Rijksoverheid
12 oktober 2010
Inspectierapport nadere vooropleidingseisen
Hierbij zend ik u het rapport 'Nadere vooropleidingseisen in het hoger onderwijs'.
Dit rapport is het resultaat van het onderzoek dat de Inspectie van het Onderwijs
in opdracht van het Ministerie van OCW heeft uitgevoerd. Dit onderzoek is in een
brief van 11 april 2008 aan de Colleges van Bestuur van de bekostigde
instellingen aangekondigd (HO/BL/2007/49994).
Er is onderzocht of de instellingen in het hoger onderwijs, bij de inschrijving voor
opleidingen voor het studiejaar 2008$2009, de relevante regelgeving met
betrekking tot de nadere vooropleidingseisen al dan niet correct toepasten. Verder
is onderzocht of er indicaties zijn die er op wijzen dat de voorlichting van
instellingen met betrekking tot de nadere vooropleidingseisen niet op orde was.
Uit het onderzoek komt naar voren dat aan veel opleidingen studenten staan
ingeschreven die op het moment van het behalen van het diploma van het
voortgezet onderwijs niet aan de vereiste profiel$ en vakeisen voldoen. Daarbij
gaat het echter om een zeer gering aantal en zeer lage percentages studenten per
opleiding en per instelling. Deze studenten met deficiënties wat betreft de profiel$
en/of vakeisen maken gebruik van de mogelijkheid die wordt geboden in art.
7.25, lid 4 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
(WHW). Het blijkt dat de instellingen waaraan studenten staan ingeschreven met
deficiënties wat betreft de profiel$ en/of vakeisen, duidelijke inschrijfprocedures
en toetsen hanteren, waardoor de correcte hantering van de voorwaarden
genoemd in art.7.25, lid 4 van de WHW (deze studenten kunnen worden
toegelaten, mits zij blijkens een onderzoek van de instelling voldoen aan met de
nadere vooropleidingseisen vergelijkbare inhoudelijke eisen) is gewaarborgd. De
informatie over nadere vooropleidingseisen blijkt vrijwel altijd eenvoudig vindbaar
en duidelijk. Kortom, de onderzoeksresultaten zijn positief en de inspectie
constateert dat er geen indicaties zijn dat wet$ en regelgeving op het gebied van
de nadere vooropleidingseisen niet correct worden toegepast of dat de
voorlichting hierover niet op orde is. Er zal geen vervolgonderzoek worden
gedaan.
De Inspectie van het Onderwijs heeft een tweetal aanbevelingen aan instellingen.
Volgens de inspectie zouden instellingen de Onderwijs$ en Examenregeling (OER)
op hun website moeten plaatsen. Omdat ik sterk hecht aan transparante studie$
informatie neem ik deze aanbeveling over. Ik raad de instellingen aan om de
Onderwijs$ en Examenregeling op de website te publiceren, voor zover dat nog
niet is gedaan. Ook stelt de inspectie voor dat instellingen regelmatig de relatie
tussen de gestelde nadere vooropleidingseisen en het studiesucces evalueren om
dit instrument zo goed mogelijk te blijven inzetten. Ik sluit mij aan bij deze
aanbeveling. Het is belangrijk dat nadere vooropleidingseisen ervoor zorgen dat
studenten de juiste voorkennis hebben, zonder dat zij ten onrechte worden
belemmerd in de studiekeuze. Het is daarom wenselijk dat de instellingen het
feitelijk effect van de nadere vooropleidingseisen regelmatig onderzoeken. Ik zal
deze aanbevelingen onder de aandacht van de instellingen brengen.
Tot slot beveelt de inspectie aan de strekking van artikel 7.25, lid 4 van de Wet
op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) te verhelderen en
dat duidelijk te communiceren. Ik neem deze aanbeveling ter harte. Ik zal de
HBO$raad en de VSNU bij brief een nadere toelichting op het artikel geven, ter
voorkoming van misverstanden. Daarnaast zullen de HBO$raad en VSNU een
afschrift van deze brief ontvangen.
de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Marja van Bijsterveldt$Vliegenthart