Gemeente Apeldoorn

Beantwoording vragen op grond van artikel 34 van het Reglement van orde van de gemeenteraad.

Vragen van de fractie van: Partij voor de Dieren

Datum vragen: 15-03-2010

Onderwerp: vergunningenbeleid voor evenementen waarbij dieren betrokken zijn

|Integrale tekst van de inleiding + vragen:                                |
|Schriftelijke vragen van de Partij voor de Dieren fractie aan het college |
|van B&W op grond van artikel 34 van het Reglement van Orde inzake het     |
|vergunningenbeleid voor evenementen waarbij dieren betrokken zijn.        |
|                                                                          |
|Apeldoorn, 15 maart 2010                                                  |
|                                                                          |
|Geacht college,                                                           |
|                                                                          |
|Op 6 maart 2010 is voor de zesde keer een paardenmarkt te Wenum-Wiesel    |
|georganiseerd. Uit het artikel "Handjeklap voor paarden en pony's"        |
|(Stentor, 8 maart 2010) blijkt dat sommige paarden er erbarmelijk bij     |
|stonden. Een citaat uit het artikel: "Alles behalve edel is Denny C. die  |
|treurig voor zich uit kijkt, terwijl over zijn lot wordt beslist.         |
|Broodmager en met een holle rug staat het Friese paard in de binnenmanege |
|van de Oranjehal". Daarnaast blijkt dat de paardenmarkt weinig bezoekers  |
|en handel trekt, vermoedelijk door de invloed van Marktplaats. Daarmee    |
|zijn paardenmarkten doorgaans niet meer dan folklore, de handel in de     |
|dieren is bijzaak. Bekend is dat paardenmarkten onnodig gesleep met dieren|
|oplevert en daarmee stress onder de dieren veroorzaakt. Bovendien staan de|
|paarden vaak urenlang vastgebonden zonder eten of drinken. U hebt op 22   |
|januari 2010 een vergunning verleend voor dit evenement. De Partij voor de|
|Dieren stelt u hierover de volgende vragen:                               |
|                                                                          |
|Is er bij de vergunningverlening aan de paardenmarkt in Wenum-Wiesel,     |
|gehouden op 6 maart 2010, rekening gehouden met het dierenwelzijn of zijn |
|hieraan eisen gesteld in de vergunning? Indien wel, op welke wijze? Indien|
|niet, is het college bereid dit in de toekomst wel te doen? Zo ja, op     |
|welke wijze?                                                              |
|Hebt u op 6 maart toezicht gehouden tijdens het genoemde evenement? Zo ja,|
|wat zijn uw bevindingen?                                                  |
|                                                                          |
|Zoals u wellicht weet, wil de Partij voor de Dieren paardenmarkten        |
|verbieden uit oogpunt van dierenwelzijn. Zolang dit nog niet gebeurt, wil |
|zij dat er meer oog is voor het dierenwelzijn. Er zijn al vele gemeenten  |
|die in hun vergunningenbeleid strikte voorwaarden hebben verbonden aan    |
|evenementen met dieren. Een voorbeeld is de gemeente Alphen aan de Rijn,  |
|die slechts onder strikte voorwaarden een vergunning heeft afgegeven voor |
|een paardenmarkt. Daarnaast controleerden de gemeente en de Stichting     |
|Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming op de dag van het evenement  |
|of alles volgens de voorwaarden verliep. Ook de gemeente Nijmegen is een  |
|goed voorbeeld. Deze gemeente attendeert de Inspectiedienst               |
|Dierenbescherming op evenementen met dieren, wanneer zij een vergunning   |
|verleent. In samenwerking met de inspectiedienst wordt het dierenwelzijn  |
|tijdens het evenement scherp in de gaten gehouden.                        |
|                                                                          |
|Is het college van mening dat het wenselijk is om paardenmarkten te       |
|verbieden?                                                                |
|Is het college van mening dat het wenselijk is om in het                  |
|vergunningenbeleid een passage op te nemen over dierenwelzijn bij         |
|evenementen met dieren?                                                   |
|Is het college van mening dat het wenselijk is om het toezicht op         |
|dierenwelzijn bij evenementen met dieren te verscherpen?                  |
|                                                                          |
|Op 2 augustus 2010 vindt er een paardenmarkt plaats in Loenen en op 18    |
|september vinden de Apeldoornse ruiter- en menkampioenschappen plaats.    |
|                                                                          |
|Heeft het college een vergunning verleend aan bovengenoemde evenementen   |
|met dieren? Indien wel, is hierbij rekening gehouden met het dierenwelzijn|
|en op welke wijze? Indien niet, hoe is het college voornemens om de       |
|vergunningverlening bij deze evenementen te behandelen?                   |
|                                                                          |
|Namens de fractie van PvdD Apeldoorn,                                     |
|                                                                          |
|Harry Voss, fractievoorzitter                                             |
|Maaike Moulijn, fractievertegenwoordiger                                  |
|Beantwoording vragen:                                                              |
|Ja, wij hebben de organisator van de paardenmarkt gewezen op de bepalingen in de | |
|Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. Dierenwelzijn is echter geen            | |
|weigeringsgrond bij de beoordeling van een aanvraag om een evenementenvergunning.| |
|                                                                                 | |
|Ja, wij hebben tijdens de paardenmarkt op 6 maart jongstleden toezicht gehouden  | |
|en men heeft zich    aan de voorwaarden van de evenementenvergunning gehouden. Er| |
|zijn overigens geen misstanden        op dit gebied geconstateerd. Echter        | |
|dierenwelzijn maakt geen deel uit van deze voorwaarden.                          | |
|Op dit moment is het voor ons niet mogelijk om paardenmarkten te verbieden.      | |
|De gemeenteraad heeft geen aanvullende regelgevende bevoegdheid om datgene wat al| |
|in de Gezondsheids- en welzijnswet voor dieren is bepaald, zelf te regelen (een  | |
|uitspraak van de Rechtbank    in Groningen d.d. 28-10-2008 laat zien dat het     | |
|welzijn van dieren als weigeringsgrond in de APV in   strijd is met een hogere   | |
|wettelijke regeling). Zoals bij punt 1 reeds aangegeven wijzen wij de            | |
|organisator wel op de bepalingen in deze wet.                                    | |
|Op dit moment zien wij geen aanleiding het toezicht te verscherpen. Ons zijn geen| |
|voorbeelden     bekend van misstanden die extra toezicht noodzakelijk maken.     | |
|Voor zowel de Apeldoornse ruiter- en menkampioenschappen als de paardenmarkt in  | |
|Loenen        hebben wij al een evenementenvergunning verleend. Beide            | |
|organisatoren hebben wij gewezen op         de Gezondheids- en welzijnswet voor  | |
|dieren.                                                                          | |
|                                                                                 | |
                                                                                | |
|                                                                                 | |
|Vragen van de fractie van: Partij voor de Dieren                                 | |
|                                                                                 | |
|Datum vragen: 05-08-2010                                                         | |
|                                                                                 | |
|Onderwerp: vergunning in verband met pony- en paardenmarkt in Loenen             | |
|Integrale tekst van de inleiding + vragen:                                       | |
|                                                                                 | |
|Schriftelijke vragen van de Partij voor de Dieren fractie aan het college van B&W| |
|op grond van artikel 34 van het Reglement van Orde inzake vergunning in verband  | |
|met pony- en paardenmarkt in Loenen.                                             | |
|                                                                                 | |
|Apeldoorn, 5 augustus 2010                                                       | |
|                                                                                 | |
|Geacht college,                                                                  | |
|                                                                                 | |
|Op 12 maart 2010 heeft de Partij voor de Dieren vragen gesteld inzake het        | |
|vergunningenbeleid voor evenementen waarbij dieren betrokken zijn, waaronder een | |
|vraag over de pony- en paardenmarkt die op 2 augustus 2010 in Loenen heeft       | |
|plaatsgevonden. Deze vragen zijn tot op heden helaas nog niet beantwoord. Wij    | |
|verzoeken u de vragen van 12 maart alsnog zo spoedig mogelijk te beantwoorden.   | |
|Als aanvulling op de vragen van 12 maart leggen wij u graag de onderstaande      | |
|vragen voor.                                                                     | |
|                                                                                 | |
|Is er bij de vergunningverlening aan de pony- en paardenmarkt in Loenen, gehouden| |
|op 2 augustus 2010, rekening gehouden met het dierenwelzijn of zijn hieraan eisen| |
|gesteld in de vergunning? Indien wel, op welke wijze? Indien niet, is het college| |
|bereid dit in de toekomst wel te doen? Zo ja, op welke wijze?                    | |
|Is in de vergunning opgenomen dat er een kleindierenmarkt mocht plaatsvinden,    | |
|waar kinderen dieren verhandelden? Zo ja, zijn hieraan ook eisen gesteld in de   | |
|vergunning? Indien niet, is het college bereid dit in de toekomst wel te doen? Zo| |
|ja, op welke wijze?                                                              | |
|Is in de vergunning opgenomen dat er niet alleen pony's en paarden, maar ook     | |
|exotische dieren als lama's verhandeld mochten worden? Zo ja, zijn hieraan ook   | |
|eisen gesteld in de vergunning?  Indien niet, is het college bereid dit in de    | |
|toekomst wel te doen? Zo ja, op welke wijze?                                     | |
|Hebt u op 2 augustus toezicht gehouden tijdens het genoemde evenement? Zo ja, wat| |
|zijn uw bevindingen?                                                             | |
|                                                                                 | |
|Namens de fractie van PvdD Apeldoorn,                                            | |
|Harry Voss, fractievoorzitter                                                    | |
|Maaike Moulijn, fractievertegenwoordiger                                         | |
|                                                                                 | |
|Beantwoording vragen:                                                            | |
|                                                                                 | |
|                                                                                 | |
|Ja, er is rekening gehouden met dierenwelzijn door de organisator te wijzen op de| |
|bepalingen van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.                       | |
|Nee, er is in de vergunning opgenomen dat er verhandeld wordt, maar niet         | |
|specifiek door kinderen. Hieraan zijn dus geen aanvullende eisen gesteld.        | |
|Nee, dit is niet specifiek opgenomen. Hier zijn geen aanvullende eisen aan       | |
|gesteld. Ook voor exotische dieren gelden de regels van de Gezondheids- en       | |
|welzijnswet voor dieren. Het college is echter niet bevoegd hier op te           | |
|controleren.                                                                     | |
|Er is inderdaad toezicht geweest door het team THOR (toezicht en handhaving      | |
|openbare ruimte) van de Publieksdienst bij dit evenement. Er zijn geen misstanden| |
|op het gebied van dierenwelzijn geconstateerd. De handhaving van en toezicht op  | |
|de GWWD ligt bij de Algemene inspectiedienst van het ministerie van LNV én de    | |
|inspecteurs van de landelijke inspectiedienst dierenbescherming (LID). In het    | |
|vervolg zullen wij zowel de AID als de LID een afschrift sturen van              | |
|evenementenvergunningen waarbij dieren betrokken zijn.                           | |
|                                                                                 | |
|Voor de volledigheid hebben wij de diverse thema's en wettelijke kaders rondom   | |
|dierenwelzijn op een rijtje gezet. Dit overzicht treft u bij de beantwoording van| |
|uw vragen aan.                                                                   | |
|                                                                                 | |
|                                                                                 | |
OVERZICHTSNOTITIE GEMEENTELIJK DIERENWELZIJNSBELEID

Inleiding
Mede door de Partij voor de Dieren staat het onderwerp dierenwelzijn in de belangstelling. Daarom is het goed een overzicht van de diverse thema's en wet- en regelgeving op dit gebied te hebben. Daarnaast heeft de Partij voor de Dieren aan het college schriftelijke vragen gesteld over vergunningenbeleid voor evenementen waarbij dieren betrokken zijn.

Thema's dierenwelzijn
Dierenwelzijn is een breed begrip. Voor de duidelijkheid volgt hierna een overzicht van diverse onderwerpen op het gebied van dierenwelzijn én de (eventuele) rol van de gemeente.

A. Gezelschapsdieren
Het blijkt dat in Nederland circa 20 miljoen dieren uit liefhebberij worden gehouden. Het gaat hier naast 3,6 miljoen katten en 1,8 miljoen honden om cavia's, konijnen, vogels etc. Bij het houden van dieren komen aspecten kijken als de opvang, de destructie van dode gezelschapsdieren, het hondenbeleid, de dierenwinkels, het houden van ongeschikte dieren, het houden van huisdieren door ouderen, de hobbydieren, het schuilstallenbeleid, gezelschap van hobbydieren en de kinder- en stadsboerderijen en hertenkampen.

Rol gemeente
A.1. Op basis van het Burgerlijk Wetboek is de gemeente verplicht de opvang en bewaring (14 dagen) van honden en katten (en overige dieren) van wie de eigenaar uit beeld is, te regelen. In de praktijk neemt het dierenasiel dit tegen een vergoeding voor zijn rekening. De afspraak met het dierenasiel is in een overeenkomst vastgelegd.

A.2. De Algemene plaatselijke verordening (APV) stelt in de artikelen 2.4.17 t/m 2.4.22 regels omtrent loslopende honden, verontreiniging, gevaarlijke en blaffende honden, houden van hinderlijke of schadelijke dieren en loslopend vee. Ook heft de gemeente hondenbelasting. Dit komt ten goede aan de aanleg en het onderhoud van de hondenuitlaatplaatsen.

A.3. De gemeente heeft kinderboerderijen waar onder andere aandacht gegeven wordt aan het omgaan met dieren.

A.4. De gemeente kan beleid op schuilstallen formuleren (denk ook aan ontheffing of wijziging van een bestemmingsplan om dergelijke stallen mogelijk te maken).

Conclusie
De gemeente vervult de rol ten aanzien van de onder A.1., A.2. en A.3. genoemde punten. De huidige bestemmingsplannen bieden al mogelijkheden tot het realiseren van schuilgelegenheden (onder A.4. genoemd).

B. Gebruik van dieren voor vermaak
Hierbij moet gedacht worden aan het vangen van varkens en acts met dieren in een circus. De Gezondheids- en welzijnswet voor dieren stelt strikte beperkingen aan de mogelijkheden om dieren te gebruiken bij evenementen en wedstrijden.

Rol gemeente
Voor het houden van evenementen met dieren is een vergunning van de gemeente nodig (Algemene plaatselijk verordening).

Conclusie
De gemeente heeft het welzijn van de dieren niet als weigeringsgrond bij de toetsing van aanvragen voor evenementenvergunningen in de APV opgenomen. Een uitspraak van de Rechtbank in Groningen d.d. 28-10-2008 laat namelijk zien dat het welzijn van dieren als weigeringsgrond in de APV in strijd is met een hogere wettelijke regeling. De gemeente wijst de organisator van een dierententoonstelling en een circus overigens wél op de bepalingen van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.

C. Dieren in nood
Het gaat hierbij om de zorg en het vervoeren van gewonde en zieke dieren. Ook het ophalen en brengen van zwerfdieren naar de dierenarts maakt hier deel van uit. Een sleutelrol is weggelegd voor de dierenambulance.

Rol gemeente
C.1. Op basis van het Burgerlijk Wetboek is de gemeente verplicht de opvang en bewaring (14 dagen) van honden en katten (en overige dieren) van wie de eigenaar uit beeld is, te regelen. Zoals onder A.1. reeds aangegeven doet het dierenasiel dit. In het verlengde hiervan zorgt het dierenasiel ook voor het vervoer naar de dierenarts of een opvang. In de praktijk neemt de dierenambulance dit voor zijn rekening. Dit is een onderdeel van de afspraak met het dierenasiel.

C.2. Voor in het wild levende dieren geldt de algemene zorgplicht. De Gezondheids- en welzijnswet voor dieren kent de bepaling dat iedere burger de plicht heeft hulpbehoevende dieren de nodige zorg te verlenen.

Conclusie
De onder C.1. genoemde rol vervult de gemeente (lees: de dierenambulance) reeds. Het gestelde onder C.2. spreekt voor zich.

D. Landbouwhuisdieren
In Nederland leven meer dan 450 miljoen landbouwhuisdieren. Dit zijn dieren die voor de productie worden gehouden. Bij dit thema kan gedacht worden aan de zogenaamde verborgen bioindustrie die zich afspeelt in kleine hokken, donkere bakken en schuren. De pelsdierenfokkerij, zoals nertsen, valt hier ook onder. Het is overigens sinds 2008 verboden om vossen en chinchilla's te fokken. Een aandachtspunt is verder de aquacultuur. Dit houdt de commerciële productie van vissen in. Dierenwelzijn maakt deel uit van landbouwontwikkelplannen waarin de intensieve veehouderij is opgenomen (reconstructiebeleid). Een algemeen bekend verschijnsel zijn de vee- en paardenmarkten. Ook worden biologische producten steeds meer onder de aandacht gebracht. Tot slot kan een gemeente planologisch sturing geven bij het al dan niet toestaan van intensieve veehouderij.

Rol gemeente
De gemeentelijk rol bestaat uit het bepalen of een intensieve veehouderij in de gemeentelijke regelgeving past, zoals een bestemmingsplan. De gemeente kan bijvoorbeeld niet-grondgebonden bedrijven (zoals "varkensflats") uitsluiten. Dat de gemeente een planologische rol heeft in de plannen rondom het vestigen van bijvoorbeeld een veemarkt is duidelijk.

Conclusie
Het welzijn van dieren wordt niet direct meegenomen in het kader van het vestigen en uitbreiden van veehouderijen bij het opstellen van een bestemmingsplan. Wel kan indirect het welzijnsbelang worden meegenomen door de landschappelijke en milieuhygiënische belangen mee te wegen. Bijvoorbeeld het tegengaan van vermesting en verzuring.

In het landbouwontwikkelingsgebied (als onderdeel van het reconstructiebeleid) stelt de gemeente voorwaarden aan de intensieve veehouderij. Zo worden er beperkingen aan de nok-/goothoogte van stallen gesteld, waardoor geen zogenaamde "varkensflats" zullen ontstaan.

E. Proefdieren
In ons land worden jaarlijks circa 600.000 dierproeven genomen. Voor het grootste deel gaat het om muizen en ratten, maar ook cavia's, konijnen, honden en apen worden gebruikt. Dierproeven zijn in principe verboden, tenzij op basis van de Wet op de dierproeven een vergunning wordt verleend. De uitvoering van deze wet ligt bij het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Rol gemeente
Geen. Ligt op rijksniveau.

F. In het wild levende dieren; jacht, beheer en overlast De Flora- en Faunawet beschermt de inheemse en uitheemse planten- en diersoorten. Hierin worden de jacht, het beheer en de schadebestrijding geregeld. De Natuurbeschermingswet regelt dit in beschermde natuurgebieden. Het beschermingskader rondom hengelen is de Vispas. Vissen in wedstrijdverband, overlastgevende dieren (o.a. stadsduiven, ganzen en kippen) en verwilderde katten zijn de resterende aspecten van dit thema. Overigens is de hengelsport door de rijksoverheid in de Visserijwet geregeld.

Rol gemeente
F.1. Als de gemeente eigenaar is van water en/of oevers kan zij het hengelen in dat water of vanaf die oever verbieden of onder bepaalde voorwaarden toestaan. Tevens kan de gemeente overgaan tot het niet verpachten van (vis)water aan hengelsportverenigingen, en kan het voorwaarden verbinden aan visevenementen. F.2. Jagen op gemeentegrond kan verboden worden.

Conclusie
De gemeente heeft beleid voor fauna (verwoord in de bekroonde nota Faunabeheer); daarbij heeft de gemeente een eigen faunabeheerder in dienst. Jagen vindt alleen plaats in het kader van het beheer. Dierenwelzijn is geen weigeringsgrond bij de beoordeling van aanvragen voor evenementenvergunningen. De gemeente verleent als grondeigenaar toestemming om te vissen. Zaken rond dierenwelzijn zijn landelijk vastgelegd in de Visserijwet en vertaald in de voorwaarden behorende bij de Vispas.

G. In het wild levende dieren; ruimtelijke ingrepen In de praktijk komen dieren in een stad of dorp in het nauw door nieuwe bedrijfsvoering, woningbouw, wegaanleg en het gebruik van bestrijdingsmiddelen.

Rol gemeente
G.1. De gemeente moet bij het opstellen van ruimtelijke plannen de regels van de Flora- en Faunawet en de Natuurbeschermingswet toepassen. Voor bepaalde diersoorten moet een ontheffing worden aangevraagd. Voor zeldzame soorten is helemaal geen vrijstelling mogelijk. Het is dan ook van belang voor de gemeente om vooraf duidelijk in beeld te hebben welke beschermde dieren er in het plangebied voorkomen. Hierbij spelen de gemeentelijke ecologen een rol.

G.2. De gemeente wijst aanvragers van een kapvergunning op de bepaling in de Flora- en Faunawet om tijdens het broedseizoen niet te kappen. De gemeente heeft in overleg met de Dierenbescherming op een locatie waar sprake is van een geconcentreerde paddentrek permanente roosters geplaatst. De gemeente betaalt en plaatst de roosters.

G.3. De gemeente kan een rol spelen in het beheer van het openbaar groen. Bijvoorbeeld door het gebruik van onkruidbestrijdingsmiddelen die niet schadelijk zijn voor bepaalde diersoorten en de aanleg van bloeiende oevers en wegranden. De gemeente kan groenstructuur-, ecologische en natuurontwikkelingsplannen opstellen.

Conclusie
De gemeente voert het gestelde onder G.1. t/m G.3. in de praktijk al uit.

Wetgeving
De belangrijkste wet- en regelgeving van de rijksoverheid op het terrein van dierenbescherming en dierenwelzijn bestaat uit de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD), de Flora- en Faunawet, de Wet op de dierproeven en de Natuurbeschermingswet.

1. Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD)
Algemene regels ter bescherming van alle dieren die door mensen gehouden worden: productiedieren, hobbydieren en gezelschapsdieren. Onder meer het verbod op onnodig pijn of letsel toebrengen en het verbod dieren de nodige verzorging te onthouden. Daarnaast bevat de GWWD voorschriften die betrekking hebben op evenementen met dieren. Denk hierbij aan circussen. Ook geeft de GWWD regels voor het slachten en het vervoeren van dieren.

De burgemeester heeft een taak in het kader van de preventie en bestrijding van besmettelijke dierziekten en maatregelen bij agressieve dieren. Ook het Honden- en Kattenbesluit maakt deel uit van de GWWD. Dit geldt voor onder andere het dierenasiel. Overigens is het kabinet voornemens om onder meer de GWWD op te laten gaan in de Wet Dieren en dierlijke producten. Dit zal een integraal kader zijn voor regels over gehouden dieren en daaraan gerelateerde onderwerpen (onder meer preventie besmettelijke dierziekten, welzijn van dieren, regels voor het fokken, biotechnologie, agressieve dieren, vleeskeuring en verboden groeibevorderaars). Het voorstel is momenteel in behandeling bij de Eerste Kamer (15 december 2009 door de Tweede Kamer aangenomen).

Uitvoering in handen van: grotendeels ministerie van LNV.

2. Flora- en Faunawet
Deze wet regelt de instandhouding van plant- en diersoorten die in het wild voorkomen én het zoveel mogelijk met rust laten ervan. De wet maakt onderscheid in jacht enerzijds en beheer en schadebestrijding anderzijds.

Uitvoering in handen van: ministerie van LNV/ provincie.

3. Wet op de dierproeven
Deze wet regelt de eisen en voorwaarden waaraan instellingen en onderzoekers moeten voldoen.

Uitvoering in handen van: ministerie van VWS.

4. Natuurbeschermingwet (Nb-wet)
De Nb-wet is gericht op de bescherming van gebieden. Deze Natura 2000 gebieden zijn beschermd op grond van de Europese Vogelrichtlijn en de Europese Habitatrichtlijn. Per gebied wordt in beheerplannen vastgelegd welke belasting toelaatbaar is. De gemeente speelt uiteraard een rol in de totstandkoming van dergelijke plannen.

Uitvoering in handen van: ministerie van LNV.

Rol handhaving (en toezicht)
Landelijk niveau
De handhaving van en het toezicht op de GWWD is in handen van de inspecteurs van de Algemene inspectiedienst (AID) van het ministerie van LNV én de inspecteurs van de landelijke inspectiedienst dierenbescherming (LID). Ook de handhaving van de Flora- en Faunawet doet de AID, net als de Natuurbeschermingswet. De handhaving van en het toezicht op de Wet op de dierproeven behoren tot de taken van de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA).

Gemeentelijk niveau
Het team van toezichthouders in de openbare ruimte (THOR/ Publieksdienst) neemt de handhaving van de regels van de APV voor honden voor zijn rekening. Het aspect dierenwelzijn is een onderdeel van de toezichtstaak van de gemeentelijk faunabeheerder (buitengewoon opsporingsambtenaar). Ook hebben de buitengewone opsporingsambtenaren van de afdeling Milieu het toezicht op de GWWD in het takenpakket. Hierbij vindt regelmatig overleg met de Dierenbescherming en de AID en LID plaats. Van evenementenvergunningen waarbij dieren betrokken zijn wordt een afschrift naar de AID en de LID gestuurd.

Samenvatting
Op rijks- en provinciaal niveau bestaat een scala aan regelgeving. Een belangrijke actuele ontwikkeling is de Wet dieren en dierlijke produkten.

De gemeente Apeldoorn heeft naast bestaande wetgeving het nodige aanvullend beleid geformuleerd. Denk aan de nota Faunabeheer, het beleid rondom de hondenuitlaatplaatsen, regels in de APV rondom de uitwerpselen van honden, het laten verzorgen van het ophalen van gewonde en zieke dieren en het opstellen van groenstructuur-, ecologische en natuurontwikkelingsplannen.

---- --