Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC)

DNA-varianten

Toch heel oud met risicovolle DNA-varianten

Publicatiedatum: 5 oktober 2010 | PERSBERICHT
Aandachtsgebieden: Patiënt en zorg, Research

Het aantal veelvoorkomende `risico-allelen' waar iemand drager van is, lijkt los te staan van de kans om een zeer hoge leeftijd te bereiken. Dat schrijven onderzoekers van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) in een artikel dat Proceedings of the National Academy of Science (PNAS) maandag 4 oktober 2010 online publiceerde.

Risico-allelen zijn erfelijke variaties waarvan in genoomscans is aangetoond dat ze bij dragers de kans op bepaalde ziekten, zoals hart- en vaatziekten, kanker en diabetes type 2, licht verhogen. Er komen steeds meer van zulke erfelijke variaties aan het licht. Prof. dr. Eline Slagboom en dr. Marian Beekman (afdeling Moleculaire Epidemiologie) vroegen zich af wat het dragen van zulke risico-allelen nu eigenlijk betekent. Kun je met veel risico-allelen ook oud worden? Ze vergeleken daarom het gemiddelde aantal risico-allelen van 1.702 ouderen - deels negentigjarigen uit langlevende families, deels 85-plussers uit de algemene bevolking - met die van 1.888 mensen van middelbare leeftijd.

Onbegrepen bescherming
Ouderen bleken gemiddeld evenveel risico-allelen te dragen als jongere mensen. Ook bleken mensen met een groot aantal risico-allelen heel oud te kunnen worden. Kennelijk zijn er andere erfelijke en biologische factoren die bepalen hoe oud iemand wordt, zelfs als men drager is van een groot aantal risico-allelen. Mensen die lang leven hebben waarschijnlijk nog onbekende eigenschappen en erfelijke varianten die hen tegen ziekten beschermen.

DNA-chip
De onderzoekers betrokken dertig bekende risico-allelen uit genoomscans bij hun onderzoek. "Er worden er steeds meer ontdekt maar de bijdrage aan het ziekterisico van dergelijke allelen is heel gering. Op zich zou het logisch zijn als je ook allelen vindt die die de kans op ziekte vergroten én iets over de levensverwachting zeggen, maar we verwachten dat de huidige genoomscans niet veel van zulke voorspellers zullen vinden", zeggen Slagboom en Beekman. Zelf verrichten ze in Europees verband een genoomscan in het kader van langlevendheidsonderzoek die niet op ziekte maar op overleving is gericht. "Als er nu een DNA-chip wordt aangeboden die aangeeft hoeveel veelvoorkomende risico-allelen iemand draagt, dan zal die chip op zichzelf dan ook nog geen enkele voorspellende waarde hebben voor de kans van die persoon om oud te worden", denken de onderzoekers. "Wellicht is dat wel het geval voor personen uit bepaalde risicogroepen, zoals leden van families waarin een ziekte veel voorkomt."