Wageningen Universiteit en Researchcentrum
23 sep 2010
Onderdeel: IMARES
Een team van Europese wetenschappers uit de voormalig vijandige landen
Groot-Brittannië, Nederland, Duitsland en Ierland hebben zestig jaar
later gezamenlijk gewerkt aan een studie over de ecologische
bijverschijnselen van de Tweede Wereldoorlog. De visserijbiologen
onderzochten hoe de vrijwel totale stopzetting van de commerciële
visserij in de Noordzee in die periode tot een volledige demografische
verandering in sommige vispopulaties heeft geleid.
De instelling van "Marine Protected Areas (MPA) - mariene beschermde
gebieden - is een hot topic in de mariene ecologie. Sceptici
betwijfelen of mobiele vissoorten in de gematigde breedten beschermd
kunnen worden door gebieden waar visserij wordt uitgesloten. Er is tot
nog weinig onderzoek gedaan naar de manier waarop vispopulaties
reageren op zulke visserijvrije zones. Het probleem is dat de gegevens
die wetenschappers tot nu toe voor dergelijke studies gebruikten vaak
maar tot de jaren â60 teruggaan, toen de visserijdruk al hoog was.
Wetenschappers hebben nu voor de eerste keer onderzocht welke
beschermende werking uitging van de oorlogstijd (1939-1945) op de
leeftijdsstructuur van de visbestanden in de Noordzee. Tijdens de WOII
was de Noordzee een visserijvrije zone, niet vanwege behoud van natuur
of biodiversiteit, maar als gevolg van oorlogshandelingen.
Visserijvaartuigen fungeerden als mijnenzoekers of als
patrouilleschepen en een groot deel van de vissers werd onder de
wapenen geroepen.
De onderzoekers van deze in Naturwissenschaften gepubliceerde studie
komen uit de voormalige vijandige landen Groot-Brittannië, Nederland
en Duitsland en Ierland. De wetenschappers analyseerden commerciële
visaanlandingen, visserijuitgaven evenals resultaten uit
wetenschappelijke studies uit de periode 1928-1958. Ze konden laten
zien hoe de lagere visserijdruk in de oorlog leidde tot een verhoging
van de vangsten per uur van kabeljauw, schelvis en wijting.
Â
Figuur 1: Regionale verschillen in de vangsten van schelvis in de
Noordzee voor en na de Tweede Wereldoorlog.
Verder veranderde de leeftijdsopbouw van de vispopulaties gedurende de
oorlog. De oudere jaarklassen reageerden als eerste met een toename.
Jongere vissen volgden in een leeftijdsafhankelijke âgolfâ of
âwatervalâ, waarbij de jongere jaarklassen minder sterk toenamen dan
oudere. Bij schelvis bijvoorbeeld groeide de groep van de oudste vis
tussen 1939-1945 met maar liefst 1200%. De groep van jongere vis kromp
in dezelfde periode echter nog aanzienlijk met 83% en dat terwijl het
totaal aantal geslachtsrijpe dieren toenam. Oorzaken daarvoor zoeken de
wetenschappers in een afname van de aanwas door stijging van de
gemiddelde zeewatertemperatuur gedurende de oorlog, of door de hogere
visdichtheid, waarbij kannibalisme optreedt.
Figuur 2: Variatie in de leeftijdsopbouw van schelvis in de Noordelijke
Noordzee, tussen 1928 en 1958 (de gegevens zijn ten opzichte van 1939).
Na de Tweede Wereldoorlog, toen de Noordzee weer voor de commerciële
visvangst werd opengesteld, trad er een omgekeerd effect op: nu
verdwenen de grootste vissen als eerste uit het bestand. De
onderzoekers trekken een vergelijking met de menselijke demografie. Ook
daar zijn er uitgesproken veranderingen in de leeftijdsopbouw van de
bevolking mogelijk, bijvoorbeeld door veranderingen in de
gezondheidszorg. De daaruit voortvloeiende demografische verandering
leidt tot een overgang van een jeugdgedomineerde samenleving naar een
samenleving gedomineerd door ouderen.
---
Contact
Doug Beare