Rijksoverheid
Datum 21 september 2010
Betreft Kamervragen
Geachte voorzitter,
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Arib (PvdA) over het
bij voorbaat uitsluiten van alleenstaanden voor een IVF*behandeling
(2010Z11305).
Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Arib over het bij voorbaat uitsluiten
van alleenstaanden voor een IVF*behandeling. (Ingezonden 28 juli 2010)
1
Bent u op de hoogte van het feit dat er in Nederland klinieken zijn die
alleenstaanden bij voorbaat uitsluiten van een in*vitrofertilisatie (IVF)
behandeling? 1)
1
Ik ben op de hoogte van de bevindingen van het genoemde programma.
2
Deelt u de mening dat het beleid inzake IVF zoals verwoord in de brief 2) van uw
ambtsvoorganger nog steeds geldt en dat een beleid dat erop is gericht lesbische
of alleenstaande vrouwen bij voorbaat uit te sluiten van een IVF*behandeling niet
aanvaardbaar is?
2
Het beleid zoals verwoord in de brief van toenmalig minister Volksgezondheid,
Welzijn en Sport, mw. Borst*Eilers, d.d. 28 juni 2000 is nog steeds van
toepassing. In deze brief staat beschreven dat lesbische stellen en alleenstaanden
met een medische indicatie niet bij voorbaat uitgesloten mogen worden van IVF.
In deze brief is tevens aangegeven dat er criteria zijn om onderscheid te maken
die wel zijn toegestaan, zoals criteria gebaseerd op medische gronden
(bijvoorbeeld de leeftijd van de vrouw en de slagingskans van de behandeling),
maar ook een criterium als het belang van het kind.
Het onlangs uitgekomen modelprotocol 'Mogelijke morele contra*indicaties bij
vruchtbaarheidsbehandelingen' van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en
Gynaecologie (NVOG) ondersteunt dit beleid. Hierin staat beschreven dat iedere
vraag naar een vruchtbaarheidsbehandeling afzonderlijk moet worden gewogen en
bij twijfels in een multidisciplinair overleg moet worden besproken. Het kan dan
ook niet zo zijn dat bepaalde groepen hulpvragers bij voorbaat worden uitgesloten
van een vruchtbaarheidsbehandeling.
Ik wijs erop dat hiermee nog geen uitspraak is gedaan over het al dan niet
verzekerd zijn van deze zorg.
3
Deelt u de mening dat ook andere leefvormen dan het traditionele gezin met een
vader en moeder, een zorgzaam en stabiel opvoedingsklimaat kunnen bieden aan
de kinderen die daarin opgroeien? Is er onderzoek bekend dat het tegendeel
bewijst?
3
Ja, ik deel de mening dat kinderen ook gezond en gelukkig op kunnen groeien als
zij niet opgroeien in een 'traditioneel gezin'. Naar mijn weten is geen onderzoek
bekend dat het tegendeel bewijst.
4
Deelt u de mening dat alleen het belang van het kind een rol mag spelen in de
beslissing om IVF te weigeren en dat in die gevallen waarin IVF wordt geweigerd
aan het paar of de vrouw in kwestie zowel de uitkomst van het besluit als ook de
argumentatie die daartoe heeft geleid moet worden medegedeeld? Gebeurt dit op
dit moment in de IVF*klinieken?
4
Ik ben van mening dat het welzijn van het toekomstig kind uitgangspunt vormt als
het gaat om beslissingen rondom vruchtbaarheidsbehandelingen. Het welzijn van
het kind is natuurlijk niet de enige factor die gewogen moet worden: ook de
wensen van de ouder(s) moeten worden mee gewogen. Uitgangspunt blijft echter
het welzijn van het kind.
In het eerdergenoemde protocol staat het volgende over het informeren van de
hulpvragers: "Voor het bespreken van een patiënt in het multidisciplinair beraad
wordt om toestemming gevraagd aan de patiënt. Patiënten worden van te voren
op de hoogte gebracht van het voornemen om het beraad te voeren. Achteraf
worden zij geïnformeerd over het beraad, de genomen beslissing en over de
overwegingen die hiertoe hebben geleid." Het modelprotocol is vastgesteld tijdens
de ledenvergadering van de NVOG. Dit betekent dat de beroepsgroep conform het
modelprotocol dient te handelen.
5
Bent u bereid de IVF*klinieken in Nederland (nogmaals) nadrukkelijk te
informeren over dit beleid en duidelijk te maken dat de door instellingen
gehanteerde criteria voor toelating niet in strijd mogen zijn met overige wet* en
regelgeving, en dat de IVF*klinieken lesbische stellen en alleenstaanden die
daarvoor in aanmerking komen dus niet bij voorbaat van een behandeling mogen
uitsluiten?
5
Ik ben bereid de vruchtbaarheidscentra te informeren over het beleid rondom
vruchtbaarheidsbehandelingen bij lesbische stellen en alleenstaanden. Daarom
ben ik voornemens de centra eind 2010 hierover een brief te sturen.
6
Welke maatregelen kunt en gaat u nemen ten aanzien van IVF*klinieken waarin
het bovenstaande beleid niet of in onvoldoende mate wordt geëffectueerd? Hoe
gaat u dit controleren? Bent u bereid onderzoek te doen naar de mate waarin het
beleid in IVF*klinieken afwijkt van het beleid zoals verwoord in de genoemde brief
en de Kamer hiervan zo spoedig mogelijk op de hoogte te stellen?
6
Zoals ik hiervoor al aangaf zal ik de vruchtbaarheidscentra een brief zenden
waarin ik zal aangeven dat lesbische stellen en alleenstaanden niet bij voorbaat
uitgesloten mogen worden van vruchtbaarheidsbehandelingen. Tevens zal ik in
deze brief ingaan op het NVOG*modelprotocol en aangeven dat de centra conform
dit modelprotocol dienen te handelen.
Overigens worden de Wet Donorgegevens Kunstmatige Bevruchting en de
Embryowet in 2011 geëvalueerd. Dan zal ook aandacht worden besteed aan het
beleid van vruchtbaarheidscentra ten aanzien van wachtlijsten en prioritering.
1) NOVA d.d. 27 juli 2010
2) Brief minister VWS, d.d. 28 juni 2000, kenmerk CSZ/ZT/2076894 en VWS
0001078