijn besluit. Verderop in mijn brief kom
ik hier in het kader van de afgifteprocedure op terug.
Het materiaal van de niet+reanimerenpenning + metaal + roept mogelijk méér dan
bij een papieren versie, de suggestie op dat een eenmaal afgegeven verklaring in
principe voor altijd vaststaat. Ik vind dat niet juist en onverstandig. Refererend
aan de voorlaatste constatering in de voorliggende motie van uw Kamer, dat uit
de gegevens op de niet+reanimerenpenning niet blijkt hoe recent deze zijn, merk
ik op dat ook ik het zeer aanbevelenswaardig vind dat de drager van een
negatieve wilsverklaring zijn besluit tot behandelverbod periodiek herbevestigt of
actualiseert. Door voortschrijdende inzichten en verbeterde technieken op het
terrein van reanimatie wordt de vrees om na een dergelijk handelen tot een
kasplantje te verworden + voor velen vaak hét argument om een negatieve
wilsverklaring op te stellen + immers steeds minder bewaarheid.
Ik onderstreep echter in dezen de door de toenmalige bewindslieden in de notitie
'Juridische status van wilsverklaringen in de gezondheidszorg' neergelegde lijn,
dat een zekere mate van actualiteit van de wilsverklaring weliswaar gewenst is,
maar niet verplicht kan worden gesteld. Het behoort tot de eigen verantwoorde+
lijkheid van de drager van een wilsverklaring om er voor zichzelf regelmatig bij stil
te staan of hij nog steeds achter de eerder gemaakte keuze staat, en op basis
daarvan te beslissen of hij de verklaring al of niet blijft dragen. Dit is een zaak van
persoonlijke afweging, op eigen tijd en wijze, waar de wetgever niet in moet willen
treden.
Verkrijgbaarheid
Ik kom daarmee bij de constatering in voornoemde motie ten aanzien van de
exclusieve verkrijgbaarheid van de niet+reanimerenpenning bij de NVVE en de
afgifteprocedure zoals die door de NVVE in dit kader wordt gebruikt.
Omdat, zoals hierboven vermeld, het geen wettelijke voorwaarde is dat de
verklaring eigenhandig is geschreven of met hulp van, of in overleg met, de
huisarts is opgesteld, sluit de WGBO ook niet uit dat de verklaring op uitdrukkelijk
verzoek van de verklaarder voor deze vervaardigd wordt door een andere
natuurlijke persoon of door een rechtspersoon als bijvoorbeeld de NVVE.
De NVVE heeft het initiatief genomen tot uitgifte van de niet+reanimerenpenning
op verzoek van haar eigen leden. De penning is alleen voor leden verkrijgbaar.
In lijn met het bovenstaande is de gedachte dat het uitbrengen van wilsver+
klaringen in penningvorm uitsluitend aan de NVVE zou zijn voorbehouden, dus niet
juist. Het staat in ons recht eenieder, dus ook andere personen of instanties dan
de NVVE, vrij initiatieven te ontplooien teneinde faciliteiten te bieden voor het
vastleggen van wilsverklaringen. Bijvoorbeeld in de vorm van het vervaardigen en
op verzoek verstrekken van niet+reanimerenpenningen.
Ons kenmerk
DLZ/KZ+U+3023412
Pagina 5 van 7
Afgifteprocedure
Gelet op de ingrijpende gevolgen die aan het opvolgen van een niet+reanimeren+
verklaring + al dan niet in de vorm van een penning + verbonden kunnen zijn voor
zowel de drager als de hulpverlener, zal degene die meewerkt aan het opstellen of
vervaardigen en afgeven van een niet+reanimerenverklaring een zeer grote mate
van zorgvuldigheid moeten betrachten. Degene die een niet+reanimerenpenning of
-verklaring afgeeft, zal, gelet op artikel 7:450 BW zich ervan moeten overtuigen
of de aanvrager bij de aanvraag voor het vervaardigen van de wilsverklaring tot
de noodzakelijke redelijke waardering van zijn belangen in staat is. Ook zal
degene die een niet+reanimerenpenning of -verklaring afgeeft, overeenkomstig
het gestelde in de eerder genoemde notitie 'Juridische status van wilsverklaringen
in de gezondheidszorg' er voor hebben te zorgen dat de af te geven verklaring aan
duidelijkheid niet te wensen overlaat.
In het licht van de door het Centraal Tuchtcollege in eerdergenoemde uitspraak
gestelde zorgvuldigheidseis dat een hulpverlener zich er van moet overtuigen of
de omstandigheden overeenstemmen met het behandelverbod zoals in de
verklaring wordt aangeduid, en gelet op de context van de motie+Schermers, wil
ik hier het volgende aan toevoegen.
1. Artikel 7: 448 BW kent een plicht van de hulpverlener tot het verschaffen van
informatie op grond waarvan de patiënt (of zijn wettelijk vertegenwoordiger als
bedoeld in artikel 7:465 BW) moet kunnen besluiten of hij met een behandeling
instemt of dat hij die weigert. In de situatie waarbij de acute beslissing over wel of
niet reanimeren aan de orde is, kan op grond van artikel 7:466 lid 1 BW zonder
toestemming direct worden gehandeld, indien dit kennelijk nodig is teneinde
ernstig nadeel voor de patiënt te voorkomen. Echter, indien op het lichaam van de
patiënt een niet+reanimerenverklaring wordt aangetroffen, is uitgangspunt dat er
geen sprake is van de vereiste toestemming en kan de behandeling derhalve in
beginsel niet plaatsvinden. Een niet+reanimerenverklaring is immers een weigering
van een welomschreven mogelijk in de toekomst geïndiceerde geneeskundige
behandeling.
In verband met genoemde zorgvuldigheidseis door het Centraal Tuchtcollege acht
ik het zeer gewenst dat instanties die beroeps+ of bedrijfsmatig het vervaardigen
en verstrekken van niet+reanimerenpenningen tot hun activiteit rekenen, de cliënt
voorafgaand aan diens formele aanvraag van een penning verantwoorde
informatie verstrekken over de reikwijdte van de verklaring en de gevolgen en
risico's van het dragen ervan. Indien deze persoon op basis daarvan besluit zijn
aanvraag te ondertekenen en de penning te dragen, mag in het voorkomende
geval een hulpverlener er in redelijkheid van uit gaan dat + mits de gegevens op
de penning matchen met de identiteit van de drager + de behandeling moet
worden nagelaten.
2. Hierboven ben ik reeds ingegaan op de constatering in de motie+Schermers met
betrekking tot de actualiteit van de gegevens op de niet+reanimerenpenning.
Hoewel ik het primair de verantwoordelijkheid van de drager blijf vinden, zou ik
het toejuichen indien verstrekkers van niet+reanimerenverklaringen hun cliënten,
in elk geval bij de aanvraag van een niet+reanimerenverklaring, zouden wijzen op
de wenselijkheid, in elk geval voor zichzelf, periodiek te herbezien óf hij nog
steeds achter het indertijd genomen besluit staat.
Uit het voorgaande moge duidelijk zijn geworden dat verstrekkers van niet+
reanimerenverklaringen, al dan niet in de vorm van een penning, in het
afgifteproces de nodige zorgvuldigheid zullen moeten betrachten.
Ik heb geconstateerd dat de NVVE een zorgvuldige, schriftelijk vastgelegde
procedure hanteert.
Ons kenmerk
DLZ/KZ+U+3023412
Pagina 6 van 7
Volgens deze procedure krijgt de aanvrager van een niet+reanimerenpenning een
formulier toegestuurd. Op dit formulier moet een pasfoto worden geplakt en een
handtekening geplaatst. Identificatie door de NVVE geschiedt aan de hand van een
fotokopie van het identiteitsbewijs van de aanvrager, die met het formulier moet
worden meegestuurd. Na ontvangst van het formulier en controle van de vereiste
gegevens, wordt opdracht gegeven de penning te fabriceren.
Wat betreft de voorlichting werkt de NVVE samen met AZN, de Nederlandse
Hartstichting, de NRR, NVMMA en het Oranje Kruis aan een folder die alle belang+
rijke consequenties vermeldt van een besluit om niet te worden gereanimeerd.
Ook wordt in de folder de aanvrager geadviseerd zijn wens tot een behandel+
verbod te bespreken met zijn naaste verwanten en met zijn arts. De NVVE heeft
mij toegezegd dat de folder per 1 oktober 2010 gereed zal zijn. De bedoeling is
dat de NVVE deze folder samen met het aanvraagformulier verstrekt.
Handelen in acute situaties
Als laatste constatering in de motie+Schermers wordt gewezen op de grote
onzekerheid die er bij hulpverleners is in situaties waarin acuut moet worden
gehandeld als gevolg van het niet aanvaarden van de niet+reanimerenpenning
door AZN vanwege de vermeende onduidelijkheid over de juridische status ervan.
Ik hoop met mijn uiteenzetting in deze brief de resterende onzekerheid bij
hulpverleners te hebben kunnen wegnemen.
Uitgangspunt is dat een negatieve wilsverklaring, geschreven op papier of op
ander materiaal dat geschikt is om de geschreven verklaring te bevatten en weer
te geven, in beginsel altijd dient te worden opgevolgd. Met het oog op de
rechtsbescherming van hulpverleners die geconfronteerd worden met de acute
noodzaak van levensreddend handelen wil ik echter naar aanleiding van hetgeen
in de contacten met de ambulancesector naar voren is gebracht, een drietal
redenen geven op grond waarvan in voorkomende gevallen van dit uitgangspunt
kan worden afgeweken. Namelijk indien:
1. het levensreddend handelen zodanig acuut moet plaatsvinden dat er
redelijkerwijs geen tijd is om na te gaan of de patiënt een wilsverklaring bij of
op zich draagt;
2. de hulpverlener gegronde redenen heeft om te twijfelen of de penning wel bij
deze persoon behoort; of
3. de hulpverlener gegronde redenen heeft om aan te nemen dat desbetreffende
persoon de wilsverklaring niet voor de gegeven situatie heeft bedoeld.
Ad 1. Uit artikel 7:450, eerste en derde lid, BW vloeit voort dat de hulpverlener
verplicht is om naar vermogen zorgvuldig te onderzoeken wat de patiënt in de
gegeven situatie zou hebben gewild. In acute en zeer urgente situaties, waar bij
levensreddend handelen meestentijds sprake van is, heeft de hulpverlener veelal
geen of onvoldoende tijd om dit te doen + laat staan om dit zorgvuldig te doen +,
omdat direct moet worden opgetreden. De persoonlijke, subjectieve opvatting van
de hulpverlener ten aanzien van negatieve wilsverklaringen mag echter niet de
reden zijn voor het nalaten van dit onderzoek.
Ad 2. In dit kader betrek ik tevens de opmerkingen vanuit de ambulancesector ten
aanzien van mogelijke complicaties bij het vaststellen van de identiteit van de
drager. Na een ernstig ongeval kan het gezicht van de patiënt zodanig beschadigd
zijn dat identificatie met behulp van een pasfoto niet mogelijk is; zeker niet daar
de foto op de niet+reanimerenpenning zeer klein is. Ik refereer echter kortheids+
halve aan hetgeen ik hiervoor heb opgemerkt naar aanleiding van de door het
Centraal Tuchtcollege geformuleerde zorgvuldigheidseis dat een hulpverlener zich
er van moet overtuigen dat de wilsverklaring daadwerkelijk afkomstig is van de
patiënt. Zeker in een acute situatie na een ernstig ongeval mag een hulpverlener
bij het aantreffen van een niet+reanimerenpenning op het lichaam van de patiënt
Ons kenmerk
DLZ/KZ+U+3023412
Pagina 7 van 7
redelijkerwijs veronderstellen dat de identiteit van de drager indertijd bij de
aanvraag van de penning is geverifieerd, en dient er conform de uitgedrukte wens
niet te worden behandeld. Echter, indien blijkt dat de identiteit van de patiënt
aantoonbaar afwijkt van de zichtbare identiteitsgegevens op de wilsverklaring, is
dit een gegronde reden om de verklaring niet op te volgen.
Ad 3. Op grond van artikel 7:453 BW is een hulpverlener gehouden tot goed
hulpverlenerschap. Dat wil zeggen: de hulpverlener moet bij zijn werkzaamheden
de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeen+
stemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de
voor hem geldende professionele standaarden. Tevens stelt het Centraal
Tuchtcollege in de hierboven aangehaalde zorgvuldigheidseis dat een hulpverlener
zich er van moet overtuigen dat de gegeven situatie waarin de patiënt zich op dat
moment bevindt, overeenstemt met de situatie waarvan deze in het verleden
verklaard heeft niet behandeld te willen worden. Op basis van het voorgaande
heeft een hulpverlener de bevoegdheid van de wilsverklaring af te wijken indien
hij daartoe gegronde redenen aanwezig acht (zie ook art. 7:453 lid 3, tweede zin,
BW). De praktijk, en in een voorkomend geval het oordeel van de (tucht+)rechter,
zal moeten uitwijzen wat gegronde redenen kunnen zijn. Gelet op de parlemen+
taire geschiedenis van de WGBO, kunnen medische ontwikkelingen, die de
betrokkene bij het opstellen van zijn wilsverklaring niet had kunnen voorzien maar
die kunnen bewerkstelligen dat de patiënt door toepassing van die ontwikkelingen
na reanimatie nog jaren in aanvaardbare conditie zou kunnen voortleven, echter
zo'n reden zijn. In dit licht acht ik de prognose op het kunnen opheffen van een
circulatiestilstand zonder dat de patiënt hier enig restverschijnsel aan overhoudt,
eveneens een gegronde reden.
Besluit
In deze brief heb ik onderbouwd aangegeven dat de juridische status van de niet+
reanimerenpenning identiek is aan die van een papieren wilsverklaring. Ook heb ik
aangegeven welke eisen aan de niet+reanimerenpenning, en aan de uitgifte ervan,
worden gesteld. Ik vertrouw erop dat ik hiermee heb voldaan aan het verzoek aan
uw Kamer, zoals neergelegd in de motie van het voormalig lid Schermers. Tevens
vertrouw ik erop dat ik met deze brief de resterende onzekerheid bij hulpverleners
heb kunnen wegnemen. Ik verwacht dan ook van AZN dat zij het concept+
protocol, gebaseerd op de NRR+richtlijn 'Starten, niet starten en stoppen van de
reanimatie' ten spoedigste zullen implementeren.
Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink