Belgische Federale Overheid
Gezondheidsenquête 2008: vijfde rapport handelt over socio-economische
ongelijkheden
Datum: 13 oktober 2010
Het Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid heeft een vijfde
rapport uitgebracht met de resultaten van de Nationale
Gezondheidsenquête 2008.
Begin 2008 werden 6 000 gezinnen in 159 Belgische gemeenten op
toevallige wijze geselecteerd. 11 250 personen kregen zo de gelegenheid
om eventuele gezondheidsproblemen te melden.
Dit vijfde rapport heeft als titel 'Socio-economische ongelijkheden'.
Het thema ''socio-economische ongelijkheden in gezondheid' staat al
sinds de aanvang van de gezondheidsenquête (1997) centraal. In alle
rapporten die in het kader van de Gezondheidsenquête 2008 werden
gepubliceerd worden de gezondheidsindicatoren (o.a.) voorgesteld in
functie van het opleidingsniveau. Zo konden de onderzoekers al een
eerste zicht krijgen van de mogelijke sociale ongelijkheden in
gezondheid.
Socio-economische ongelijkheden in detail
In een vijfde rapport wordt deze problematiek meer in detail bestudeerd
en dit voor een selectie van gezondheidsindicatoren.
De analyses dienen een dubbel doel:
* het beschrijven van sociale ongelijkheden in gezondheid
* de evolutie in de tijd (1997-2008) van sociale ongelijkheden volgen
Enkele bevindingen op een rijtje
Ook uit het vijfde rapport blijkt dat er een uitgesproken samenhang is
tussen subjectieve gezondheid en het opleidingsniveau. Naarmate het
opleidingsniveau daalt, groeit het percentage personen dat aangeeft in
slechte subjectieve gezondheid te zijn. Deze vaststelling gebeurde al
op basis van de eerste gezondheidsenquête. Doorheen de tijd blijven de
sociale ongelijkheden hierover ongewijzigd.
Hetzelfde soort samenhang is er tussen personen die aangeven te lijden
aan een chronische aandoening en hun opleidingsniveau. Ook in dit geval
blijven de sociale ongelijkheden een constante doorheen de tijd.
Het dagelijks roken is duidelijk ongelijk verdeeld in de samenleving:
het risico om dagelijks roker te zijn, is 3,7 maal hoger bij personen
die behoren tot de laagste opleidingscategorie in vergelijking met de
hoogst opgeleiden. De resultaten tonen bovendien aan dat bij vrouwen
sociale ongelijkheden doorheen de tijd zijn toegenomen.
Voor de contacten met een huisarts konden de onderzoekers geen
indicatie voor sociale ongelijkheden vaststellen. Dit is in contrast
met de bevindingen over de contacten met een specialist: de resultaten
tonen aan dat lager geschoolden significant minder vaak dan hoger
geschoolden een beroep doen op dit type zorgverlening.
Alle socio-economische groepen in de samenleving gebruiken in dezelfde
mate voorgeschreven geneesmiddelen. Voor het gebruik van
niet-voorgeschreven geneesmiddelen kan echter een duidelijke sociale
gradiënt worden vastgesteld: naarmate het opleidingsniveau stijgt,
stijgt het percentage personen dat het gebruik van niet-voorgeschreven
geneesmiddelen meldt.
Het volgende rapport van de Gezondheidsenquête 2008 behandelt de
problematiek van de gezondheid van de ouderen en is voorzien voor
november 2010.
Raadpleeg de vijf rapporten van de Gezondheidsenquête 2008 die al
verschenen zijn.
Raadpleeg de belangrijkste resultaten van 'Rapport 5 -
Socio-economische ongelijkheden' van de Gezondheidsenquête 2008. (pdf,
22 p. - 161 kB)
Zie het origineel