Rijksoverheid
Antwoord op Vragen van het lid Van der Ham (D66) over het bericht dat door bezuinigingen minder leerlingen een kans maken alsnog een diploma te halen
Kamerstuk | 13-10-2010 | OCW
2010Z13004
Vragen van het lid Van der Ham (D66) aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over
het bericht dat door bezuinigingen minder leerlingen een kans maken alsnog een diploma te halen.
(Ingezonden 16 september)
1
Kunt u aangeven hoeveel gemeenten dit jaar en volgend jaar minder besteden aan educatie? 1)
Tot 2009 ontvingen gemeenten een apart educatiebudget. Met ingang van 1 januari 2009 hebben
gemeenten voor het eerst de bijdrage voor de educatiedoelstellingen ontvangen via het
participatiebudget. Hiermee wordt het geld voor re,integratie (WWB,werkdeel), inburgering en
volwasseneneducatie gebundeld in één specifieke uitkering voor gemeenten. Met ingang van 1
januari 2010 is ¤ 50 miljoen vanuit het educatiedeel structureel herbestemd ten gunste van het
budget voor extra taal, en rekenonderwijs in het mbo. Daarnaast is door het kabinet in 2009
besloten om aanvullend ¤ 35 miljoen minder op het budget in te zetten vanaf 2011 (kamerstukken
2009,2010, 32123,VIII, nr. 2, p. 98 en 108). Dit geld is bestemd als bijdrage in het OCW,aandeel
in de rijksbrede problematiek als gevolg van de economische recessie. De resterende
educatiemiddelen zullen worden verdeeld over de basisvaardigheden (met name de bestrijding van
laaggeletterdheid), vavo, en NT2. Gezien deze bezuinigingen en de impact hiervan op de
continuïteit van het educatieonderwijs in combinatie met een aantal andere ontwikkelingen in het
mbo, heeft het kabinet in 2009 tevens besloten om de introductie van marktwerking voor
educatiemiddelen uit te stellen en de oormerking van dit budget voor educatie en de
bestedingsverplichting bij de roc's te verlengen. Gedurende deze periode zal de wettelijke taak van
roc's voor educatie gehandhaafd blijven. Ook blijven binnen het totale participatiebudget de
schotten tussen het educatiebudget en het inburgeringbudget bestaan. Dit betekent dat gemeenten
verplicht zijn om de educatiemiddelen volledig aan educatie bij roc's te besteden (en dat
inburgeringsmiddelen niet besteed mogen worden aan educatie). Daarnaast hebben zij de
mogelijkheid om middelen van het WWB,werkdeel binnen het participatiebudget te besteden aan
de inkoop van educatievoorzieningen.
In 2009 was 202 miljoen euro beschikbaar voor educatie. In 2010 is dat 150 miljoen euro en vanaf
2011 zal dat jaarlijks 115 miljoen euro zijn. Elke gemeente ontvangt een deel van dit landelijke
budget voor educatie. Gemeenten zijn verplicht om (ten minste) de middelen die zij vanuit het rijk
ontvangen voor educatie volledig te besteden aan educatie bij roc's. Daarnaast kunnen gemeenten
zelf besluiten om ook andere middelen vanuit het participatiebudget voor educatie in te zetten.
2
Hoeveel plaatsen voor leerlingen verdwijnen hierdoor in het voortgezet algemeen
volwassenonderwijs (VAVO)?
Veranderingen binnen het participatiebudget voor gemeenten hebben geen invloed op de
bekostiging van vavo voor leerlingen van het voortgezet onderwijs. In de afgelopen
kabinetsperiode heb ik het (juridisch) mogelijk gemaakt dat scholen het onderwijs aan leerlingen
die dreigen vast te lopen in het reguliere voortgezet onderwijs kunnen uitbesteden aan de vavo,
afdeling van een roc. De desbetreffende leerling blijft ingeschreven op de school voor voortgezet
onderwijs en deze school blijft ook bekostiging voor deze leerling ontvangen. De school maakt
afspraken met het roc over de middelen die worden overdragen en over het onderwijs en de
begeleiding van de leerling. De mogelijkheid voor en de bekostiging van leerlingen in het
voortgezet onderwijs om hun opleiding te volgen aan een roc blijven ongemoeid. Daar verandert
niets aan.
3
Hoeveel van deze leerlingen kunnen niet terecht in het reguliere onderwijs?
Voor elke leerling is een route in het regulier onderwijs mogelijk. Leerlingen die baat hebben bij
vavo hebben vooral behoefte aan een andere leeromgeving die scholen voor regulier voortgezet
onderwijs hun niet kan bieden. Als dat aan de orde is, hebben scholen voor regulier onderwijs de
mogelijkheid om het onderwijs aan de desbetreffende leerling uit te besteden aan een roc.
4
Hoeveel leerlingen op het VAVO behoren tot de voortijdige schoolverlaters uit het reguliere
onderwijs?
2
Leerlingen voor wie hun eigen school het onderwijs uitbesteedt aan de vavo,afdeling van een roc,
zijn geen voortijdige schoolverlaters (vsv,ers). Deze leerlingen blijven ingeschreven aan hun school
voor voortgezet onderwijs (als voltijds leerlingen voortgezet onderwijs). De reden dat het
onderwijs aan sommige leerlingen wordt uitbesteed aan een vavo,afdeling van een roc is dat het
bevoegd gezag van mening is dat desbetreffende leerling zo een grotere kans heeft een diploma te
behalen.
Leerlingen van 18 jaar en ouder die zich rechtstreeks aanmelden bij de vavo,afdeling van een roc
worden niet gezien als vsv,er.
5
Hoeveel kost het om ten minste voor deze twee categorieën leerlingen een plaats in het VAVO te
behouden?
Er kunnen in het volwassenenonderwijs 2 categorieën deelnemers worden onderscheiden:
1. meerderjarigen die zich (rechtstreeks of via hun gemeente) bij een roc hebben aangemeld;
2. 16, en 17,jarige jongeren voor wie hun school voor voortgezet onderwijs het onderwijs
uitbesteedt aan een vao,afdeling van een roc, op basis van het 'Besluit samenwerking VO,BVE'
(1 januari 2006).
Deelnemers uit de eerste categorie zijn volwassenen voor wie vavo kan worden bekostigd vanuit
het participatiebudget van hun woongemeente. Gemeenten zijn verplicht om (ten minste) het
volledige bedrag dat zij binnen het participatiebudget voor educatie ontvangen bij een roc aan
volwasseneneducatie te besteden.
Voor deelnemers uit de tweede categorie geldt dat zij ingeschreven blijven op de school voor
voortgezet onderwijs. De school blijft verantwoordelijk voor deze leerling en ontvangt reguliere
bekostiging voor deze leerling, mogelijk inclusief extra middelen voor leerwegondersteunend
onderwijs (lwoo) en voor leerlinggebonden financiering (lgf) als de leerling daarvoor in aanmerking
komt. Het roc en de school voor voortgezet onderwijs maken onderling afspraken over de middelen
voor het onderwijs en de begeleiding van de betreffende leerling die de school overdraagt aan de
vavo,afdeling van het roc.
6
Vindt u het wenselijk dat tussen gemeenten verschillen ontstaan in toegankelijkheid van het VAVO?
Gemeenten ontvangen van de rijksoverheid een participatiebudget dat ingezet kan worden voor
activiteiten die gericht zijn op het vergroten van de zelfredzaamheid van mensen in de
samenleving en de participatie op de arbeidsmarkt. Bij dergelijke activiteiten gaat het om
inburgeringstrajecten, volwasseneneducatie , re,integratietrajecten of een combinatie van deze
trajecten.
De samenstelling van de bevolking verschilt per gemeente. Met het participatiebudget worden
gemeenten in staat gesteld om te kunnen inspelen op specifieke behoeften van hun inwoners én op
regionale ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het realiseren
van een passend educatieaanbod voor volwassen inwoners binnen de gemeente dat hen
voorbereidt en op weg helpt naar een baan of naar vervolgonderwijs. Vavo maakt deel uit van dit
gemeentelijke educatieaanbod en biedt volwassenen een tweede kans om alsnog een
startkwalificatie te behalen en/of te worden toegelaten tot een vervolgopleiding. Mensen die niet
behoren tot de doelgroepen van het gemeentelijke participatiebeleid kunnen op eigen kosten vavo
volgen.
Ik realiseer mij dat de ruimte voor gemeenten om te kunnen inspelen op de lokale situatie kan
leiden tot verschillen in het educatieaanbod dat de gemeente met publieke middelen vanuit het
participatiebudget financiert.
7
Wat gaat u doen om de ongewenste effecten van verschillen tussen gemeentes op te lossen?
VNG en MBO Raad hebben over de samenwerking op het gebied van educatie samen onlangs een
handreiking opgesteld voor gemeenten en onderwijsinstellingen. Tot nu toe heeft met VNG en MBO
Raad regelmatig overleg plaatsgevonden over het participatiebudget, de educatie, de
laaggeletterdheid en de samenwerking tussen gemeenten en roc's. Het is aan het nieuwe kabinet
om te bepalen hoe zal worden omgegaan met eventuele ongewenste effecten.
1) Trouw, 15 september 2010; Korten op scholen treft drop,outs