Rijksoverheid


13 oktober 2010

Aanpak van de pensioenproblematiek

U vraagt mij bij brief van 21 september met kenmerk 010Z13268/2010D36019 naar aanleiding van mijn brief van 14 september jl. over de aanpak van de pensioenproblematiek welke wetswijzigingen nodig zouden zijn om de ingediende voorstellen aan te passen aan het pensioenakkoord. Hierbij voldoe ik aan dit verzoek. Ik ga daarbij uit van de elementen die aansluiten aan bij het pensioenakkoord zoals gesloten op 4 juni jl. door de sociale partners in de Stichting van de Arbeid. Het nieuwe kabinet zal de vraag moeten beantwoorden of en hoe de elementen uit het pensioenakkoord zullen leiden tot wetswijzigingen. Het pensioenakkoord doet op het gebied van de AOW de volgende voorstellen: 1. Koppeling van de verhoging van de AOW-leeftijd aan de gemiddelde resterende levensverwachting volgens een vaste methodiek 2. Flexibilisering van de AOW rondom de spilleeftijd 3. Koppeling van de AOW aan de verdiende lonen. 4. Aanpassing van arbeidspensioenen in de tweede pijler. 5. Aanpassing van het Witteve enkader. Levensverwachting Zoals ik heb aangeven in mijn brief van 14 september jl.(Kamerstukken II, 20092010, 32043, nr. 8) is het belangrijk dat de AOW-leeftijd wordt verhoogd. Hiertoe ligt bij uw Kamer reeds het wetsvoorstel verhoging AOW-leeftijd (Kamerstukken II 2009-2010, 32 247), waarin de AOW-leeftijd in 2020 naar 66 jaar wordt verhoogd en in 2025 naar 67 jaar. Het pensioenakkoord stelt hier een methodiek voor in de plaats waarbij om de vijf jaren, te beginnen in 2015, de AOW-leeftijd wordt aangepast aan de groei van de levensverwachting. Dit is een andere systematiek die naar verwachting tot 2025 niet tot een ander resultaat zal leiden. Derhalve is introductie van een koppeling van de AOW-gerechtigde leeftijd aan de levensverwachting mogelijk via een nota van wijziging op dit wetsvoorstel. De formule volgens welke deze koppeling gerealiseerd kan worden is betrekkelijk eenvoudig. Uitgangspunt is de resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd in de referentieperiode 2000-2009. Vervolgens wordt om de vijf jaren de verdere groei van de levensverwachting op 65-jarige leeftijd gepeild zoals die tien jaren na het peiljaar voorzienbaar zal zijn gestegen. Die periode van tien jaar berust op de gedachte dat een eventuele verdere verhoging op basis van de peiling, tien jaren nadien zal ingaan. Het verschil tussen de verwachting in het peiljaar t + 10 en de levensverwachting in de referentieperiode bepaalt de hoogte van de AOWleeftijd. De noodzakelijke ramingen voor de levensverwachting zouden door een onafhankelijke instantie opgesteld kunnen worden. eze methodiek laat zich vertalen in de formule: V = (L ­ Lr) ­ (P ­ Pr). Het eerste deel (L - Lr) geeft het verschil aan tussen de geraamde macro gemiddelde levensverwachting voor het aanpassingsjaar en de gemiddelde levensverwachting in de referentieperiode. Het tweede deel van de formule (P - Pr) is nodig om te vermijden dat er een dubbeling ontstaat in de verdere verhoging, met eerder gerealiseerde verhogingen. De formule biedt daarom een glijdende verschuiving die rekening houdt met eerdere aanpassingen van de AOW-gerechtigde leeftijd. Flexibilisering In het pensioenakkoord wordt de mogelijkheid voorgesteld om het AOW-pensioen eerder te laten ingaan, met daarbij een ondergrens van 65 jaar. Hierbij is relevant dat in uw Kamer reeds het wetsvoorstel flexibilisering AOW (Kamerstukken II, 2008-2009, 31 774) ligt, waarin is vastgelegd dat men vrijwillig het AOWpensioen kan uitstellen vanaf de AOW-gerechtigde leeftijd tot vijf jaar daarna. De mogelijkheid van een eerdere opname van het AOW-pensioen zou geregeld kunnen worden via een nota van wijziging op dit wetsvoorstel of via een apart wetsvoorstel. Bij eerdere opname van het AOW-pensioen zal een korting worden toegepast die de vervroeging actuarieel neutraal maakt. In het reeds ingediende wetsvoorstel is reeds een verhoging voorzien bij latere opname van de AOW. Het is mogelijk om voor het eerder én later laten ingaan van het AOW-pensioen eenzelfde systematiek te hanteren. Voorkomen moet worden dat het vrijwillig eerder opnemen van het AOW-pensioen leidt tot een beroep op de WWB. Dit kan door de voorwaarde dat men minimaal over een bepaald structureel inkomen moet beschikken op het moment dat het AOW-pensioen eerder ingaat. Daarbij kan het hanteren van een veiligheidsmarge gewenst zijn om te voorkomen dat, bijvoorbeeld door een uitblijvende indexatie, men alsnog een beroep zou moeten doen op een aanvulling vanuit de bijstand. In het wetsvoorstel flexibilisering AOW is opgenomen dat het AOW-pensioen ook in deeltijd opgenomen kan worden. Op deze manier worden mensen in staat gesteld een meer geleidelijke overgang te creëren tussen het werkende leven en het pensioen. Om dezelfde reden zou opname van de AOW in deeltijd ook mogelijk gemaakt kunnen worden voor personen die het AOW-pensioen eerder willen laten ingaan. Verdiende Lonen Sociale partners stellen voor de budgettaire gevolgen van een koppeling aan de verdiende lonen op te vangen door een geleidelijke beperking van de fiscale ouderenkortingen en de AOW-tegemoetkoming. Recent is in uw Kamer de Wet mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen aanhangig gemaakt. Deze wet vormt de AOW-tegemoetkoming om tot een koopkrachttegemoetkoming. Door een nieuw kabinet zou eventueel in dat kader bezien kunnen worden of en zo ja op welke wijze de hier bedoelde koppeling kan worden vormgegeven. Aanvullende Pensioenen Voor wat betreft de aanvullende pensioenen is een geïntegreerde benadering noodzakelijk, waarbij onderdelen v an het huidige financieel toetsingskader worden aangepast en tegelijkertijd een aantal nieuwe onderdelen aan de pensioenwetgeving worden toegevoegd. De sociale partners moeten zich hierover nog beraden. Ook moet nog overleg gevoerd worden tussen de sociale partners en het kabinet. Gezien de noodzaak van een spoedige aanpassing verdient het de voorkeur om eventuele hieruit voortvloeiende wijzigingen van de pensioenwetgeving op zo kort mogelijke termijn te realiseren, rekeninghoudend met de uitvoerbaarheid.

Witteveenkader In het wetsvoorstel verhoging AOW-leeftijd stelt het kabinet voor de richtleeftijd in het Witteveenkader per 2020 te verhogen naar 67. Over dit onderwerp vindt nog overleg plaats met sociale partners in de Stichting van de Arbeid. Ik heb u eerder laten weten dat voorafgaand aan verhoging van de pensioenleeftijd in de pensioenregelingen, een verhoging van de AOW-leeftijd noodzakelijk is. Zo wordt divergentie tussen de AOW-leeftijd en de pensioenleeftijd voorkomen. Aanpassing van de pensioenregelingen is daarom gebaat bij voortvarende behandeling van het wetvoorstel verhoging AOW-leeftijd.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J.P.H. Donner