Hoge Raad der Nederlanden

Mede-eigenaar aansprakelijk voor schade door opstal

Kern van de uitspraak
De mede-eigenaar van een opstal, die schade lijdt als gevolg van een gebrek van de opstal, kan de andere mede-eigenaar(s) aanspreken voor een gedeelte van de schade.

Achtergrond
Een jonge vrouw hing in de tuin bij haar woning een hangmat op aan een gemetselde pilaar. Toen zij in de hangmat lag, is de pilaar kort boven de grond afgebroken en over haar heen gevallen. Zij liep hierbij een hoge complete dwarslaesie op. Zij zal door het ongeval haar armen en benen nooit meer kunnen gebruiken en is voor de rest van haar leven rolstoelgebonden en volledig afhankelijk van de hulp van derden. De vrouw woonde ten tijde van het ongeval samen met haar partner en zij waren gezamenlijk eigenaar van de woning met de tuin waar het ongeval is gebeurd. Zij hadden een aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren afgesloten ten behoeve van hen beiden.

Wanneer een opstal een gebrek heeft waardoor schade ontstaat, is de bezitter van de opstal - dat is meestal: de eigenaar - daarvoor aansprakelijk (art. 6:174 Burgerlijk Wetboek). Als bijvoorbeeld een muur van een huis instort en schade toebrengt aan een voorbijganger of bezoeker, is de bezitter van het huis daarvoor aansprakelijk. Dit is een zogenaamde risicoaansprakelijkheid, dat wil zeggen een aansprakelijkheid die niet is gebaseerd op een mogelijk verwijt aan de bezitter. Zou de (enige) bezitter zelf schade lijden door het gebrek van de opstal, moet hij de schade zelf dragen.

In deze zaak is het de medebezitter die het slachtoffer is geworden van het gebrek in de opstal. De vraag is: moet de medebezitter de schade geheel zelf dragen of kan de ene medebezitter de andere aanspreken voor schade als gevolg van het gebrek van de opstal?

De procedure bij de rechtbank
Het slachtoffer heeft in een civiele procedure haar partner en via deze de verzekeraar aansprakelijk gesteld voor de schade. De rechtbank Den Bosch heeft op 21 januari 2009, LJN BH0728, beslist dat de vrouw haar partner als medebezitter kan aanspreken voor de schade ten gevolge van het gebrek van de opstal, ook al was zij zelf medebezitter van de woning. De aansprakelijkheid is volgens de rechtbank beperkt tot maximaal 50% van de schade, omdat de vrouw voor de helft medebezitter is van de opstal. Deze schade komt voor rekening van de aansprakelijkheidsverzekeraar.

De procedure bij de Hoge Raad
De partner van de vrouw en de verzekeraar (advocaat mw. mr. K. Teuben in Den Haag) hebben cassatieberoep bij de Hoge Raad ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Bosch. Zij vinden dat de wettelijke regeling inhoudt dat de vrouw de schade zelf moet dragen, omdat zij zelf medebezitter is van de opstal.
De vrouw (advocaten mr. E. Grabandt en mw. mr. J. Brandt in Den Haag) heeft bepleit dat het cassatieberoep van de partner en de verzekeraar moet worden verworpen. Zij heeft van haar kant ook cassatie ingesteld en bezwaar gemaakt tegen de beperking van de aansprakelijkheid tot maximaal 50% van de schade.
Op 28 mei 2010 heeft advocaat-generaal mr. J. Spier in zijn conclusie de Hoge Raad geadviseerd het cassatieberoep van de partner en de verzekeraar èn dat van de vrouw te verwerpen.

De uitspraak van de Hoge Raad
De Hoge Raad heeft beide cassatieberoepen verworpen. De beslissing van de rechtbank Den Bosch blijft dus in stand.
De wet (art. 6:174 BW) sluit aansprakelijkheid van de ene medebezitter van een gebrekkige opstal tegenover de andere niet uit. Het meest redelijk is om die aansprakelijkheid wel te aanvaarden. De gedachte achter deze wettelijke risicoaansprakelijkheid is om een benadeelde te beschermen; op een benadeelde mag niet het risico wordt afgewenteld dat niet of niet gemakkelijk kan worden vastgesteld aan wie eventueel een verwijt kan worden gemaakt voor de door het gebrek veroorzaakte schade. Die beschermingsgedachte geldt ook voor een medebezitter. Een benadeelde moet zich voor schadevergoeding kunnen wenden tot degene tot wiens vermogen de opstal behoort. Ook een benadeelde medebezitter moet dat kunnen. Bezitters van een opstal plegen zich bovendien te verzekeren tegen de risico's van hun wettelijke aansprakelijkheid; die relatief eenvoudige verzekeringsmogelijkheid was ook voor de wetgever een belangrijk argument ten gunste van de risicoaansprakelijkheid van art. 6:174 BW.
De schade moet worden gedragen door de medebezitters gezamenlijk, ieder voor zijn aandeel in de opstal. De benadeelde medebezitter moet zelf dat gedeelte van de schade dragen dat overeenkomt met zijn eigen aandeel in de opstal. De partner van de vrouw en de verzekeraar zijn hier voor maximaal 50% van de door de vrouw geleden schade aansprakelijk.

Gevolgen van de uitspraak
De uitspraak van de rechtbank Den Bosch is definitief geworden.

Dit is een samenvatting van de uitspraak van de Hoge Raad van 8 oktober 2010. Bij verschil tussen deze samenvatting en de volledige uitspraak is laatstgenoemde beslissend.

Op vrijdag 8 oktober is persraadsheer W.A.M. van Schendel van 10.00 tot 12.30 uur (via onderstaand telefoonnummer) bereikbaar voor het geven van een toelichting.

Den Haag, 8 oktober 2010
Mireille Beentjes communicatieadviseur
Tel. 070 -3611262

LJ Nummer

BM6095

Zie het origineel

Bron: Hoge Raad der Nederlanden
Datum actualiteit: 8 oktober 2010 Naar boven