Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
21 september 2010 Ontwerpregeling overige pyrotechnische artikelen 32123 XI, nr.78

Geachte Voorzitter, Bij brief van 7 juli jl. heeft de Commissie voor VROM feitelijke vragen gesteld met betrekking tot de ontwerpregeling overige pyrotechnische artikelen. In het onderstaande ga ik op die vragen in. Bij de beantwoording is de volgorde aangehouden van de vragen. Vraag 1: Worden met de implementatie van deze richtlijn ook nog extra regels ingesteld die niet in de richtlijn zijn opgenomen? Antwoord: Nee. De ontwerpregeling overige pyrotechnische artikelen bevat alleen bepalingen die strekken ter uitvoering van richtlijn 2007/23/EG inzake het in de handel brengen van pyrotechnische artikelen (de Pyrorichtlijn). Vraag 2: Wanneer Nederland de richtlijn nr. 2007/23/EG implementeert, volgt het dan de basiseisen aan de implementatie uit Brussel of zal de Nederlandse uitwerking van deze richtlijn strengere eisen stellen aan pyrotechnische artikelen en de etiquettering daarvan? Antw oord: De Pyrorichtlijn is gebaseerd op a rtikel 95 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (thans artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie). Dat artikel biedt lidstaten in beginsel geen ruimte om verdergaande maatregelen te stellen dan waarvoor de betrokken richtlijn ruimte biedt. De Pyrorichtlijn biedt echter wel de mogelijkheid om voor bepaalde pyrotechnische artikelen nationale beperkingen of verboden voor de verkoop aan consumenten op te leggen (artikel 6, tweede lid, van de Pyrorichtlijn). In de hier voorliggende ontwerpregeling overige pyrotechnische artikelen is van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt. Bij de implementatie van onderdelen van de Pyrorichtlijn in het Vuurwerkbesluit is dat wel gebeurd (zie Besluit van 9 december 2009, houdende aanpassing van het Vuurwerkbesluit en enkele andere besluiten (Stb 2009, 605). In de Regeling

Pagina 1 van 6

aanwijzing consumenten- en theatervuurwerk (Stcrt. 2010, nr. 11226) is dit nader geregeld. Vraag 3 Is er overleg geweest tussen het Ministerie van VROM en bedrijven waarop de richtlijn betrekking zal hebben? Hoe hebben de bedrijven in kwestie gereageerd op de richtlijn? Antwoord: Tijdens de totstandkoming en de implementatie van de Pyrorichtlijn is geregeld contact geweest tussen mijn ministerie en de bedrijven in de vuurwerkbranche. Omdat de richtlijn voor het Nederlandse bedrijfsleven extra lasten veroorzaakt, (zie het BNC fiche, Kamerstukken II, 2005/06, 22 112, nr. 429, vanaf blz. 24) was de eerste reactie van het bedrijfsleven weinig positief. De mogelijkheid om, als gevolg van de verplichte CE-markering, in andere lidstaten vuurwerk te kunnen verkopen, werd op zich wel als positief gezien, maar de verwachtingen daarover waren niet hoog gespannen. De lastenverzwaring geldt overigens niet voor de pyrotechnische artikelen, waarop de hier voorliggende ontwerpregeling betrekking heeft. Het ministerie heeft tijdens de implementatie van de richtlijn met betrekking tot die artikelen eveneens gesprekken gevoerd met de bedrijven die daarmee te maken zullen krijgen. In Nederland gaat het hierbij vrijwel uitsluitend om bedrijven die zullen optreden als distributeur. Voor hen verandert er weinig als gevolg van de ontwerpregeling. De enkele fabrikant is geïnformeerd over de consequenties van de verplichting van de CE-markering. Vraag 4: Waarin is de aanleiding gelegen voor het stellen van normen aan pyrotechnische artikelen? Antwoord: De Europese Commissie heeft na het vaststellen van de Pyrorichtlijn aan CEN (Comité Européen de Normalisation) verzocht om de noodzakelijk geachte normen voor deze richtlijn te doen opstellen. Deze normen zijn noodzakelijk om tot een efficiënte en eenduidige uitvoering van de Pyrorichtlijn te komen. Door CEN is een technische commissie ingesteld die de taak heeft om de normen op te stellen waaraan de praktijk behoefte heeft. In de normalisatiecommissies hebben zowel bedrijfsleven, keuringsinstanties als overheid zitting. Nederland levert, naast eigen technische inbreng, ook menskracht voor het secretariaat van de technische commissie alsmede de voorzitter. Vraag 5: Hoe groot is de omvang van het probleem inzake bijvoorbeeld genoemde categorieën ontstekers (aanstekers) en airbags? Antwoord: De ontstekers , bedoeld in de tabel in paragraaf 1 van de toelichting op de ontwerpregeling, zijn niet te vergelijken met de aanstekers die voor rookwaren worden gebruikt. Omdat pyrotechnische ontstekers aan de basis staan van de hele reactieketen, is het van groot belang dat ze voldoende veilig zijn. Om die reden zullen specifieke normen voor de verschillende ontstekers ontwikkeld worden. Ook voor (de gasontwikkelaars in) airbags zullen normen worden ontwikkeld. Deze zijn abusievelijk niet in de tabel genoemd, hetgeen zal

Portef euille Milieu Directie Risicobeleid Datum 21 september 2010 Kenmerk RB\2010023595

Pagina 2 van 6

worden gecorrigeerd. De normen die voor de airbags worden opgesteld, zullen internationaal worden afgestemd onder de vlag van de internationale normalisatie-instelling ISO. Zo wordt voorkomen dat er wereldhandelsproblemen ontstaan in deze sector. Mogelijkerwijs zou uit de formulering in de toelichting kunnen worden afgeleid dat a irbags zullen worden ingedeeld in categorie P2. Dit is echter niet het geval; de tekst van de toelichting zal op dit punt worden aangepast. Vraag 6: Wat was de positie van Nederland ten aanzien van dit voorstel en wat is daarvan binnengehaald in de onde rhandelingen? Antwoord: Nederland heeft bij de onderhandelingen over de Pyrorichtlijn onder meer een uitgewerkt voorstel ingediend om de fundamentele veiligheidseisen concreter en meer specifiek te maken. Dit heeft ertoe geleid dat de veiligheidsafstand e n het maximale geluidsniveau voor de verschillende categorieën vuurwerk in de fundamentele veiligheidseisen zijn vastgelegd en daardoor als kader dienen voor de op te stellen normen. Vraag 7: Betekent de harmonisatie van normen dat er juist strengere of minder strenge regels gaan gelden voor het in de handel brengen van pyrotechnische artikelen dan thans in Nederland gelden? Zijn het minimum of maximum normen die worden gesteld en op welke wijze kan een nationale overheid er van afwijken? Bent u voornemens de mogelijkheid die artikel 6, tweede lid biedt om bezit, gebruik en of de verkoop te verbieden toe te passen? Zo ja, op welke wijze en welke producten? Antwoord: Zoals reeds in het antwoord op vraag 2 is aangegeven, maakt Nederland gebruik van de mogelijkheid die artikel 6, tweede lid, van de Pyrorichtlijn biedt. In de Regeling aanwijzing consumenten- en theatervuurwerk is op basis van het kruitgewicht bepaald welke vuurwerkartikelen aan de consument mogen worden verkocht. Om tot de in die regeling aangegeven categorie vuurwerk te behoren, mag een artikel niet meer kruit bevatten dan de daarin aangegeven hoeveelheid. Een lager kruitgewicht is zonder meer toegestaan. Het bepaalde in die regeling zet het vuurwerkbeleid dat al geruime tijd in Nederland gold, voort. Alleen voor zover de Europese normen strenger zijn dan de eisen in de voorheen geldende nationale regelgeving, zijn de nationale eisen aangepast. Vraag 8: Op welke momenten in de keten van productie, opslag, transport en toepassing vindt de handhaving plaats op milieu- en veiligheidsaspecten en door wie? Vindt controle op fabrikanten uitsluitend nog plaats door importeurs of ook door nationale inspectiediensten dan wel bevoegde instanties?

Portef euille Milieu Directie Risicobeleid Datum 21 september 2010 Kenmerk RB\2010023595

Pagina 3 van 6

Antwoord: Controle van de producten vindt op verschillende momenten door verschillende instanties plaats. Als eerste mag verwacht worden dat fabrikanten zelf de kwaliteit regelmatig controleren. Dat blijft echter grotendeels buiten het gezichtsveld van de overheid. Als gevolg van de verplichtingen met betrekking tot de conformiteitsverklaring zal een aangemelde instantie (Notified Body) met een zekere regelmaat steekproeven van de geproduceerde artikelen nemen en controleren of deze nog aan alle eisen voldoen. Wanneer een artikel wordt afgekeurd, kan de conformiteitsverklaring worden ingetrokken en mag het artikel niet meer op de Europese markt worden gebracht. Tot slot blijft de handhavingsbevoegdheid van de overheid onve rkort in stand. Daarom zal de Vliegende brigade Vuurwerk van de VROM-Inspectie monsters blijven nemen en de kwaliteit van het artikelen blijven controleren. Vraag 9: Is er op grond van deze richtlijn in de Nederlandse havens geen enkel toezicht en handhaving mogelijk op doorvoer van pyrotechnische artikelen? Ook niet als deze niet voldoen aan de producteisen en voorwaarden die gesteld worden aan deze artikelen? Zo nee, acht u dit wenselijk en hoe gaat u dan de veiligheid waarborgen in de haven en tijdens transport over Nederlands grondgebied? Antwoord: Als gevolg van het implementeren van de Pyrorichtlijn kan het toezicht in de Nederlandse havens op de kwaliteit en conformiteit van de ingevoerde artikelen beter dan voorheen plaatsvinden. Zo geldt de eis dat altijd op het etiket vermeld moet worden wie de fabrikant en de importeur is. Ook geldt de eis dat de conformiteitsverklaring overgelegd moet kunnen worden. Ongeacht of een artikel naar bijvoorbeeld Italië of Spanje wordt doorgevoerd, moet aan deze eisen altijd zijn voldaan. Daardoor zijn er betere mogelijkheden om illegaal vuurwerk tegen te houden als dergelijk vuurwerk in Rotterdam aan land wordt gebracht. Vraag 10: Welke bevoegdheden tot toezicht, handhaving en het opleggen van sancties krijgt TNO certifications B.V. als zogenaamde 'notified body'? Onder verantwoordelijkheid van welke minister voert bovengenoemd bedrijf deze taak uit? Antwoord: De aangewezen instantie (TNO Certifications BV) zal voor zijn activiteiten met betrekking tot het uitvoeren van de conformiteitsbeoordelingsprocedures werken onder toezicht van de Minister van VROM. De bevoegdheden die de aangewezen instantie heeft, vloeien voort uit de verplichtingen die in de Pyrorichtlijn zijn opgenomen en die in de Nederlandse regelgeving zijn overgenomen. Zo kan de aangewezen instantie de conformiteitsverklaring intrekken. De artikelen mogen dan niet meer in Europa in de handel worden gebracht.

Portef euille Milieu Directie Risicobeleid Datum 21 september 2010 Kenmerk RB\2010023595

Pagina 4 van 6

Vraag 11: Kan de verkoop van artikelen die zijn toegestaan op grond van in andere landen uitgevoerde conformiteitsbeoordelingsprocedures wel door Nederland op grond van artikel 6 lid 2 worden verboden? Antwoord : Ja. Artikel 6, tweede lid, van de Pyrorichtlijn biedt Nederland de mogelijkheid om de verkoop van daarin bedoelde pyrotechnische artikelen omwille van openbare orde, veiligheid of milieubescherming te verbieden of te beperken, ook als de verkoop in andere landen wel is toegestaan. Vraag 12: Zijn er meer categorieën producten waarvoor nu in Nederland geen normen gelden en waarvoor CE-markering in het recente verleden of de nabije toekomst verplicht wordt gesteld? Antwoord: Een vergelijkbare situatie speelt momenteel bij bouwproducten (zie www.vrom.nl). Verder verwijs ik u graag naar de website van NL EVD Internationaal, thans onderdeel van Agentschap NL (www.evd.nl). Op die website is over alle toepasselijke richtlijnen informatie te vinden. Vraag 13: Zijn open geformuleerde normen, denk aan `goed koopmanschap' of `deugdelijk', mogelijke alternatieven voor al te gedetailleerde CE-normering? Antwoord: Open geformuleerde normen als ´goed koopmanschap´ en `deugdelijk' verhouden zich slecht met de systematiek van de CE-richtlijnen. Deze richtlijnen gaan uit van een zekere eigen verantwoordelijkheid van fabrikanten, maar binnen strak geformuleerde en meetbare veiligheidsvoorschriften. Alleen zo kunnen de aangemelde instanties (Notified Bodies) ondubbelzinnig vaststellen of een fabrikant zich aan de regels houdt. En allee n zo kunnen veilige consumentenartikelen binnen de open markt van de Europese Unie circuleren. Vraag 14: Kunnen onder het voorgestelde regime zwaardere explosieven worden toegepast? Zo ja, welke consequenties heeft dat voor opslag en transport? Distributeurs nemen de nodige zorgvuldigheid in acht. Blijft dit beperkt tot het zich vergewissen van dat het pyrotechnische artikel is voorzien van de vereiste CE-markering en vergezeld gaat van de vereiste documenten of komen er nadere eisen aan opslag en transport?

Portef euille Milieu Directie Risicobeleid Datum 21 september 2010 Kenmerk RB\2010023595

Pagina 5 van 6

Antwoord: De Pyrorichtlijn en daarmee ook de implementatie ervan in Nederland beperkt zich tot de technische kwaliteit van de pyrotechnische artikelen. Transport en opslag vallen buiten de scope van de richtlijn. Het Vuurwerkbesluit regelt ten aanzien van vuurwerk en pyrotechnische artikelen voor theatergebruik alles wat nodig is voor de opslag en het gebruik. Die regels worden niet veranderd als gevolg van de implementatie. Eisen ten aanzien van het transporteren van pyrotechnische artikelen liggen vast in de transportregelgeving. Ook daarin verandert met de Pyrorichtlijn niets. Een importeur moet naast de nieuwe CEeisen daarom blijven voldoen aan de al geldende eisen ten aanzien van opslag en transport. Zoals ik in mijn brief van 18 juni jl. heb aa ngegeven, heeft de Europese Commissie een inbreukprocedure tegen Nederland gestart wegens niet-tijdige implementatie van de Pyrorichtlijn. Hoogachtend, de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Portef euille Milieu Directie Risicobeleid Datum 21 september 2010 Kenmerk RB\2010023595

J.C. Huizinga-Heringa

Pagina 6 van 6