Rijksoverheid


2010Z11824

Vragen van het lid Arib (PvdA) aan de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het niet melden van de dood van een kind door artsen. (Ingezonden 24 augustus 2010)

Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van het artikel "Arts meldt dood kind vaak niet"? 1) Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Is het waar dat veel behandelend artsen zich niet aan de verplichting houden om bij overlijden van minderjarigen standaard een lijkschouwer in te schakelen? Kunt u aangeven hoeveel meldingen vanaf het in werking treden van de wijziging van de Wet op de lijkbezorging op 1 januari 2010 tot nu toe, zijn gedaan? Antwoord 2
De bewering dat veel behandelend artsen zich niet aan de verplichting houden om bij overlijden van minderjarigen standaard contact op te nemen met een gemeentelijk lijkschouwer, wordt in het artikel niet onderbouwd. De betrokken departementen hebben dergelijke signalen niet ontvangen. Het aantal meldingen wordt niet bijgehouden, zodat hierover geen gegevens bekend zijn.
Vraag 3
Kunt u uiteenzetten hoe het niet melden van de dood van een kind nu in de praktijk uitpakt? Is het zo dat wanneer een arts geen melding maakt van het overlijden van een kind, deze arts een verklaring van natuurlijke dood afgeeft ondanks het feit dat dit niet zeker is? Zo ja, wat vindt u ervan dat dit gebeurt en dat kinderen worden gecremeerd of begraven zonder dat bekend is wat de doodsoorzaak is? Antwoord 3
De behandelend arts mag slechts een verklaring van overlijden afgeven indien hij ervan overtuigd is dat de dood is ingetreden ten gevolge van een natuurlijke oorzaak (artikel 7, eerste lid, Wlb). In geval van een overleden minderjarige kan de behandelend arts de verklaring van overlijden slechts afgeven na overleg met de gemeentelijk lijkschouwer (artikel 10a, eerste lid, Wlb). Dit overleg is erop gericht de overtuiging van de behandelend arts dat er sprake is van een natuurlijk overlijden, te toetsen. Zonder dit overleg is het dus louter de eigen overtuiging van de behandelend arts waarop de verklaring van overlijden steunt. Hoewel het verplichte contact met de gemeentelijk lijkschouwer een verbetering ten opzichte van de oude procedure inhoudt, kan ook dan nooit in 100% van de gevallen volstrekte zekerheid over de doodsoorzaak bestaan, vandaar ook de introductie van de mogelijkheid tot het verrichten van een nader onderzoek naar de doodsoorzaak. Het kabinet is vanzelfsprekend van mening dat in alle gevallen van overlijden van minderjarigen - conform de wet - het verplichte contact met de gemeentelijk lijkschouwer dient plaats te vinden, om de grootst mogelijke kans te creëren dat niet ten onrechte een verklaring van overlijden wordt afgegeven, en dus lijkbezorging plaatsvindt zonder helderheid over de doodsoorzaak.
Vraag 4
Is het afgeven van een verklaring van een natuurlijke dood zonder dit met zekerheid te kunnen vaststellen juridisch mogelijk? Zo nee, wat zijn de juridische en tuchtrechtelijke mogelijkheden om zulke artsen te vervolgen? Deelt u de mening dat het niet melden van de dood van een kind bij een lijkschouwer in strijd is met de Wet op de lijkbezorging? Zo ja, welke sancties staan hier tegenover?
Antwoord 4
Het afgeven van een verklaring van overlijden zonder dat de behandelend arts de overtuiging heeft dat de dood is ingetreden ten gevolge van een natuurlijke oorzaak, is een strafbaar feit. Op deze overtreding staat ingevolge artikel 81, onder 1°, Wlb een hechtenis van ten hoogste een maand of een geldboete van de tweede categorie. Zoals gesteld is bepalend of de behandelend arts de overtuiging heeft dat het overlijden een natuurlijke 2
oorzaak heeft; is dat het geval, dan mag hij rechtens een verklaring van overlijden afgeven. Het verplichte contact met de gemeentelijk lijkschouwer doet daar niet aan af. Wel is het evident in strijd met de wet indien geen overleg plaatsvindt. Dit is echter niet strafbaar gesteld op grond van de Wlb. De arts in kwestie kan echter wel tuchtrechtelijk worden vervolgd.
Vraag 5
Herinnert u zich uw eerdere uitspraak dat de wet een vooruitgang is omdat vanaf 1 januari 2010 artsen verplicht worden de dood van een kind te melden en een lijkschouwer in te schakelen? Zo ja, deelt u de mening dat deze uitspraak geen stand houdt omdat niet alle artsen zich aan de wet houden? 2)
Antwoord 5
Deze uitspraak houdt wel degelijk stand. Nu - overigens zonder nadere onderbouwing - wordt beweerd dat niet in alle gevallen sprake is van contact met de gemeentelijk lijkschouwer, betekent dit in ieder geval dat in veel gevallen wel degelijk contact met hem wordt opgenomen. Dat is een verbetering ten opzichte van de situatie van voor de wetswijziging, toen de gemeentelijk lijkschouwer nog niet standaard werd betrokken. Vraag 6
Wat vindt u ervan dat een aantal artsen geen melding maakt van het overlijden van een kind bij een lijkschouwer omdat de NODO (Nader Onderzoek Doodsoorzaak) Antwoord 6
Dat - naar wordt gesteld - een aantal artsen geen contact opneemt met de gemeentelijk lijkschouwer omdat de NODO Vervolgens heeft de Minister van Justitie en BZK, mede namens de Minister voor Jeugd en Gezin, in antwoord op schriftelijke vragen geantwoord dat de KNMG op 20 april 2010 een advies over de inrichting van de NODO Momenteel worden door een onafhankelijk bureau de uitvoeringskosten van de NODO Vraag 7
Wat vindt u ervan dat wanneer artsen nu melding maken van de dood van een kind en een lijkschouwer inschakelen er geen NODO1 Handelingen II 2009/10, p. 3885.

2 Handelingen II 2009/10, p. 3886.

3 Aanhangsel Handelingen II 2009/10, 2621, p. 3. 3
gerechtelijke sectie kan overgaan? Deelt u de mening dat dit voor ouders zeer belastend kan zijn? Zo ja, wat gaat u eraan doen om dit zo snel mogelijk te voorkomen? Antwoord 7
Vanzelfsprekend betreurt het kabinet het dat de invoering van de NODO Vraag 8
Bent u nog steeds van mening dat het niet nodig is om bij ieder overlijden van een minderjarige een forensisch arts te betrekken die kindermishandeling en verwaarlozing kan uitsluiten? Zo ja, waarom wordt dan tenminste geen haast gemaakt met het invoeren van de NODO Antwoord 8
Het kabinet is nog steeds van mening dat het disproportioneel zou zijn bij ieder overlijden van een minderjarige een forensisch arts de lijkschouw te laten verrichten en verwijst hierbij naar de behandeling in het parlement van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op de lijkbezorging (30 696), waarbij dit uitvoerig aan de orde is gekomen. Zoals ook uit het antwoord op vraag 7 moge blijken, betreurt het kabinet het dat de NODO Vraag 9
Bent u van mening dat op dit moment voldoende waarborg bestaat om te voorkomen dat gevallen van verwaarlozing of mishandeling van minderjarigen onopgemerkt blijven? Zo ja, waarop baseert u dit? Bent u derhalve van mening dat (huis)artsen over voldoende kennis en ervaring beschikken om een niet Ik verwijs naar het antwoord op eerdere schriftelijke vragen aan de Minister van Justitie en BZK en de Minister voor Jeugd en Gezin d.d. 10 juni 2010.4 Wat betreft het constateren van een niet Vraag 10
Bent u bereid deze vragen voor vrijdag 2 september 2010 te beantwoorden? Antwoord 10
Zoals altijd wordt er naar gestreefd de vragen zo spoedig mogelijk binnen drie weken te beantwoorden; vanwege de vereiste afstemming is 2 september echter onmogelijk gebleken.

4 Aanhangsel Handelingen II 2009/10, 2621, p. 4
1) Nederlands Dagblad, 20 augustus 2010

2) Handelingen II, vergaderjaar 20093) Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009