Rijksoverheid
7 oktober 2010
Kabinetsreactie Digitale Agenda voor Europa
Onderstaand doe ik u de kabinetsreactie op de Digitale Agenda voor Europa,
COM(2010) 245, toekomen.
Met brieven van 3 mei 2010 (TK 21 501!33, nr 274) en 28 mei 2010 (TK 21 501!
33, nr 278) is uw Kamer reeds geïnformeerd over de Nederlandse inzet voor de
Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie van 31 mei 2010, waar ook is
gesproken over de Digitale Agenda. In de bijlage ga ik, conform uw verzoek,
uitvoeriger in op de relatie tussen de Nederlandse prioriteiten op dit Europese
dossier en de Nationale ICT!Agenda 2008!2011.
De ICT!Agenda van dit kabinet eindigt in 2011. De Digitale Agenda voor Europa
kent een looptijd van vijf jaar. Het volgende kabinet zal daarom in zijn nationale
ICT!beleid voor de komende regeerperiode waarschijnlijk ook aangeven hoe de
Europese Digitale Agenda hierin is gepositioneerd.
Het kabinet benadrukt dat het zich, gezien zijn demissionaire status, momenteel
terughoudend opstelt in het Europese circuit. Zeker als het gaat om door de
Tweede Kamer controversieel verklaarde onderwerpen, zoals het rapport van de
parlementaire werkgroep auteursrecht.
(w.g.) Maria J.A. van der Hoeven
Minister van Economische Zaken
BIJLAGE KABINETSREACTIE OP DE DIGITALE AGENDA VOOR EUROPA
De Digitale Agenda en de nationale ICT
Agenda 2008
2011
Een Europese ICT!strategie
Het kabinet verwelkomt het uitbrengen van de Europese Digitale Agenda als
'flagship initiative' binnen Europa 2020. Hiermee positioneert de Europese
Commissie ICT en het gebruik ervan terecht als essentiële drijver voor slimme,
duurzame en inclusieve groei. Gezien het steeds groter wordende belang van
informatie! en communicatietechnologie voor zowel economie als samenleving,
zet Nederland in op maximale complementariteit en wederzijdse versterking van
deze Europese ICT!strategie en de nationale ICT!Agenda 2008!2011.
Om ervoor te zorgen dat beide agenda's elkaar goed aanvullen, wordt steeds per
onderwerp afgewogen welk niveau het meest effectief is, Europees of nationaal.
Indien dat het Europese is, is het vervolgens van belang hoe ver dergelijke
initiatieven zouden moeten gaan. Zo kan een interne markt voor digitale diensten
alleen tot stand komen via Europese afspraken, terwijl het vergroten van digitale
vaardigheden vooral op nationaal niveau gestimuleerd zal worden. Waar
opportuun streeft Nederland er daarnaast naar als voorbeeldland te fungeren en
mee te werken aan het bepalen van Europese standaarden en 'best practices'.
Als voorbeeldland wil Nederland zich blijven verbeteren op het gebied van ICT!
toepassingen. Ook is het zaak meer innovatieve (buitenlandse) ICT!bedrijven aan
te trekken. Hiertoe organiseerde EZ met de Nederlandse ICT!branche (ICT Office)
en de gemeente Amsterdam in mei 2010 ondermeer het World Congress on IT
(WCIT 2010). Op het congres, dat werd ondersteund door de Europese
Commissie, spraken een kleine drieduizend aanwezigen uit negentig landen onder
andere over energie!efficiëntie, digivaardigheden en e!government. Daar werd
ook de Verklaring van Amsterdam gepresenteerd. Er wordt nu verkend hoe
Nederland de inspirerende projecten, die van over de hele wereld zijn ingebracht
voor de Verklaring, ook nationaal kan toepassen.
In deze kabinetsreactie wordt de inzet van het kabinet per actielijn van de
Europese agenda weergegeven en daarbij vergeleken met de Nederlandse ICT!
Agenda 2008!2011. In algemene zin blijkt uit onderstaande tabel dat de
Nederlandse ICT!Agenda en de Digitale Agenda voor Europa qua prioriteiten goed
overeenkomen.
Prioriteiten ICT
Agenda 2008
2011
Actielijnen Digitale Agenda
1. eVaardigheden 6. Digitale vaardigheden
2. Elektronische dienstverlening door de
overheid
7. ICT en maatschappelijke uitdagingen
3. Interoperabiliteit en standaarden
2. Interoperabiliteit en standaarden
4. Maatschappelijke Domeinen en ICT
7. ICT en maatschappelijke uitdagingen
5. Diensteninnovatie en ICT
5. Onderzoek en innovatie
6. De ICT!basis
1. Een digitale interne markt/ 3.
Veiligheid en vertrouwen/ 4. Snel en
supersnel internet/ 5. Onderzoek en
innovatie
Nederland staat ook achter het merendeel van de in de Digitale Agenda
aangekondigde acties. Op bepaalde punten, zoals op het gebied van auteursrecht,
breedband en vooral open standaarden, heeft Nederland evenwel nog enige
opmerkingen en aanvullende wensen.
Het kabinet benadrukt dat het zich, gezien zijn demissionaire status, momenteel
terughoudend opstelt in het Europese circuit. Zeker als het gaat om door de
Tweede Kamer controversieel verklaarde onderwerpen, zoals het rapport van de
parlementaire werkgroep auteursrecht.
Nederlandse inzet
De Digitale Agenda voor Europa gaat uit van een positieve spiraal: attractieve
content en diensten vergroten de vraag naar bandbreedte, hetgeen de uitrol van
breedband stimuleert, en snellere netwerken leiden op hun beurt weer tot meer
attractieve content en diensten. De Europese Commissie identificeert echter ook
zeven obstakels voor dit zichzelf versterkende effect. De actielijnen van de
Digitale Agenda zijn er op gericht deze zeven 'probleemgebieden' aan te pakken:
1. Een digitale interne markt
De Europese Commissie stelt dat digitaal gezien er nog lang geen interne markt
is. De online markt is te versnipperd en het illegale 'aanbod' aan content is nog
vele malen groter dan het legale. De totstandkoming van een online markt wordt
nu belemmerd door het territoriale karakter van de auteursrechtlicenties. Een
online muziekdienst moet hierdoor in 27 lidstaten een licentie verwerven om in de
gehele EU actief te kunnen zijn. Nationaal ligt hier een directe link met de
kabinetsreactie op het rapport van de parlementaire werkgroep Gerkens. Het
kabinet deelt hierin de zorg van de werkgroep dat het auteursrecht onder druk is
komen te staan van de snelle digitalisering en de opkomst van internet. Hierdoor
dient een nieuwe balans gevonden te worden tussen het belang van de
rechthebbenden op bescherming van hun werken en het belang van gebruikers
om toegang te hebben tot een divers aanbod van content.
In de kabinetsreactie staat dat maatregelen om het illegale aanbod in te perken
alleen succes kunnen hebben als er tegelijkertijd een voldoende en aantrekkelijk
legaal aanbod is. Bedrijven moeten hiervoor de ruimte hebben en aangespoord
worden om nieuwe business! en distributiemodellen te ontwikkelen. Nederland is
daarom verheugd dat deze notie ook doorklinkt in de Digitale Agenda. Daarnaast
is in de kabinetsreactie verwoord dat de structuur van het collectief beheer de
belangen van de individuele rechthebbenden en de betalingsplichtigen zo efficiënt
mogelijk moet dienen. De plannen van de Europese Commissie om voorstellen uit
te werken om tot een pan!Europees licentiesysteem te komen, passen hier goed
in. Nederland meent echter ook dat dit niet ten koste mag gaan van het aanbod
van nationale cultuuruitingen uit kleinere landen en pleit dus voor het behoud van
culturele diversiteit. Daarnaast vindt Nederland dat er Europese regels moeten
komen die zorgen voor een gelijk speelveld voor collectieve beheersorganisaties.
Nederland steunt daarom het voornemen van de Commissie om te komen tot een
richtlijn die de transparantie en het toezicht voor collectieve beheersorganisaties
harmoniseert. Met betrekking tot de plannen van de Commissie om de
handhavingsrichtlijn1 te evalueren, is Nederland van oordeel dat het van belang is
dat de Commissie eerst onderzoekt waar precies de problemen liggen op het
terrein van handhaving voordat er wordt geconcludeerd dat er nieuwe regels
moeten komen.
De Digitale Agenda kondigt verder een Groenboek aan dat de kansen en
uitdagingen rondom online distributie behandelt. Nederland zou hier graag een
discussie gestart zien over het opnemen van een 'fair use'!uitzondering in de
richtlijn auteursrecht. De snelle technologische ontwikkelingen hebben
consumenten in staat gesteld om op eenvoudige wijze creatieve ideeën te
produceren, te publiceren en uit te wisselen: zogenaamde niet!commerciële user!
created content. Dit zet de bestaande, limitatieve lijst van uitzonderingen in de
richtlijn auteursrecht steeds meer onder druk. Een 'fair use'!uitzondering zou
meer flexibiliteit brengen in de manier waarop het auteursrecht kan omgaan met
de snelle technologische veranderingen op het internet.
2. Interoperabiliteit en standaarden
Het onderling digitaal kunnen communiceren (interoperabel zijn) van apparaten,
toepassingen, netwerken en mensen en organisaties met behulp van open
standaarden heeft grote voordelen. Hier valt nog veel te winnen. In het kader van
de uitvoering van het actieplan Nederland Open in Verbinding is vastgelegd dat
open standaarden voor Nederlandse overheden de norm zijn op basis van een
pas!toe!of!leg!uit regime. Binnen het actieplan is kenmerkend voor een open
standaard dat de standaard vrij beschikbaar is om te kopiëren en te gebruiken,
het auteursrecht op royalty free basis wordt uitgeoefend en dat er geen
beperkingen zijn voor (her)gebruik. Open standaarden staan tegenover gesloten
standaarden die wel (potentiële) barrières voor gebruik door anderen kennen.
Door gebruik van open standaarden worden gegevens beter uitwisselbaar en
toegankelijk. Dit vereenvoudigt de publieke dienstverlening voor bedrijven en
burgers en vermindert administratieve lasten. Doordat meerdere ICT!leveranciers
open standaarden kunnen toepassen in hun software, wordt de overheid ook
minder afhankelijk van specifieke ICT!leveranciers. Dit drukt de kosten en
bevordert concurrentie en innovatie in de softwaremarkt.
In de tekst van de Digitale Agenda wordt geen expliciete voorkeur van de
Europese Commissie vermeld voor open standaarden in vergelijking met gesloten
standaarden. Dat is teleurstellend. Temeer daar de Europese Commissie het
voornemen heeft om een nieuwe versie van een Europees
Interoperabiliteitsraamwerk uit te gaan brengen voor het verbeteren van de
digitale gegevensuitwisseling tussen overheidsdiensten in verschillende landen.
Tegelijkertijd is het bemoedigend dat de Commissie het belang erkent van normen
(standaarden) die door alle betrokken leveranciers kunnen worden toegepast, en
die bijgevolg het gevaar verminderen, dat de overheden aan een
bepaalde technologie vast komen te zitten. Het kabinet weet zich hierdoor
gesteund in haar keuze voor open standaarden bij verwerving van ICT door
overheden. Het kabinet zal zich bij de implementatie van de Digitale Agenda niet
alleen blijven inzetten voor erkenning van het belang van open standaarden voor
interoperabiliteit en leveranciersonafhankelijkheid, maar ook voor het formuleren
van een praktische strategie voor overheden om daadwerkelijk te komen tot het
versnellen van adoptie en gebruik van open standaarden. Het kabinet stelt
daarom de aanpak voor open standaarden ter beschikking aan andere lidstaten en
de Europese Commissie, met als speerpunten: een heldere omschrijving wat
onder open standaarden wordt verstaan, het opstellen van een lijst met concrete
open standaarden en praktische instrumenten voor het omgaan met open
standaarden bij het inkopen van ICT!producten en ICT!diensten door
overheidsorganisaties.
3. Veiligheid en vertrouwen
Europese burgers zullen nieuwe media alleen volledig omarmen als zij hierop
voldoende kunnen vertrouwen. Daarbij moet men zich (ook) bewust zijn van de
gevaren op het internet. Daarom moeten overheden en bedrijven zich inzetten om
cybercrime tegen te gaan, het bewustzijn te vergroten en onze ICT!systemen en
netwerken te beschermen en weerbaar te maken tegen bedreigingen en
verstoringen. Dat geldt uiteraard ook voor de Nederlandse burger. Dit is
overeenkomstig nationale initiatieven (zoals het programma Digivaardig &
Digibewust), publiek!private samenwerking voor de beschikbaarheid en
betrouwbaarheid van ICT!infrastructuren en -toepassingen of binnen het
Informatieknooppunt Cybercrime, alsmede het eind 2009 opgerichte Platform
Internetveiligheid.
De Digitale Agenda kondigt aan dat deze streeft naar een betere EU!coördinatie
ten aanzien van cyberaanvallen, en de rol van ENISA (European Network and
Information Security Agency) wil versterken. Daarnaast wil de Commissie de
netwerk! en informatiebeveiliging en bescherming van privacy versterken via
bijvoorbeeld de herziening van de data!privacy richtlijn en het tot stand komen
van een goede Europese samenwerking van Computer Emergency Response
Teams (CERTs). Nederland ondersteunt deze Europese initiatieven van harte
omdat deze de nationale inspanningen aanvullen en, zeker in het digitale tijdperk,
vertrouwen en veiligheid niet ophoudt bij de grens.
4. Snel en supersnel internet
Met snel en supersnel internet heeft Europa een solide basis voor zijn digitale
economie en maatschappij. De Digitale Agenda stelt hiervoor de volgende doelen:
(1) Basisbreedband: Alle Europeanen beschikken in 2013 over basisbreedband.
(2) Snel internet: In 2020 moeten alle Europese burgers de beschikking hebben
over een internetverbinding van minimaal 30 Mbps.
(3) Ultrasnel breedband: In 2020 moet ten minste 50% van de Europese burgers
een breedbandabonnement hebben van meer dan 100 Mbps.
Het realiseren van deze doelen is in essentie aan de markt, maar de Commissie is
van plan een Breedbandmededeling voor gezamenlijke actie op EU! en
lidstaatniveau uit te brengen. De lidstaten worden hierbij opgeroepen om
nationale breedbandstrategieën voor het behalen van deze targets te ontwikkelen.
De nadruk ligt op hoe lokale autoriteiten (gemeenten en provincies) een rol
kunnen spelen in het stimuleren van de uitrol van breedbandnetwerken.
Nederland verkeert in de gelukkige situatie dat kabel en ADSL sterk met elkaar
concurreren. Mede hierdoor is ons land internationaal koploper op het gebied van
breedband. Zoals ook in het rapport van de Taskforce Next Generation Networks
wordt aangegeven, is het echter zaak om hierdoor niet op te lopen tegen 'de wet
van de remmende voorsprong'. Het kabinet steunt de ambitie van de Europese
Commissie om Europa als geheel naar een hoger plan te tillen. In de consultatie
over de universele dienstverlening heeft Nederland dan ook aangegeven
voorstander te zijn van opname van 'functioneel toegang tot internet' als aparte
dienst. Maar dit is niet het juiste instrument om de uitrol en het gebruik van
supersnel breedband te stimuleren. Nederland is aarzelend ten aanzien van het
vaststellen van harde doelen voor supersnel breedband, zoals de 30 Mbps
doelstelling in 2020 (doelstelling 2). Dit kan marktverstorend werken. Nederland
pleit hier voor flexibiliteit, rekening houdend met de verschillende startposities
van lidstaten en de lokale situatie (aanwezige infrastructuur en marktpartijen).
Wat betreft snel en supersnel internet via de mobiele netwerken is het
noodzakelijk om voor meer ruimte voor mobiele communicatie te zorgen.
Vanwege het snel groeiende gebruik van smartphones en breedbandig mobiel
internet zijn meer frequenties nodig. Daarom wordt o.a. extra frequentieruimte in
de 800 MHz band (digitaal dividend) vrijgemaakt. Daarnaast dient voor
marktpartijen duidelijk te zijn welke frequenties voor mobiel internet en mobiel
bellen zij de komende jaren kunnen verwerven en wat daarbij de
randvoorwaarden zijn. Op deze manier wordt voor alle partijen duidelijk wanneer
en tegen welke voorwaarden ze frequenties kunnen verwerven. Ten aanzien van
de digitalisering van frequenties, en het daarbij optredende digitale dividend, is
het kabinet voorstander van coördinatie bij de ingebruikname, maar tegen een
verplichte Europese ingangsdatum.
Het volgende kabinet staat voor de uitdaging om een nationale
breedbandstrategie te formuleren die tevens antwoord geeft op de motie Vendrik !
Van der Ham. De Taskforce Next Generation Networks heeft hiervoor al
belangrijke bouwstenen aangeleverd. Dan is ook meer bekend over de
breedbandmededeling met het Europese raamwerk.
5. Onderzoek en Innovatie
De Commissie signaleert dat Europa relatief (te) weinig in ICT R&D investeert en
goede ideeën onvoldoende worden vertaald in commerciële producten. Om dit
probleem aan te pakken, zet de Digitale Agenda in op het aanjagen van private
investeringen via preconcurrentiële aanbestedingen en PPS!constructies.
Daarnaast moeten zowel de Europese als nationale middelen voor ICT R&D
substantieel worden verhoogd. Het ICT!aandeel in KP7 zou elk jaar met 20%
omhoog moeten en de Commissie appelleert aan de lidstaten dit te matchen met
een verdubbeling van hun jaarlijkse uitgaven per 2020.
Het kabinet acht ICT!onderzoek en een excellente onderzoeksinfrastructuur van
direct belang voor de in de ICT!Agenda 2008-2011 gestelde doelen.
In 2009 is SURFnet van start gegaan met het Surfnet 7 project. Dit brengt het
SURFnet netwerk naar een nog hoger niveau. SURF heeft hiervoor ¤ 32 mln uit de
Fes!gelden ontvangen. Daarnaast werkt SURF aan de organisatorische samenhang
van de nationale e!infrastructuur en beheer voor onderzoek. Met NWO werkt SURF
aan de oprichting van een e!Science Research Center. Voor het creëren van
innovatiekansen en het op peil houden van de ICT!kennisbasis heeft het kabinet
verder een reservering gemaakt van ¤ 50 mln voor het COMMIT!voorstel. Volgens
planning is een onafhankelijke internationale adviesraad ingesteld om het kabinet
hierover bindend te adviseren. Verder zal het kabinet erop toezien dat de door het
Nationaal Regieorgaan voor ICT!onderzoek en -innovatie (ICTRegie) bereikte
resultaten, zoals de ICT!Innovatieplatforms, goed verankerd worden en dat hierop
doorgepakt wordt. (TK, 2009!2010, 26643, nr 162). Tot slot verkent een door
NWO voorgezeten Taskforce de mogelijkheden voor structurele financiering van
de ICT!onderzoeksinfrastructuur.
Nederland sluit zich aan bij het streven van de Commissie om de Europese
inspanningen op dit gebied te versterken. De EU is met 500 mln inwoners in
potentie de grootste ICT!markt ter wereld, maar wordt momenteel voorbij
gestreefd door landen als de VS, Japan en de regio Zuidoost!Azië. Het voornemen
van de Commissie om de toegang tot EU!onderzoeksbudgetten 'lichter en sneller'
te maken is dan ook zeer positief te noemen en sluit aan op de Nederlandse inzet
rond de stroomlijning van het instrumentarium voor de financiering van onderzoek
en vereenvoudiging van deelnameregels voor Europese onderzoeksprojecten.
Nederland zet er ook op in dat ontwikkelde kennis daadwerkelijk leidt tot het
oplossen van maatschappelijke vraagstukken en bijdraagt aan welzijn en
welvaart door de omzetting van die kennis in innovatieve producten en diensten.
Aantrekkelijkere aanvraagprocedures, voor onder andere het mkb en talentvolle
onderzoekers, dragen hier direct aan bij. Ook het gebruik van preconcurrentiële
aanbestedingen en de in het algemeen meer vraag! en gebruikergestuurde
benadering die de Commissie voorstaat, passen volledig binnen deze visie. Ten
aanzien van de oproep aan de lidstaten om de R&D!budgetten te verdubbelen is
Nederland echter van mening dat lidstaten dit zelf dienen te bepalen.
6. Digitale vaardigheden
Op de arbeidsmarkt is effectief ICT!gebruik (vaardig én veilig) door werknemers
van groot belang voor de productiviteit en de concurrentiekracht van bedrijven.
Vaardige informatiewerkers zorgen voor innovatie, een aantrekkelijk
vestigingsklimaat voor buitenlandse bedrijven, hogere productiviteit, en dus voor
economische groei op macroniveau. Op individueel niveau zijn digitale
vaardigheden steeds vaker vereist voor een arbeidsplaats. Vaardigheid én
bewustzijn vergroten het vertrouwen in digitale diensten. De drempel om deze
diensten ook daadwerkelijk te gebruiken wordt hierdoor weggenomen. Daarmee
ligt de weg open om optimaal mee te kunnen draaien in de
informatiesamenleving. De Europese Commissie schat dat grofweg 30% van de
Europeanen nog nooit met het internet in aanraking is geweest. 10% van de
Nederlanders (1,6 miljoen) kan niet tot nauwelijks met een computer en internet
omgaan. Daarnaast blijkt dat slechts een klein deel van de Nederlandse bevolking
het volle potentieel van internet benut.
Het meerjaren programma Digivaardig & Digibewust (2009-2013) richt zich op
het op een hoger niveau brengen van de digitale vaardigheden en het digitaal
bewustzijn van verschillende doelgroepen (digibeten, ondernemers, senioren,
jongeren & hun opvoeders en professionals & bestuurders binnen de overheid).
Dit wordt uitgevoerd op basis van publiek!private samenwerking. Sinds de start
van het programma zijn in samenwerking met diverse partners verschillende
producten ontwikkeld en in gebruik genomen, zoals de website Digivaardig
Digibewust, Cyberouders, I!coach, Werkboek voor ondernemers, Willie Web Wijs
en het Internet Bootcamp. Daarnaast gaat het UWV Werkbedrijf klanten verwijzen
naar het in het kader van het programma Digivaardig en Digibewust ontwikkelde
gratis online oefenprogramma 'Klik & Tik Het internet op', waarmee basale
vaardigheden kunnen worden aangeleerd. Ook worden studenten via
maatschappelijke stages ingezet om werkzoekenden en anderen hierbij te
ondersteunen. Aanpalend is in 2008 Mediawijzer.net ingericht, een netwerk dat tot
doel heeft burgers en organisaties in Nederland mediawijs te maken.
De Digitale Agenda vermeldt dat digitale vaardigheden als prioriteit zullen worden
opgenomen in het nog uit te brengen 'New skills for new jobs flagship'. Daarnaast
wil het tools en indicatoren voor het in kaart brengen en monitoren van ICT!
competenties gaan ontwikkelen. De gewoonte om tussen lidstaten 'best practices'
uit te wisselen wordt voortgezet. Verder roept de Commissie de lidstaten op om
uiterlijk in 2011 nationaal beleid op dit gebied te implementeren.
De Europese Commissie concentreert zich hiermee op coördinatie, monitoring,
ontwikkelen van tools en het uitwisselen van best practices. Zo ondersteunt zij de
inspanningen op nationaal niveau, waar deze ook thuis horen. De lidstaten kunnen
immers zelf het beste beoordelen op welke manier welke groepen benaderd
moeten worden. In EU!verband pleit Nederland ervoor de aandacht niet alleen te
vestigen op het voorkomen van een digitale kloof, maar ook op de economische
en maatschappelijke voordelen. Het gaat dan zowel om digitale vaardigheden, als
meer hoogwaardige eSkills. Deze vallen onder te verdelen in twee categorieën:
ICT!vaardigheden van professionals die nodig zijn om te kunnen innoveren (ook
wel e!business skills) en de businessvaardigheden van ICT'ers. De Commissie
heeft in haar actieplan oog voor beide aspecten. In Nederland is de Taskforce
eSkills sinds eind 2009 bezig om te inventariseren hoe groot het eSkills!probleem
voor Nederland is, wat er al aan wordt gedaan en of er draagvlak is voor een meer
gecoördineerde publiek!private aanpak van het voorziene tekort aan werknemers
met eSkills. In een recente interimrapportage van de Europese Commissie over de
voortgang van activiteiten vermeld in de "eSkills for the 21st Century" verklaring2,
komt Nederland goed uit de bus. Dit is met name te danken aan programma's als
Digivaardig & Digibewust, die hierboven zijn beschreven. Een in opdracht van de
Nederlandse Taskforce eSkills verricht onderzoek - uitgevoerd door hetzelfde
bureau dat de genoemde interimrapportage voor de EC opleverde - wijst echter
uit dat er in de jaren tot 2015 in Nederland een groot tekort gaat ontstaan aan
mensen met deze competenties. De omvang van dat tekort is afhankelijk van het
economische groeiscenario en komt uit op tussen circa 25.000 arbeidsplaatsen bij
stagnerende economie en 42.000 arbeidsplaatsen bij sterke ICT!gedreven groei.
Wat dat tekort urgent maakt, is dat juist mensen met deze competenties nodig
zijn om innovaties door te voeren bij bedrijven, maatschappelijke organisaties en
bij de overheid. Zij zijn dus cruciaal voor vernieuwing en economische groei.
7. ICT en maatschappelijke uitdagingen
De Digitale Agenda richt zich ook op de rol van ICT bij het aangaan van
maatschappelijke uitdagingen als vergrijzing, stijgende zorgkosten,
klimaatverandering, mobiliteit of de kwaliteit van het onderwijs. In ons land is al
geruime tijd aandacht voor de inzet van ICT voor dergelijke maatschappelijke
doeleinden. Bijvoorbeeld via het programma Maatschappelijke sectoren en ICT
(M&ICT), dat erop gericht was succesvolle toepassingen op te schalen, en de
Investeringsimpuls ICT in Maatschappelijke Domeinen voor grotere innovatieve
projecten. Beide initiatieven zijn in 2010 afgerond. Europese agendering en
grensoverschrijdende samenwerking hebben hier zeker een toegevoegde waarde.
Dit sluit ook aan bij de extra aandacht die afgelopen kabinetsperiode is uitgegaan
naar de relatie tussen ICT en energie. Enerzijds zorgt het toenemende gebruik
van ICT voor een stijgende energieconsumptie en CO2!uitstoot. Anderzijds biedt
ICT grote mogelijkheden om juist efficiënter om te gaan met energie. Om het
energieverbruik van ICT zelf omlaag te brengen, is door de ICT!sector een
meerjarenafspraak ondertekend, waarin is afgesproken dat deze een reductie van
30% in het energieverbruik van ICT tussen 2005 en 2020 zal realiseren. Aan de
verbruikskant in andere sectoren kunnen slimme elektriciteitsnetwerken,
telewerken en !vergaderen, groene datacentra en slimme logistiek en vervoer
substantiële besparingen opleveren en bovendien het inpassen van duurzaam
opgewekte stroom mogelijk maken.
Vanuit Europa wordt in de mededeling van de Commissie ondermeer
aangekondigd dat zij erop toeziet dat de gemeenschappelijke meetmethode voor
het vaststellen van de CO2!footprint van de ICT!sector zelf in 2011 wordt
geïmplementeerd. Verder zal zij partnerships bevorderen tussen het ICT!
bedrijfsleven en grote energieverbruikende sectoren, om hier tot hogere energie!
efficiency te komen. Daarnaast is de Commissie van plan om de potentiële
bijdrage van slimme energienetwerken in kaart te brengen en een voorstel voor
bepaalde minimumfunctionaliteiten van dergelijke netwerken uit te werken. Deze
initiatieven vormen een goede ondersteuning van het nationale beleid.
Binnen deze doelstelling behandelt de Commissie ook de gezamenlijke
inspanningen op het gebied van de elektronische overheid, en in het bijzonder
interoperabiliteit (zie actielijn 2, Interoperabiliteit en standaarden). In de ICT!
Agenda 2008!2011 is de elektronische overheid een apart speerpunt. Hieraan is
onder andere gewerkt in het kader van het nationaal uitvoeringsprogramma
dienstverlening en e!overheid (NUP). De Europese Commissie zal dit najaar nog
een e!government actieplan uitbrengen, met specifiekere doelstellingen.
Afstemming tussen de Commissieactiviteiten en de nationale activiteiten is hierbij
geborgd.
Conclusie
De Digitale Agenda sluit op veel punten aan bij de nationale ICT!Agenda 2008!
2011. Alle prioriteiten uit de nationale agenda komen terug in de Europese
agenda. De aangekondigde acties op Europees niveau vormen veelal een welkome
aanvulling op het nationale beleid en het subsidiariteitsbeginsel wordt goed
toegepast. Alleen aangaande het auteursrecht en vooral ten aanzien van open
standaarden had Nederland meer ambitie willen zien. Bij het onderwerp
breedband lijkt de Commissie weer meer te willen sturen dan Nederland
voorstaat.
De mededeling van de Commissie bevat een paraplustrategie voor de komende
vijf jaar. De hieruit voortvloeiende acties zullen te zijner tijd op hun merites
beoordeeld moeten worden door het volgende kabinet. Het is ook aan een nieuw
kabinet om De Digitale Agenda te integreren in en te positioneren ten opzichte
van zijn ICT!beleid voor de komende regeerperiode.