Rijksoverheid


`Aanpak huiselijk geweld, de projectfase voorbij'

Toespraak | 22-09-2010

`Aanpak huiselijk geweld, de projectfase voorbij'

Dames en heren,

Allereerst mijn dank aan de VNG voor haar uitnodiging om hier te spreken. In ben daar graag op ingegaan. Het geeft mij de gelegenheid nog eens aan te geven hoe belangrijk het is om ons te richten op de aanpak van huiselijk geweld. En dat die aanpak noodzakelijk is, staat buiten kijf. Van alle vormen van geweld staat huiselijk geweld qua omvang bovenaan. Huiselijk geweld bedreigt de veiligheid van een groot aantal burgers.

U heeft ongetwijfeld in de afgelopen periode de verhalen in de media gevolgd over verschillende gezinsdrama's. Het waren gruwelijke berichten en schokkende feiten die duidelijk maken dat huiselijk geweld terecht prominent op de agenda staat en dat dat voorlopig zo moet blijven. Het gaat immers om mensenlevens en om de meest basale veiligheid waar mensen recht op hebben: een veilig thuis. Helaas is de veiligheid thuis voor velen vaak ver te zoeken!

We weten inmiddels dat deze verbijsterende gebeurtenissen het topje van een enorme ijsberg vormen: jaarlijks doen zich zeker 500.000 incidenten van huiselijk geweld voor die lang niet allemaal de krant halen en lang niet allemaal bekend worden bij politie en hulpverlening, maar wel het leven van mensen tekenen.

Als een mens zich ergens veilig moet voelen dan is dat wel in de eigen privé-omgeving. En toch is de kans dat men juist daar slachtoffer wordt van geweldgebruik groter dan in de publieke ruimte. Aanpak van geweld in de privésfeer mag daarom niet op de politieke en maatschappelijke agenda ontbreken.

Het kabinet vindt dat huiselijk geweld onder alle omstandigheden, jegens wie ook gepleegd, altijd onaanvaardbaar is. Omdat de overheid een taak heeft in het verzekeren van de veiligheid van iedere burger, wil het kabinet het beleid voor de aanpak van huiselijk geweld dan ook specifieker maken en intensiveren.

Het begin van een nieuwe regeringsperiode is een goed moment om hier opnieuwaandacht op te vestigen. Voortzetting van de aanpak van huiselijk geweld en eergerelateerde misdrijven staat als zodanig ook vermeld in het regeerakkoord.

We bouwen daarbij voort op fundamenten zoals die zijn gelegd met het programma Privé Geweld Publieke Zaak - dat eind dit jaar afloopt. Het zorgde voor meer dan vijftig maatregelen om de aanpak van huiselijk geweld effectiever te maken. Dat heeft ook resultaten opgeleverd. Bij al die maatregelen heeft steeds voorop gestaan dat geen enkele partij huiselijk geweld in z'n eentje kan aanpakken: cruciaal is dat alle partners gezamenlijk optrekken.

Dat woord "gezamenlijk" kan ik niet genoeg onderstrepen. U ziet het ook terug in het motto van het kabinet `Samen werken, samen leven'. Samen leven betekent in deze context de verantwoordelijkheid nemen om gezamenlijk het geweld te stoppen of op z'n minst te verminderen en te bestrijden. Zoiets lukt alleen als we samen werken: lokaal, interdepartementaal, met gemeenten en met de organisaties die betrokken zijn bij de aanpak van huiselijk geweld.

Een goed voorbeeld daarvan is het preventieve huisverbod. Deze maatregel stelt - bij dreigend huiselijk geweld - de burgemeester in staat de pleger voor tien dagen het huis uit te zetten. In deze tien dagen kan de hulpverlening gemobiliseerd worden voor zowel de uithuisgeplaatste, het slachtoffer als eventuele kinderen. Omdat de wet nog niet officieel in werking is - invoering vermoedelijk begin 2008 - moet de dader in de pilotfase akkoord gaan met het huisverbod.

Er lopen op dit moment drie pilots in Groningen, Venlo en Amsterdam.

In Groningen is het eerste verbod uitgereikt aan een man die bij zijn ouders woonde en daar in huis wat al te hardhandig de meubels aan het verplaatsen was... Dat eerste verbod is succesvol verlopen. De man stemde ermee in en de hulpverlening kwam goed op gang. We zullen die proefprojecten evalueren en de uitkomsten daarvan kunnen de gemeenten volgend jaar gebruiken bij de landelijke invoering.

Er is meer. We gaan de hulp aan slachtoffers van ernstige geweldsmisdrijven intensiveren en er komt extra ruimte voor de opvang van slachtoffers van huiselijk geweld en van eergerelateerd geweld. Voor die laatste groep is vorig jaar een speciaal programma opgezet, bedoeld om onder meer slachtoffers en risicogroepen weerbaar te maken, hulpverleners in staat te stellen eergerelateerd geweld te onderkennen en slachtoffers van deze vorm van geweld te helpen. We hopen bovendien met het programma te bereiken dat politie en justitie eerder en beter daders van eergerelateerd geweld kunnen opsporen en vervolgen ook het strafrechtelijk sluitstuk mag daar niet aan ontbreken.

Een ander voorbeeld: de maatregelen voor kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld. Als het geweld zich afspeelt tussen partners, zijn kinderen daarvan vaak getuige. Dit is op zichzelf al een reden om in te grijpen en hulp te bieden. Uit onderzoek blijkt dat kinderen die opgroeien in een sfeer van huiselijk geweld, zelfs als zij niet direct het slachtoffer zijn, aanmerkelijk vaker dan andere kinderen problemen hebben of probleemgedrag vertonen. Ze kunnen depressief worden, slechter presteren op school of spijbelen. Maar ook laten zij eerder crimineel en gewelddadig gedrag zien dan andere kinderen en lopen ze een groter risico als volwassene gewelddadig gedrag `op te zoeken', als pleger of als slachtoffer. In

het gezin wordt de basis gelegd voor waarden als respect en tolerantie, voor normen om op sociaal acceptabele manieren je emoties te hanteren. Een kind dat dit niet krijgt voorgeleefd, kan moeilijker zijn positieve competenties ontwikkelen.

Voor deze - ik zou bijna zeggen vergeten groep, zijn in diverse regio's zogenoemde `Kindsporen' opgezet waarbij verschillende ketenpartners deze groep kinderen gezamenlijk een hulptraject aanbieden. Kinderen zijn onze toekomst, daarom willen we zulke Kindsporen en eventuele vervolgtrajecten met kracht promoten. Vandaar ook dat we begin dit jaar met een boekje zijn gekomen vol goede voorbeelden en handreikingen, dat breed verspreid is.

Ik zei het hiervoor al: voor de aanpak van huiselijk geweld in het algemeen en voor het huisverbod in het bijzonder is samenwerking van het grootste belang! Om die te bevorderen, komt in alle regio's begin volgend jaar een Informatieknooppunt Huiselijk Geweld, een gemeenschappelijke ICT-werkomgeving. Alle bij de aanpak van huiselijk geweld betrokken organisaties kunnen hier op casusniveau veilig en efficiënt informatie uitwisselen.

Informatie uitwisseling roept ook vaak vragen op rond de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Soms meer vraag dan echt nodig is. Dat hebben we ook geconstateerd in een gesprek met college bescherming persoonsgegevens: soms worden meer barrières verondersteld dan er werkelijk zijn.

Dus we moeten niet de reflex hebben dat we, zodra iets de persoonlijke levenssfeer raakt (wat bij de aanpak van huiselijk geweld haast per definitie het geval is), de kennis die we opdoen en waar we iets nuttigs mee zouden moeten doen, voor onszelf zouden moeten houden omdat we anders de persoonlijke levenssfeer aantasten. Uiteraard wil ik daarmee niet zeggen dat bescherming persoonsgegevens niet belangrijk is. Maar u moet ook niet denken dat die ons verplicht om overal het zwijgen toe te doen. En om te voorkomen dat er teveel verkeerde conclusies worden getrokken zullen we in mei vanuit het ministerie van justitie met een publicatie komen, die voor elke beroepsgroep aangeeft wat onder de privacywetgeving valt en wat niet.

Dit om te voorkomen dat er te vreesachtige consequenties aan verbonden worden en we in een situatie terecht komen dat we minder doen dan kan en dus moet.

Tegelijkertijd komt er op onze website www.huiselijkgeweld.nl uitgebreide informatie over reglementen en protocollen per beroepsgroep. Zodat u precies weet waar u aan toe bent. Hopelijk geeft dat de uitwisseling van informatie een flinke impuls.

Dames en heren,

U ziet, we zijn met veel dingen bezig en u ook. Dat brengt ook een zeker risico met zich mee. Onze inspanningen moeten er ook op gericht zijn zaken te borgen, dat zij in een vaste manier van werken komen. Borging van in gang gezette maatregelen moet voorkomen dat de boel stokt als er geen stimulans meer is vanuit een programma of als die ene bevlogen medewerker wegvalt. Formeel is borging een kwestie van het aanwijzen van contactpersonen en/of coördinatoren en de aanwezigheid van convenanten en protocollen . Maar in de praktijk blijkt dat onvoldoende. Het gaat er om de maatregelen structureel een plaats te geven in het beleid en zo de continuïteit te verzekeren.

Daarnaast komen er nieuwe ontwikkelingen op ons af waar we ons terdege op moeten voorbereiden. Ik denk bijvoorbeeld aan:
* de invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning per 1 januari 2007, waarmee de regietaak van de gemeente op het gebied van huiselijk geweld wettelijk is verankerd. Gemeenten zijn per 1 januari 2007 verplicht om huiselijk geweld een vast onderdeel te maken van hun beleid, en hierover verantwoording af te leggen. Dat dwingt hen intensief samen te werken met alle betrokken ketenpartners in hun regio.

* Verder: de verwachte invoering van de eerdergenoemde wet Huisverbod begin 2008, die hoge eisen zal stellen aan de samenwerking van de ketenpartners op lokaal/regionaal niveau.

* en ten slotte de landelijke publiekscampagne huiselijk geweld, waar ik straks op terug kom, die naar verwachting zal leiden tot een groter aantal meldingen en hulpvragen.

Het is duidelijk: alle ogen zijn gericht op gemeenten. Zij hebben de regie in handen bij de lokale aanpak van huiselijk geweld, zij moeten ervoor zorgen dat alle betrokken partners met elkaar samenwerken. Dat vraagt een sterke betrokkenheid. Zeker van de 35 centrumgemeenten, waarbinnen de Advies- en Steunpunten Huiselijk Geweld zijn ondergebracht. Maar de gemeenten staan er niet alleen voor. Sinds 2003 krijgt de VNG subsidie voor haar ondersteuningsprogramma dat gemeenten instrumenten aanreikt om hun regierol goed te vervullen en ook organisatorisch stevig te verankeren. Daar worden de ambassadeurs van betaald die met name op bezoek gaan bij die gemeenten waar het bestuurlijk draagvlak voor de aanpak van huiselijk geweld nog een extra impuls nodig heeft. En ook dit congres zelf is een voorbeeld van de ondersteuning door de VNG.

Het werkt, want sinds 2003 is de gemeentelijke aandacht voor huiselijk geweld flink gestegen. Een reden te meer om de subsidie aan de VNG met een jaar te verlengen. U kunt dit jaar dus nog gebruik maken van haar ondersteuningsprogramma, als u daar behoefte aan hebt.

Tot slot de landelijke campagne huiselijk geweld, waarover in het programma voor deze dag al gesproken werd. U krijgt zo meteen een preview van de TV-spot van de campagne. De campagne zal vanaf 16 april zichtbaar en hoorbaar zijn op TV, radio, op Internet, in folders en advertenties. Het campagnemateriaal wordt digitaal via de centrumgemeenten verspreid die het ook beschikbaar stellen aan alle gemeenten in hun regio. Voor meer informatie hierover kunt u straks naar de workshop `Publiekscampagne en voorlichting'.

Als de techniek allemaal goed werkt volgt nu tweemaal de TV-spot.

Ik vind het knap werk, de spot is indringend zonder dat mensen het gevoel over zullen houden van valse emoties. En wat u ook heeft gehoord: "er samen uitkomen": de spot is zo gemaakt dat er herkenning kan zijn vanuit meerdere situaties. Dat degenen die het horen de boodschap van de campagne oppikken: er is hulp mogelijk; je kunt sterk genoeg zijn ook al voel je je bedreigd en gekwetst. De spot klinkt persoonlijk en laat ruimte voor interpretaties vanuit zeer verschillende situaties waarin met deze aanmoediging hopelijk hulp wordt gezocht. De campagne heeft een brede doelgroep: zowel daders, slachtoffers als omstanders. Er komt een aparte website en een apart telefoonnummer.

Dames en heren, ik hoop van harte dat we er met zijn allen in slagen huiselijk geweld te doorbreken en plegers en slachtoffers perspectiefte bieden op een geweldloze toekomst. De campagne zal ons daar zeker bij gaan helpen, maar uw bijdrage is daarbij onmisbaar. Ik wens u veel succes en resultaat van werk.

Dank u wel.

Uit `Aanpak in ontwikkeling', Advies- en Onderzoeksgroep Beke, 2006.